
Water: het einde van de community approach?
Veel mensen in de wereld moeten het nog stellen zonder veilig water. Om hun toegang tot water te geven, moeten er forse investeringen gedaan worden om watersystemen aan te leggen. Maar net zo belangrijk is om er voor te zorgen, dat die voorzieningen ook de gewenste diensten leveren. Dit verhaal van SNV-deskundige Rinus van Klinken uit de Tanzaniaanse praktijk over een klein dorpje, Nyamuswa, maakt dat duidelijk. ‘Nyamuswa maakt duidelijk dat het mantra dat gemeenschappen zelf hun voorzieningen kunnen beheren aan herziening toe is.’
Nyamuswa ligt in het noordwesten van Tanzania, niet ver van het Victoriameer. Wie over de onverharde weg het dorpje binnenrijdt, ziet een typisch plattelands tafereel. Een aantal van klei gemaakte huizen met rieten daken, ook een rijtje huizen van bakstenen muren en golfplaten daken en nog een heuse villa van iemand die nu in Dar es Salaam woont. In het centrum staan de winkels, een mengeling van uit golfplaten opgetrokken kiosken en kleurige veranda’s vol kleren en snuisterijen. Samen met het rode stof, de felle zon en de geuren is het een tijdloze opname. Wie iets verder kijkt ziet de tekenen van de 21e eeuw. Een groep jongeren die aan het biljarten is, een paar tafels met kleurrijke parasols, waar krediet voor de mobiele telefoons verkocht wordt en waar je ook het geld op kunt halen wat door jongeren uit de stad naar hun ouders wordt gestuurd. En dan zijn er de brommers, de laatste jaren uitgegroeid tot het belangrijkste vervoermiddel in dit gedeelte van Afrika, bereden door in het dorp achtergebleven jongeren.
De brommers staan strategisch opgesteld, want ze wachten in het midden van het dorp waar de bussen en busjes die van verder komen, hun passagiers achterlaten. En daar, achter de brommers, staat de kraan waar dit verhaal over gaat. Want die kraan helpt te verklaren, waarom de MDG doelstelling voor water niet gehaald zal worden. Niet in Tanzania, en ook niet in andere delen van de wereld. En dat ondanks het feit, dat er grote investeringen gedaan zijn om water netwerken aan te leggen en waterputten te graven. Die investeringen zijn niet helemaal weggegooid geld, maar ze leveren niet de resultaten op die ervan gehoopt en verwacht werden.
Ondiepe putten
De bewoners halen van oudsher hun water uit ondiepe putten in de valleien, waar water zich verzamelt. In het droge seizoen droogt dat op, en moet er verder gelopen worden. Erg schoon is het water niet, omdat het ook gedeeld wordt met de koeien en geiten, en het vergt ook veel tijd. Het dorpje kreeg de eerste waterleiding in 1972. Er werd een boorgat geslagen, met een dieselpomp om het op te pompen naar een tank op een heuveltje achter het dorp. Dat was in de eerste jaren na de onafhankelijkheid van Tanzania. President Nyerere was aan het bewind, en in zijn beleid legde hij de nadruk op aanleg van sociale infrastructuur, zoals waterleidingen, schooltjes en gezondheidsvoorzieningen. In Nyamuswa kon zo de bevolking de vruchten plukken van het sociale beleid van de nog nieuwe regering. In het begin stelde de gemeente een beheerder aan en betaalde voor de diesel. Maar na een paar jaar werd dat te duur. De overheidsfinanciën konden al die claims van sociale voorzieningen niet aan, en het IMF drong er bij de regering op aan om te bezuinigen. Steeds vaker ontbrak het aan diesel en vielen de pompen stil. De mensen gingen weer op zoek naar hun oude putten.
De internationale trend volgend, ging in de tussentijd het nationale beleid om. Voor de water sector werd de leus: de regering legt de voorzieningen aan en de gemeenschap zorgt voor de operationele kosten en het onderhoud. Dus kreeg het dorp Nyamuswa bezoek in 1989 van de stafleden van het Deense ontwikkelingsprogramma HESAWA, die met de uitvoering van het nieuwe beleid waren belast. Het dorp moest een watercomité in het leven roepen, werd hen verteld.
