
Ploumen maakt vooral veel beloftes tijdens tweede deel van het Algemeen Overleg
Minister Ploumen geeft (vooralsnog) niet toe aan de vurige wens van de oppositie om het budget van het Dutch Good Growth Fund aan te passen of deels elders te besteden. Dit liet zij donderdagavond in antwoord op vragen van de oppositie weten tijdens het Algemeen Overleg over haar beleidsnota ‘Wat de Wereld Verdient’.
Waar de minister op 16 mei al ruim vijfhonderd vragen van de commissie schriftelijk beantwoord heeft, deed zij ook donderdag veelvuldig de toezegging om in de pen te klimmen. Meest in het oog springend was ongetwijfeld de bestudering van het tempo van de uitgaven binnen het Dutch Good Growth Fund (DGGF).
Naast de eerder die dag genoemde onduidelijkheid over het doel en de besteding van het fonds, spreken Bram van Ojik (GroenLinks) en Joël Voordewind (ChristenUnie) zich in de avond (nogmaals) uit over de disbalans in de besteding. ‘Ik houd mijn hart vast als ik over de plannen hoor en lees’, benadrukt Voordewind. Volgens de ChristenUnie-woordvoerder is het plan om tussen 2014 en 2016 jaarlijks 250 miljoen te reserveren voor het DGGF heel erg ambitieus. Maar of het ook effect zal hebben is een tweede. Hij pleit dan ook voor een forse afslanking van het budget. ‘Kijk eerst eens hoe de zaken met een klein budget lopen, bijvoorbeeld tien miljoen per jaar. En onderzoek een temporisering van de besteding, of moet al het geld per se in die drie jaar besteed worden?’
Hoewel het hete hangijzer van Ploumens nota ’s middags al uitgebreid ter sprake is gekomen, blijft het ook ’s avonds de gemoederen bezig houden. Nadat Van Ojik, Voordewind en Sjoerd Sjoerdsma (D66) hun vraagtekens blijven zetten bij de besteding, verdeling en het tijdschema van het DGGF maakt Jasper van Dijk’s (SP) een round-up waarin hij stelt de indruk te krijgen dat Ploumen vooral het ideaalplaatje over het fonds blijft schetsen. Als Ploumen vervolgens op gepikeerde toon reageert is het duidelijk dat de bewindsvrouw tabak heeft van de discussie. Geprikkeld laat zij weten tureluurs te worden van vragen of het DGGF wel een oplossing biedt, er wel iemand op zit te wachten en of er wel genoeg MKB bereid is om in te stappen. ‘Ik ga niet mee in de assumptie dat het fonds overbodig is, los van feit dat het bijzonder is dat dit bedrag wordt uitgetrokken in crisistijd.’
‘Het DGGF bestaat uit leningen en garanties die we allemaal op een OS-relevante manier moeten functioneren. Er zijn veertig miljoen MKB’ers in ontwikkelingslanden die een tekort aan financiën hebben en er zijn Nederlandse MKB’ers die worstelen om te exporteren. Natuurlijk is het allemaal niet simpel, anders was het al lang bedacht. Het fonds moet iets aanvullends bieden bij wat er al is en zorgen voor een structurele additionele en duurzame werkgelegenheid en bedrijvigheid. Ook bij groepen als de missing middle (waar PvdA en CDA het belang van benadrukten, red.) en vrouwelijke ondernemers. Maar nogmaals, het geld dat beschikbaar is, is beschikbaar binnen een revolverend fonds. Het móet dus terugvloeien’, zegt Ploumen.
Wel belooft de bewindsvrouw op aanvraag van Sjoerdsma te onderzoeken op welke manier jongeren van het fonds kunnen profiteren. Ook zal zij het tempo van de besteding onder de loep nemen, een eventuele uitbreiding van de landenlijst onderzoeken en op vraag van Agnes Mulder (CDA) de commissie inlichten over de doelstelling en het punt waarop het fonds succesvol kan worden genoemd.
