
Wil ik hier nog wel bij horen?
Het sluimerde al langer binnen de Partij van de Arbeid en kon Diederik Samsom bijna vanuit het niets nog in een recordtijd kort voor de verkiezingen een grote groep kiezers terugwinnen, de kwestie Jan Pronk maakt pijnlijk duidelijk waarom de traditionele PvdA aanhang zich steeds unheimischer voelt bij de eigen partij. Stefan Verwer, slapend lid van de PvdA, geeft een laatste advies aan de van haar eigen aanhang vervreemdende partij.
Dinsdag 28 mei 2013 zal een dag zijn die nooit meer uit de annalen van de Partij van de Arbeid zal verdwijnen. Dit keer geen klinkende overwinning van een verkiezing, zoals kort geleden op 12 september 2012 nog het geval was, toen de kersverse partijleider Diederik Samsom uit het niets zijn zwevende aanhang overtuigde om toch nog een keer op hun PvdA te stemmen. Nee, deze dag gaat de boeken in als de dag dat Jan Pronk bekendmaakte zijn lidmaatschap van de PvdA, zijn sociaaldemocratische partij, op te zeggen.
In een ingezonden brief, die hij op zijn eigen weblog publiceert, zet Pronk uiteen waarom hij zich niet meert thuis voelt bij zijn partij. Zelfs diegenen die Pronk niet goed kennen weten dat dit de ras-PvdA-er (Pronk was naar eigen zeggen al een halve eeuw lid) pijn moet doen tot in het diepst van zijn ziel. Pronk is ook niet over een nacht ijs gegaan: in zijn lange onderbouwing geeft hij aan al vanaf de start van het kabinet Rutte-Ascher zich ontheemd te voelen binnen zijn eigen partij. Een partij die als coalitiepartner de stokpaardjes van de oud-minister voor Ontwikkelingssamenwerking in snel tempo ziet afbreken: de 0,7% norm voor ontwikkelingshulp en meer recent de strafbaarstelling van illegaliteit zijn voor de oud-bewindsman een doorn in het oog. Het overboord zetten van (in zijn ogen) basisprincipes van de sociaaldemocratie, maar vooral de wijze waarop de top van de partij de discussie hierover naast zich neerlegt zijn onverkropbaar en nopen Pronk tot de ultieme daad: het opzeggen van zijn lidmaatschap.
De brief van Pronk krijgt veel bijval in de vorm van tientallen steunbetuigingen, ook van PvdA prominenten die de partij (recent) al verlaten hebben. Sommigen voelen zich in de steek gelaten, maar een enkeling daargelaten kan zich vinden in de argumentatie van Pronk. Echter minstens net zo kenmerkend voor de algehele sfeer in de partij, zijn de reacties van twee partijbaronnen. De Groningse PvdA wethouder Dig Istha schrijft als reactie op zijn twitter-account: “Nu toch maar fffe checken of Fidel beschikbaar is voor een flink lange speech bij volgende Partijcongres.” En minstens zo vilein is de tweet van het Amsterdamse deelraadslid Toon Geenen (Amsterdam Zuid-Oost), hij stuurt de tweet “opgeruimd staat netjes” de wereld in.
Nou realiseer ik me dat op het medium twitter vaak de nuance zoekraakt, maar het feit dat dergelijke tweets komen van mensen uit de top van de PvdA, is kenmerkend voor de verwijdering tussen de partij en haar traditionele sociaaldemocratische achterban. Geenen en Istha zijn ook niet de minste PvdA-ers: Geenen is voorzitter van de Jonge Socialisten, terwijl Istha zitting heeft in het landelijk partijbestuur van de PvdA.
De conclusie is snel getrokken dat in elk geval een deel van de partijtop haar verbinding met de achterban snel aan het kwijtraken is. En die partijtop verkijkt zich op de trend van de afgelopen jaren dat een groeiend deel van de traditionele PvdA achterban zich niet meer herkent in de wijze waarop de sociaaldemocratische basisprincipes van de partij worden uitgedragen of volgens sommigen zelfs worden verloochent.
Door de realpolitiek van de partij binnen de huidige coalitie lijkt de steun van de PvdA-kiezer in hun partij af te nemen, maar dieper is dat de traditionele achterban de partij de rug toekeer. Het simpelweg veranderen van het partijstandpunt op de controversiële dossiers lijkt daarbij niet meer voldoende om het tij te keren: de traditionele achterban voelt zich namelijk niet meer gehoord en heeft het gevoel dat deelname aan de interne partijdemocratie geen significante verandering kan brengen in de standpunten van hun partij: deelname aan de interne partijdemocratie wordt dan ook als overbodig of nutteloos gevoeld. De verwijdering van de traditioneel achterban kan, zonder fundamentele koerswijziging, weleens definitief zijn, zeker als een deel van de partijtop op zo’n denigrerende wijze afscheid neemt van haar coryfee.
En laat het duidelijk zijn: partijprominenten kunnen de partij verlaten: een partij ontwikkeld zich en neemt soms zelfs afscheid van oude-stopkpaardjes: dat dat kan leiden tot het vertrek van mensen die jarenlang in het hart van de partij zaten is pijnlijk, maar als een deel van de partijtop op een respectloze manier reageert, zoals Istha en Geenen hebben gereageerd op het vertrek van Jan Pronk is er sprake van een groter probleem: een partij kan koersloos zijn, maar nu lijkt de PvdA zich te vervreemden van een substantieel deel van haar achterban.
Het speelveld overziend vraag ik mij af of ook ik hier nog wel bij wil horen: moet ik het voorbeeld van Pronk, maar ook van oud-parlementariërs Godelieve van Heteren en Hillie Molenaar, volgen en mijn lidmaatschap opzeggen? Ook ik behoor tot de grote groep PvdA-kiezers, die zich pas in de laatste weken voor de tweedekamerverkiezingen door een sterk en inhoudelijk onderscheidend optreden van Samsom lieten overhalen toch nog een keer op de PvdA te stemmen. Als slapend lid van de PvdA voel ik mij geroepen om nog een keer te reageren, te pogen het tij te keren, door het plaatsen van deze brief.
Als vers lid van de PvdA organiseerde ik in 1994 een verkiezingsdebat over gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking in Arnhem: het debat werd geleid door de toenmalige minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Hij vroeg me wat het standpunt van de lokale PvdA-afdeling was in deze: Jan Pronk wist dat ik lid was en toen ik mij kritisch uitliet over zijn partij vroeg hij mij alleen maar: “Wat heb je er zelf aan gedaan?”
Moge dit een laatste poging zijn zodat ik en vele andere weifelende PvdA-leden zich nog thuis voelen in hun partij, of dat ook wij, net als Jan Pronk, met pijn in ons hart die partij voor altijd achter ons laten.
Een verkorte versie van deze brief werd op 31 mei op de opiniepagina’s van Trouw geplaatst.