Na een aantal vergaderingen was het zover, en kon het comité met het werk beginnen. Geld werd opgehaald, waarvan de beheerder en de diesel betaald konden worden. Het dorp had weer regelmatig water. Maar helaas ging het niet lang goed. Na drie jaar van redelijk functioneren kreeg de penningmeester een probleem. Zijn vrouw lag in het ziekenhuis en had dringend een operatie nodig. Toevallig had hij net het geld voor de watervoorziening opgehaald, dus hij kon dat wel even ‘lenen’ om het ziekenhuis te betalen. Van die afbetaling is het nooit gekomen en de pomp kwam stil te liggen.
De beschuldigingen over wat er met het geld gebeurd was gingen over en weer, maar een oplossing kwam er niet. Tien jaar zat het dorp zonder water, toen in 2002 HESAWA weer terug kwam. Ze konden de dieselpomp door een elektrische pomp vervangen, wat operationele kosten sterk zou drukken, als er een nieuw comité gekozen zou worden. Sinds die tijd is er weer water in het dorp. Toen ik anderhalf jaar geleden voor het eerst in het dorp kwam en vergaderde met het water comité, leek alles prima te gaan. Er werd geld opgehaald, er werd gepompt en er kwam water uit de kraan. Alleen was er niet genoeg water, maar dat was niet zo verbazingwekkend, want de bevolking was immers fors toegenomen in de afgelopen 40 jaar, zo werd me verteld.
Niet zo simpel
En toch was het niet zo simpel. En dat heeft dan met die kraan te maken, in het midden van het dorp, bij de brommers. De kraan wordt beheerd door John. Hij gebruikt de kraan om auto’s en brommers te wassen, wat hem goede klandizie bezorgt. Zijn bedrijfje loopt als een trein. Ook vanwege het feit dat het water zo goedkoop is voor hem. Maar elders in het dorp is het een ander verhaal. Daar klagen vrouwen over gebrek aan water, over het uren in de rij staan om een emmer bij de kraan te halen, over de onbetrouwbaarheid van de watervoorziening. Die ongelijkheid is één van de ongemakkelijke waarheden van armoede, zoals Marc Broere het eerder noemde. Maar dat wil niet zeggen dat het armoedeverhaal teruggebracht kan worden tot de exploitatie door een kleine elite van een arme meerderheid. Nyamuswa geeft aan, dat het meer is dan dat.
Inderdaad verrijkt John zich ten koste van de arme vrouwen die nu moeilijk aan hun water kunnen komen en daar ook nog eens meer voor moeten betalen. Maar het is geen bewuste exploitatie van John en zijn gelijken. Het gaat argelozer, door gebruik te maken van de mazen in de regels die het systeem biedt. Maar het betekent wel dat iedereen verliest. Omdat John c.s. onvoldoende voor hun water betalen, krijgt het comité niet genoeg geld binnen, kan daardoor de pomp niet altijd draaiende houden en het systeem onderhouden, en levert daarom slechte diensten, waar ieder onder lijdt.
Bredere discussie
De situatie in Nyamuswa illustreert een bredere discussie in de watersector. Al jaren is het credo dat de gemeenschap zijn eigen diensten moet regelen een mantra waar niet aan getornd kan worden. Voor neo-liberalen is het de beste mogelijkheid om verantwoordelijkheden (en kosten) bij de overheid weg te halen en voor NGO’s is het de ideale manier om de lokale gemeenschappen weerbaar te maken en hen te helpen het lot in eigen hand te houden. Voor ontwikkelingsdeskundigen is het aantrekkelijk, omdat het ownership aan de gemeenschap geeft.
En dat betekent meer betrokkenheid, meer verantwoordelijkheid en hopelijk meer relevantie.
Nyamuswa maakt duidelijk dat het mantra dat gemeenschappen zelf hun voorzieningen kunnen beheren aan herziening toe is. Het gemeenschapsbeheer heeft geleid tot grote hiaten in de voorziening (het netwerk heeft 10 jaar stil gelegen, van 1992 tot 2002), het bevestigt en versterkt de ongelijkheden binnen de gemeenschap (de arme vrouwen wordt het leven nog moeilijker gemaakt), en levert sterk beneden de mogelijke capaciteit. Dat wil niet zeggen dat het water comité alle schuld treft. In een recente film die over het waternetwerk in Nyamuswa gemaakt is, valt goed te zien wat sommige van de problemen zijn waar het comité tegenaan loopt. Neem het ophalen van de betalingen voor het water. Kun je het echt de penningmeester kwalijk nemen dat hij moeilijkheden heeft om inkomsten tot tweeduizend euro per maand te beheren? In het dagelijkse leven is hij boer, en mag hij blij zijn als hij voor duizend euro aan katoen kan verkopen in een heel jaar. En kun je het vrouwelijke lid van het comité kwalijk nemen dat ze het moeilijk vindt om een goed rantsoeneringsplan voor het netwerk te maken, als ze in het dagelijkse leven meer dan genoeg heeft aan het beheren van haar uitgebreide familie?