EPA’s
Ook op het gebied van de EPA’s meldt Ploumen zich verder in de materie te verdiepen. Tot vreugde van Van Ojik, zegt zij toe een aparte bijeenkomst over de kwestie te plannen. Met name René Leegte (VVD) en Van Ojik roeren zich. Volgens Van Ojik kleven er nog teveel mitsen en maren aan de EPA’s en is de honest broker rol die Ploumen zich op dit gebied wenst aan te meten te weinig ambitieus. ‘De minister stelt namelijk dat landen belang hebben bij de EPA’s, terwijl zij wel een lijst met negen, valide punten van zorg hebben ingediend. Als zij echt de honest broker wil spelen, dan moet ze die landen als gelijkwaardige partner behandelen en niet aan een soort bewustwordingsproces beginnen. We kunnen de EPA’s immers niet aan landen opleggen. Alhoewel ik zelfs de rol van honest broker nog te bescheiden vind; het liefst zag ik dat de minister echt positie innam’, zegt Van Ojik. ‘Ontwikkelingslanden kunnen mijns inziens het beste zelf bepalen of het voor hen voordelig is of niet, en dus ook nee zeggen tegen de EPA’s als ze er geen heil in zien.’
Volgens Leegte zijn landen natuurlijk vrij om nee te zeggen de EPA’s, maar zijn de gevolgen dan evident: ‘Akkoord gaan met de EPA’s betekent nu eenmaal meer welvaart’, aldus de VVD’er. Een uitspraak die Van Ojik verleidt tot de stelling dat minister en de VVD elkaar op dit punt ineens lijken te hebben gevonden. Wel ziet Leegte graag dat er geïnventariseerd wordt waar de problemen zitten en waar op welke manier de juiste dingen kunnen worden gedaan. Daar komt de minister tijdens de aanstaande EPA-bijeenkomst op terug. In de suggestie van Leegte om landen ook te korten op ontwikkelingshulp als zij geen EPA willen afsluiten, ziet Ploumen niets.
Belastingen
Minister Ploumen houdt, ondanks de eerdere kritiek aan haar adres, vol dat ze werk maakt van coherentie. Coherentie betekent voor haar dat landen niet met de ene hand wegnemen wat ze met de andere hand geven. Daarbij zoekt ze naar de betrokkenheid van het gehele kabinet. Zo belooft minister Ploumen om met staatssecretaris Weekers te bespreken of er een onafhankelijk onderzoek kan komen naar belastingontwijking. Verder zal zij technische assistentie verlenen aan partnerlanden bij het opzetten van belastingdiensten. Daarover zal ze binnenkort een brief sturen. De belastingverdragen met Ghana en Zambia is het ministerie aan het doorlichten en de conclusies daaruit zullen voor de zomer gereed zijn. Van Dijk hoopt echter wel dat ze daarin grote stappen zet, want volgens hem kan zij vanuit haar mandaat best bepalen dat belastingverdragen ten goede moeten komen aan ontwikkelingslanden.
Aan het adres van Bram van Ojik verzekert de minister Bram van Ojik dat ook in vrijhandelsakkoorden die niet met ontwikkelingslanden worden gesloten, zoals het vrijhandelsakkoord tussen de EU en de VS dat nu in de maak is, de belangen van ontwikkelingslanden worden meegenomen. Van Ojik maakte zich zich daar eerder die dag druk over.
