
‘Dataonderzoek vrouwen, vrede en veiligheid cruciaal voor ons werk’
Protesterende vrouwen in Liberia die de vechtende mannen om de tafel krijgen, of clan overstijgende vredesbesprekingen door vrouwenbewegingen in Sudan; de verbanden tussen vrouwen, vrede en veiligheid lijken misschien duidelijk, maar berusten vooralsnog op exemplarisch bewijs. Nikki de Zwaan van CARE wees vorige week al op het belang van onderzoek, vandaag vragen we aan senior beleidsmedewerker Sophie Kesselaar van WO=MEN wat een duik in de data ons op kan leveren.
Vooraf aan haar Master conflictstudies en mensenrechten was Sophie Kesselaar werkzaam als junior beleidsmedewerker en onderzoeker bij Buitenlandse Zaken. Nu werkt ze voor WO=MEN Dutch Gender Platform als beleidmedewerker op het thema Gender, Vrede en Veiligheid.
Ze coördineert samen met het Ministerie van Buitenlandse zaken het Nationaal Actieplan 1325 (NAP) waarmee 60 Nederlandse organisaties zich inzetten voor de uitvoering van VN Resolutie 1325 over vrouwen, vrede en veiligheid. Als expert op die thematiek hielp ze mee met de masterclass datajournalistiek van Vice Versa, Coolpolitics en Utrecht Dataschool. In deze masterclass gingen groepen studenten aan de slag met data om verhalen te maken rondom het thema ‘vrouwen in (post-)conflictgebieden’. Kesselaar vertelt over de noodzaak om vergelijkend dataonderzoek te doen, maar laat ook zien dat dat zo gemakkelijk nog niet is.
Op de website van WO=MEN staat: ‘Duurzame vrede zonder de gelijke deelname van vrouwen en mannen in vredesonderhandelingen en wederopbouw na conflict niet haalbaar’. In hoeverre wordt die claim ondersteund door feiten?
‘We beschikken vooral over heel veel anekdotisch bewijs. We verwijzen vaak naar de vrouwenbeweging in Liberia, waar ze de vechtende partijen om de tafel hebben gekregen. Ook zien we in Sudan dat vrouwenbewegingen clan en religie overstijgende vredesbesprekingen hebben gerealiseerd. Vooral op lokaal niveau zie je dat vrouwen vaak effectieve peacebuilders zijn en binnen hun gemeenschap voor stabiliteit zorgen.
Het Nederlands Nationaal Actieplan 1325 (NAP) heeft als doelstelling om vrouwelijk leiderschap en politieke participatie te bevorderen “ten behoeve van meer inclusieve, rechtvaardige en duurzame vredesprocessen”’, leest Sophie voor. ‘Genderdiversiteit draagt inderdaad bij aan meer inclusieve vredesprocessen, al heb je het dan nog niet over verschillende bevolkingsgroepen of generaties. Dat is ook van belang. Vrouwenrechten zijn ook mensenrechten, dus in die zin is het ook rechtvaardig. Vooralsnog blijkt het heel lastig om een direct verband te leggen tussen betrokkenheid van vrouwen en duurzame vrede.
We zien in de praktijk dat wanneer vrouwen deelnemen aan gesprekken hun eisen en behoeftes op tafel komen. Die zijn vaak breder dan het wegleggen van de wapens, maar gaan ook over gezondheidszorg en onderwijs. Voor vrouwen betekent vrede niet meer bang te hoeven zijn om naar de markt te gaan, voldoende eten kunnen kopen voor je familie, geen huiselijk geweld meer. Door hen te betrekken bij de onderhandelingen komen er meer sociale thema’s op de agenda, waardoor je ook werkt aan de ontwikkeling van een land, wat hopelijk effect heeft op de duurzaamheid van de vrede.
We hebben wel een heel veel exemplarisch bewijs, dus het is niet dat dit soort claims nergens op gebaseerd zijn, maar echt een soort grootschalig causaal onderzoek over het betrekken van vrouwen bij vredesonderhandelingen, de eisen die worden gesteld en de uitvoering daarvan en in hoeverre dat leidt tot een meer duurzame vrede, dat is er nog niet.’
Is er behoefte aan zulk soort onderzoek?