Kentering in de discussie
Er schijnt een kentering gaande te zijn in de internationale discussie. Terwijl eerder het in twijfel trekken of lokale gemeenschappen nu echt wel het meest geëigende middel zijn om duurzame watervoorzieningen te krijgen als vloeken in de kerk werd gezien, mag dat nu plotseling. Er komen steeds meer oproepen om naar alternatieven te kijken. De Nederlandse denktank, IRC, stelt het model ter discussie, terwijl het netwerk van water professionals, RWSN, ook oproept tot een discussie. Het is duidelijk dat lokale watercomités alleen de verantwoordelijkheid niet aan kunnen, en behoefte hebben aan gerichte ondersteuning. De omslag in de discussie kan natuurlijk gezien worden als een tactische zet van de neoliberale kongsi om ruimte te creëren voor de commerciële sector. Want verantwoordelijkheden terugbrengen bij de overheid kan natuurlijk niet, en als de communities het zelf niet kunnen, dan maar het bedrijfsleven erbij betrekken.
Het valt te betwijfelen, of er echt badwater weggegooid moet worden. Inderdaad, te denken dat gemeenschappen in staat gesteld kunnen worden om vrij complexe watersystemen volledig zelf te beheren, lijkt nu niet meer realistisch. Net zoals het waar is dat het utopisch is om te denken dat de overheid weer vrolijk alle systemen volledig in onderhoud kan nemen en beheren. Maar in die gebieden waar ik werk is het bedrijfsleven geen echt alternatief. Commercieel valt er niet veel eer aan te halen om een paar relatief kleine waternetwerken te beheren, daarvoor is de schaal te klein. Maar in plaats van te denken in antagonistische categorieën, alsof die ieder apart redding kunnen bieden, is het misschien beter na te denken hoe de verschillende geledingen elkaar aan kunnen vullen en samenwerken.
Een nieuw model
Daar zijn we, net als op andere plaatsen, mee bezig in Nyamuswa. Samen met het Nederlandse waterbedrijf, DUNEA, en het BoP Innovation Center uit Utrecht, gaat SNV het lokale bedrijfsleven helpen om een sociale onderneming te starten, die rurale waternetwerken kan gaan beheren, om te beginnen in Nyamuswa. Samen met de Tanzaniaanse overheid, die worstelt met de vraag hoe het beheer en onderhoud van die watersystemen verbeterd kan worden, zonder dat hen dat schaarse mankracht of middelen gaat kosten, wordt een model ontworpen.
In dat model gaat een sociale onderneming het waternetwerk beheren, speelt de overheid een ondersteunende en toezichthoudende rol en geeft het comité een stem aan de consumenten om goede watervoorzieningen te vragen. Of dat gaat lukken, is de vraag. Het zal duidelijk zijn dat de situatie niet vraagt om gemakkelijke overwinningen en simplistische resultaten. Natuurlijk vullen we in onze project formulieren getrouw de cijfertjes in. Zonder dat kan niet meer. Maar dit verhaal zal ook duidelijk gemaakt hebben dat het niet echt over nummertjes gaat.
Nyamuswa is in de laatste 40 jaar al herhaaldelijk in de statistieken voorgekomen. Eerst bij aanleg. Toen HESAWA langs kwam om het comité op te richten. En HESAWA opnieuw toen het systeem en comité gerehabiliteerd moesten worden. En nu dan weer, nu we het hele systeem op de schop zetten en een nieuw model introduceren. Dus als je naar de cijfers kijkt, is Nyamuswa al vier keer van water voorzien. Maar nog steeds hebben de mensen grote problemen met hun water te krijgen. De cijfertjes helpen hen niet. Misschien dat een andere benadering dat wel kan. We gaan het proberen.Cruciaal daarbij wordt, dat we John ervan kunnen overtuigen dat het toch beter is om voor zijn kraan in het midden van het dorp de werkelijke kosten te betalen, omdat hij dan een meer betrouwbare voorziening krijgt en iedereen in het dorp daarvan kan profiteren.
Rinus van Klinken zit al 34 jaar in het vak. Hij werkte 30 jaar voor SNV in Kenia en Tanzania. Eind vorig jaar is hij verhuisd naar Uganda waar hij nu voor SNV in de watersector werkt.