Bangladesh
Een andere delicate kwestie die middag, de textielproductie in Bangladesh, noopt de minister tot het (nogmaals) uitleggen van het plan dat zij voor ogen heeft voor het zuidoost-Aziatische land, tevens een van haar stokpaardjes op het gebied van coherentie. ‘Voor de zomer komt de textielsector met een actieplan voor ketenaansprakelijkheid. Bovendien zoeken we momenteel aansluiting bij een internationaal akkoord. Maar er moet meer gebeuren. De ketens móeten duurzamer worden, maar Bangladesh heeft niet de capaciteiten om dit soort zaken zelf te regelen. Dus gaan wij ze helpen bij het opleiden van inspecteurs en het investeren in middle management in de fabrieken aldaar. Samen met Bangladesh, ILO en de industrie ga ik daarmee aan de slag. Op dit moment zitten twee kwesties transparantie in de keten in de weg. Er zijn heel erg veel richtlijnen, dus generieke duidelijkheid ontbreekt. Ook is er veel te weinig toezicht.’
Voordewind kan zich vinden in de plannen van de ministers, maar vindt het wel een detailschets. ‘Ik zoek nog naar het totaalplaatje, voorzitter’, laat hij optekenen. ‘De schoenensector zit in dezelfde landen als de textielsector. Voor elektronica geldt ook hetzelfde. Het lijkt me dus zinvoller om ons af te vragen hoe we een integrale benadering krijgen.’ Ploumen: ‘Dit is niet het eerste en enige dat Nederland doet op dit gebied. Ook heb ik regelmatig contact met de ILO-directeur en daar rapporteer ik regelmatig over.’
Van Ojik baalt van het feit dat er geen internationale regelgeving bestaat en vreest dat de plannen daardoor een vrijblijvend karakter zullen hebben. ‘Een probleem is dat er geen internationaal raamwerk bestaat. Alle dingen die we belangrijk vinden zijn niet verplichtend.’ Maar volgens Ploumen is internationale regelgeving niet wat Bangladesh op dit moment nodig heeft. ‘Dat leidt de aandacht af van wat het land nu zélf moet doen’, aldus Ploumen.
Van Ojik
Het is opnieuw van Ojik die de confrontatie zoekt met de minister als het gaat om haar visie op de bezuinigingen. ‘Voor het eerst in veertig jaar voldoen we niet meer aan onze internationale verplichtingen. Ik zie dat als een ernstige breuk met onze traditie. Wat ik van Ploumen wil weten is wat het eindbeeld is dat zij voor zich ziet. Zij bezuinigt op alle punten, behalve op noodhulp, Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten en private sector ontwikkeling. Wat is nu de evidence-based policy die de regering tot deze keuzes heeft gebracht?’
‘Omdat Nederland juist op deze drie punten het verschil kan maken’, luidt het antwoord van Ploumen. Wat betreft noodhulp en SRGR kan ze kort zijn, want ‘er is geen afname van de acute crises in de wereld’ en op het gebied van SRGR loopt Nederland internationaal voorop. Meer uitleg behoeft het thema private sector ontwikkeling – een verwarrende naam, omdat het door de oppositie keer op keer wordt uitgelegd als geld voor het bedrijfsleven. Wat het niet is, zo verduidelijkt Ploumen, omdat er onder dit budget slechts 38 % direct naar het bedrijfsleven gaat. Het thema behelst meer: ‘Als wij inzetten op een agenda voor hulp, handel en investeringen, dan is het heel belangrijk dat inclusieve groei je doel is. Daar moet dan wel een klimaat voor zijn. Juist omdat groei niet vanzelf ‘trickle down’ is, nemen wij maatregelen om bedrijven goed te kunnen laten investeren. Neem landrechten. Als internationale bedrijven zich willen vestigen in ontwikkelingslanden, dan kan dat spanningen opleveren omdat er in veel landen geen kadaster is. Dus zitten wij daarop in, zodat we de randvoorwaarden scheppen om inclusieve groei te bewerkstelligen. Ook ngo’s zijn daarbij belangrijk.’