‘Daar is heel veel behoefte aan. Nu baseren we ons vaker op de kleinschalige onderzoeksrapporten van ngo’s, over lokale peacebuilders in land X. Die zijn niet zomaar uit de duim gezogen, maar bieden weinig basis om algemenere claims te maken. Ik denk dat het heel welkom is om wat meer uit te zoomen en puur naar de feiten te kijken.
Goed dataonderzoek naar de effecten van genderbeleid is van cruciaal belang voor de doeltreffendheid van ons werk.Hopelijk kan het ons helpen om te achterhalen of er verbanden zijn tussen vrouwen op politieke posities en vrouwenbewegingen. Hoe kijken vrouwen tegen andere vrouwen met politieke macht aan? Wat is de agenda van vrouwen van politieke macht en wat voor gevolgen heeft dat?
Waar we zelf graag onderzoek naar zouden zien is het in kaart brengen van de verschillende soorten leiderschap en participatie van vrouwen op verschillende niveaus in de publieke arena in conflictgebieden. We hebben het vaak over vrouwelijk leiderschap en politieke participatie, en daar hebben we ook een actieplan op gebaseerd. Maar waar hebben het dan eigenlijk over? Welke vormen van leiderschap? We zien vaak dat vrouwen wel op gemeenschapsniveau actief zijn en daar ook politieke functies innemen, maar steeds hoger op de ladder, vallen ze weer uit. In het maatschappelijk middenveld spelen ze vaak wel weer een rol, als leider van een ngo of burgerbeweging. Hoe komt dat?’
Wat zouden de uitkomsten van dit soort onderzoek voor invloed kunnen hebben op het werk dat jullie nu doen?
‘Met die kennis kunnen we nog veel gerichter te werk gaan en programma’s opzetten over specifieke aspecten van vrouwenparticipatie. We zouden onze programma’s van NAP 1325 onder de loep kunnen houden of juist een nieuw project opzetten om dat wat we nu misschien nog laten liggen aan te pakken. We werken nu in bijvoorbeeld Burundi en de DRC aan het beïnvloeden van de perceptie rondom vrouwelijk leiderschap. Vrouwen kunnen zich wel verkiesbaar stellen, maar er is weinig animo om op hun te stemmen, omdat ze vrouwen niet als gedegen leiders zien. Via radio en televisie proberen we aan die mentaliteitsverandering te werken. We zijn hier nog maar net mee begonnen, en we weten pas of het werkt wanneer de resultaten binnenkomen.’
Is het belangrijk dat er ter legitimering van jullie werk meer duidelijkheid komt door onderzoek?
‘Het zou mooi zijn om die discussie dat gender slechts ‘een ontwikkelingshobby’ zou zijn naast ons neer te kunnen leggen. Gender wordt vaak als een Nederlands paradepaardje bestempeld. Op basis van grondig vergelijkend dataonderzoek kunnen we laten zien dat het veel meer is dan dat. Ook wordt ons wel eens verweten dat we de Nederlandse emancipatieagenda aan anderen willen opleggen, terwijl er juist heel veel initiatieven bestaan die zijn gestart door gemeenschappen en vrouwen zelf, en die willen we ondersteunen.’
In hoeverre is die andere kijk van vrouwen op vrede gevolg van de traditionele rol die ze in veel samenlevingen hebben, en botst dit met het ideaal van vrouwenemancipatie?
‘Klopt, het verhaal van genderrollen is niet per se hetzelfde als vrouwenemancipatie of vrouwenrechten. Dit zijn verschillende processen die door elkaar heen lopen, daar loop ik ook wel eens tegenaan. Vrouwen stellen bepaalde eisen vanuit hun sociaal-culturele rol in de samenleving, en in conflictgebieden is die vaak traditioneler dan in het Westen. Misschien eisen ze wel helemaal geen 50% quota in de nieuwe regering. Toch moet hun stem moet wel gehoord worden, ondanks dat die eisen een weerspiegeling zijn van hun traditionele rol. De vraag is dan, leidt dat tot gendergelijkheid? Het feit dat die vrouwen meepraten en serieus genomen worden als onderhandelaar kan dan óók een vorm van emancipatie zijn.
Bovendien zijn er net zo goed ook heel veel mannen die werken aan genderrechtvaardigheid. Het lastige is dat je niet kunt zeggen “alle vrouwen zeggen dit en alle mannen zeggen dat”. Wel blijkt uit het bewijs dat we tot nu toe hebben dat vrouwen over het algemeen andere eisen op tafel leggen. Door verschillende rollen in de samenleving heb je andere ervaringen, andere problemen, andere verantwoordelijkheden. In principe is dat ook heel logisch.’
