
BOOS
Lieke Ruijmschoot van BothENDS vraagt zich af of ze misschien te vaak gedreven is door boosheid. Of zouden we ons allemaal juist wat vaker goed kwaad moeten maken?
Voor mij was het hoogtepunt van het afgelopen Oud & Nieuw feestje niet het gekeutel over het recept van de oliebollen of het gefrunnik met natgeregende vuurwerklontjes. Het hoogtepunt was voor mij dat één van de gasten, een buschauffeur, verwonderd vroeg ‘maar wat is er dan mis met biobrandstof?’.
Op zo’n moment voel ik het bijna fysiek opborrelen – de passie. Je zou zeggen dat ik midden in de kerstvakantie even niks met mijn werk te maken wil hebben, maar het tegendeel is waar. Met verve en energie weid ik uit over hoe het Europese beleid in elkaar zit en welke gevolgen dat heeft voor Oegandese boerenfamilies die steeds minder voedsel kunnen verbouwen door de oprukkende biobrandstofplantages. Ik ontsteek in een vlammend betoog, aangespoord door mijn geïnteresseerde gesprekspartner. Na enkele minuten grijpt hij naar een oliebol, en even lijkt het of hij daarbij wanhopig de blik van een andere feestganger zoekt in een poging een uitweg te creëren. Maar nee, hij keert zich naar me terug en is weer één en al oor, dus ga ik opgewonden verder.
Parallelle gedachtenstroom
Ondertussen ontstaat achterin mijn hoofd een parallelle gedachtenstroom, die terugvoert naar een ander feestje, toch zeker acht jaar geleden. Mijn broers verjaardag; een vriend met wie ik aan de praat raak, blijkt bij Douwe Egberts te werken. Ik ben toevallig de week ervoor bij een lezing over duurzame ketens geweest, waar een woordvoerster van Sara Lee, moedermaatschappij van de koffieproducent, de zaal toesprak. Ze maakte ons heel duidelijk welke prioriteit verschillende stakeholders voor Sara Lee hadden. Eerst de aandeelhouders, dan de consumenten, dan de eigen werknemers en pas dan de koffieboeren in de aanleverlanden. Dit – voor mij – choquerende gegeven douwde ik, overgoten met een flinke scheut verontwaardiging, bij mijn nieuwe kennis door de strot. Overrompeld stamelde hij dat hij alleen maar als techneut in de fabriek werkte, maar toch dramde ik nog even goed door over zijn laakbare werkgever. Later hoorde ik van mijn broer terug dat zijn vriend mij ‘erg onaardig’ had gevonden. Au. Dat kwam wel aan. Sindsdien ben ik voorzichtiger en besef ik dat passie ook kan omslaan in verbale agressie.
Keer op keer heb ik me gerealiseerd dat ik vaak gedreven ben door boosheid. Als ik me kwaad maak om onrecht, dan wil ik het van de daken schreeuwen. Schrijven en twitteren gaat vanzelf als razernij de aanleiding is. Maar het is niet altijd handig. Ik kan het verpesten van de sfeer van mening familie-evenement op mijn conto schrijven. En ook in het werk is rustig en genuanceerd blijven vaak een veel effectievere tactiek dan woest je ergernis uitstorten. Een tijd lang dacht ik dan ook dat ik mijn neiging tot boosheid maar beter kon beteugelen.
Fanatiek en uitgesproken
Totdat ik een artikel over Rosa Parks las. Je weet wel, de vermoeide zwarte Amerikaanse naaister die na een lange werkdag weigerde haar zitplaats in de bus af te staan aan een blanke medepassagier en daarmee een revolutie ontketende. Het overheersende beeld van Rosa is dat van een zachtaardige, gedweeë vrouw die al jarenlang met zich liet sollen, maar voor wie dit moment de druppel was. Uit het artikel blijkt dat het tegendeel het geval was. Rosa was niet onderdanig, maar juist altijd al fanatiek en uitgesproken. Haar weigering op te staan had ook niets met vermoeidheid te maken; ze vertikte het gewoon om ongelijk behandeld te worden.
Voor mij was de kracht van boosheid in ere hersteld. Sterker nog, ik vraag me wel eens af of we ons wel kwaad genoeg maken. Komt verandering wel op gang als we elkaar met satijnen handschoentjes en eerbiedige woorden blijven ‘wijzen op’ feiten die anderen dan ‘kunnen meenemen’? Van mij mogen we best wat vaker onomwonden zeggen waar het op staat, en waarom dat ons kwaad maakt.
Op feestjes blijf ik er natuurlijk voor waken dat het gezellig blijft… een handige stelregel is, om het in WK-stijl te zeggen: gerichte passie is goed, maar speel wel altijd op de bal, niet op de man.
Saved by the bell is zelden zo toepasselijk als bij het aftellen van de tien seconden tot de jaarwisseling. Met een zucht van opluchting worstelt de chauffeur zich van me los om degene die hem een glas champagne aanreikt het nieuwe jaar in te zoenen. Terwijl het vuurwerk knalt, dooft de opwinding in mij. Ik speel het gesprek terug in mijn hoofd. Was ik toch weer te boos?
PS. Voor de doorlezers: ook deze 12 hoogleraren roepen ons op om ‘outraged’ te zijn, en ook Jan Paul Soest vraagt zich, naar aanleiding van de als ‘te radicaal’ bestempelde actie van Urgenda af of we wel radicaal genoeg zijn.