Van Ojik laat weten niet tegen inclusieve groei te zijn, maar ziet niet direct een koppeling met armoedebestrijding. ‘In alle landen waar de groei hoog is, is de armoede niet verdwenen. Ondertussen halen wij geld weg voor armoedebestrijding en stoppen het in inclusieve groei.’ Ploumen is het daar niet mee eens: ‘Ik zet in op hulp, handel en investeringen met oog voor belangen van mensen die niet als eerste hun vinger opsteken. Groei komt niet vanzelf eerlijk tot stand, dus daar wil ik aan bijdragen’ en daarmee is voor haar de kous af.
Voordewind wijst op een vermeende tegenstrijdigheid in Ploumen haar beleid, want als zij wil inzetten op de randvoorwaarden voor inclusieve groei, zou ze niet moeten bezuinigen op goed bestuur. Hij spoort Ploumen aan deze bezuinigingen ongedaan te maken, want volgens hem heeft de minister nog wel degelijk financiële speelruimte. Volgens zijn berekeningen is er bijvoorbeeld sprake van 52 miljoen euro aan onderuitputting van het bedrijfsleveninstrumentarium en dat zou perfect elders kunnen worden ingezet. Ploumen ontkent echter dat dit het geval is, en verzekert de bezorgde Voordewind dat onder de speerpunten er nog steeds aandacht is voor goed bestuur, zoals onder het eerder genoemde budget voor private sectorontwikkeling.
Maatschappelijke organisaties
Op het gebied van maatschappelijke organisaties wil de commissie weten welke belangrijke taken Ploumen nog voor hen weggelegd ziet. Ploumen benadrukt hier de taken waar zij altijd goed in zijn geweest, lobbyen en pleitbezorgen, en de taak waar zij ze graag steeds beter in ziet worden, die van waakhond. Al is het lastig om hier meer geld voor te vinden.
Wel zegt zij, op aandringen van Marit Maij (PvdA), toe zich te verdiepen in het ‘Legal Aid Fund’. Een rechtsbijstandpotje waar het maatschappelijk middenveld gebruik van kan maken als multinationals hen omwille van hun waakhondpraktijken voor de rechter dagen.
Ook had Ploumen nieuws over een flirt met een andere aanpak van ontwikkelingssamenwerking. ‘Bij een recent werkbezoek aan China heb ik bovendien met de Chinese bewindspersoon van handel de mogelijkheid van een trilaterale samenwerking besproken. Hierbij slaan Nederland en China de handen ineen en helpen zij een ontwikkelingsland dat, onder voorwaarde van China, zelf aangeeft graag hulp te willen ontvangen. Zoals we weten doen de Chinezen dat al jaren zo.’
Tropenmuseum niet Ploumen’s taak
Aan het eind van de avond volgt nog een korte hartenkreet van Van Dijk over het voortbestaan van het Tropenmuseum, die vraagt over er niet bekeken kan worden wat de beste manier is om het museum van de ondergang te redden. Nadat Ploumen aangaf dat het structureel financieren van het museum ‘geen taak is die past binnen dit ministerie’, vroeg Van Dijk of de kwestie dan kan aankaarten bij haar collega minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Waarna de minister zegt dat zij gaat kijken hoe zij tegemoet kan komen aan die vraag.
Kees van der Staaij (SGP) heeft meer succes met zijn pleidooi voor de bevordering van (lager) beroepsonderwijs. ‘Ik zeg heel graag toe dat ik er bestedingen toe ga rekenen’, vertelt Ploumen hem en de rest van de commissie.
De antwoorden van de minister op de vragen van de Kamerleden zijn vaak kort, desalniettemin is er te weinig tijd voor een Tweede Termijn. Wegens Ploumen haar drukke agenda probeert de voorzitter deze nog om negen uur ’s avonds aan het overleg vast te plakken, maar dit stuit op zoveel weerstand van de Kamerleden, dat zij eisen dat er op de een of andere manier toch een gaatje in Ploumen haar overvolle agenda moet worden gevonden. De Tweede Termijn wordt daarom doorgeschoven naar een nader te bepalen datum in de komende twee weken.