Hoe zit het dan wanneer vrouwen minder in die traditionele verzorgende rol vervullen, maar bijvoorbeeld meevechten in het conflict?
‘Vaak wordt er gedacht, en misschien zetten we dat beeld zelf ook wel te vaak zo neer, dat vrouwen engeltjes zijn, die alles goed doen en 1-2-3 vrede op aarde zullen bewerkstelligen. Natuurlijk is dat niet zo. We proberen bijvoorbeeld bij defensie juist duidelijk te maken dat ze zich niet te veel door hun gekleurde bril moeten laten leiden en ook oog moeten hebben voor vrouwen als strijders. Er wordt juist vaak gebruik gemaakt van vrouwen, omdat zij wél door controles komen; ze worden niet gefouilleerd omdat ze als een soort heilige Maria’s gezien worden.
Het besef dat vrouwen ook strijders zijn zorgt voor een belangrijke nuancering van de verschillende genderrollen in conflict. Vanuit deze rol dragen vrouwen echter niet bij aan duurzame vrede en veiligheid. Je ziet bijvoorbeeld dat Tanja Niemeijer in Colombia als vrouw aan de onderhandelingstafel zit, maar dan vraag ik me af; is dit dan wat we bedoelen? Nee.
We gaan er soms impliciet vanuit dat als vrouwen aan de onderhandelingstafel zitten of in het parlement, ze altijd de eisen van de vrouwenbeweging zullen noemen. Dat is helemaal niet zo. Vrouwen die politiek actief zijn behoren vaak tot de elite. Op het eerste gezicht lijken de cijfers van vrouwenparticipatie dan heel positief, maar als je beter kijkt zie je dat ze een spreekpop zijn voor een conservatieve achterban of een specifieke politieke groepering of etniciteit.’
Welke problemen voorzie je met onderzoek op basis van data?
‘Ik denk dat de organisatoren van de masterclass een van de lastigste thema’s hebben uitgekozen om te onderzoeken. Ik denk dat dataonderzoek in de ontwikkelingssector heel erg welkom is, tegelijkertijd is het lastige met genderonderwerpen dat er überhaupt gebrek is aan data om een analyse op te doen. Data wordt vaak niet genderspecifiek verzamelt, dan is het niet duidelijk of de respondent een man of een vrouw was.
Misschien kun je wel achterhalen wat er in een vredesakkoord staat, en hoeveel vrouwen er meeonderhandelden en medeondertekenden. Wat het effect daarvan is op de samenleving, dat weet je niet. In Liberia zie je bijvoorbeeld dat vrouwen hebben gepleit dat de vechtende groepen met elkaar om tafel moesten gaan zitten, maar dat ze zelf geen onderhandelaar waren en dat het vredesakkoord zelf niet per se genderrechtvaardig is. Betrokkenheid van vrouwen kan op heel veel verschillende manieren, waardoor het causale verband moeilijk is aan te tonen.
Deze thematiek kent heel veel nuancering en verschillende beleidsinterventies. Vrouwenrechten, gender, gendergelijkheid, 1325, engenderen, vrouwen als peacebuilders, emancipatie: het wordt vaak op een hoop gegooid, maar het is juist heel belangrijk om dit uit te pluizen. Wat is nu je doel? Gendergelijkheid of duurzame vrede? Of beiden? Dat zijn verschillende dingen, en voor verschillende actoren ligt het ook weer anders.’
Als het allemaal zo genuanceerd ligt, in hoeverre kun je dan nog duidelijke conclusies trekken?
‘De vraag die je stelt moet specifiek zijn. Wat is het beleid van Nederland en andere landen op het aannemen van vrouwelijk personeel? Wat is het specifieke beleid over het uitsturen van vrouwelijk personeel in NAVO missies en VN missies? Hoe werkt dat in de praktijk? En wat voor toegevoegde waarde heeft dat voor de lokale bevolking? Je moet een soort trappetje maken van vragen die logisch zijn. Je moet heel goed in het onderwerp zitten om te kijken of je stapjes kloppen. Op die manier is comparatief onderzoek met een specifieke vraagstelling, waardoor je verband tussen A, B en C kunt aantonen, heel waardevol.’