Algemeen Overleg: bijdrage Coalitie van Migrantenorganisaties Migratie en Ontwikkeling in de Eerste Termijn

Ook de Coalitie van Migrantenorganisaties Migratie en Ontwikkeling doet een beetje mee in het Algemeen Overleg dat straks zal beginnen.  Voor Vice Versa kropen zij in de huid van een OS-woordvoerder en schreven zij een 15-minuut durende speech voor in de Eerste Termijn van het Algemeen Overleg.

Mevrouw de Voorzitter,

Drie belangrijke ambities heeft dit kabinet voor de mensen die leven van minder dan 2 dollar per dag. Naast het uitbannen van armoede wordt ook gestreefd naar duurzame en inclusieve groei en dit alles moet leiden tot succesvolle ondernemingen van eigen bodem.

Daarmee presenteert het kabinet het leidende concept van de internationale samenwerking en de hulpverlening voor de komende vier jaar. Zijn de ambities, vooral de kwantitatieve, haalbaar? In de beantwoording van 394 pagina’s heeft de regering getracht soms onze twijfels weg te nemen, soms die ook nog open te laten, te delen en te bevestigen. Wij zijn de minister en haar ambtenaren zeer erkentelijk voor de intensiteit en de ernst waarmee zij de 541 schriftelijke vragen heeft beantwoord.

Met instemming lezen wij dat de minister de rol van migrantenorganisaties bij ontwikkelingssamenwerking erkend. En beschouwen dit als een impliciete uitnodiging om aan tafel mee te praten over de uitvoering van haar voorgenomen beleid. Want zoals zij zelf ook toegeeft, veel zaken behoeven nadere uitwerking. Ook begroeten wij de steun voor organisaties in het Zuiden. En daarmee kunnen zij veel beter en effectiever bijdragen aan versterking van het maatschappelijk middenveld. Zij worden daardoor veel minder afhankelijk van hun donoren. En dat is een goede zaak.

Wij hebben niet alleen lofprijzingen maar ook twijfels en vragen, zoals uit deze bijdrage zal blijken.

Mevrouw de voorzitter,

‘Terugblikken op vijftig jaar hulp en samenwerking is nodig om je beleid voor de toekomst te bepalen. Hoe heeft het hulpbeleid zich ontwikkeld, wat werd bereikt en werd niet bereikt, waar staan we nu en hoe gaan wij verder in de 21e eeuw.’ Dat schreef toenmalige minister Eveline  Herfkens in 1999, ter gelegenheid van 50 jaar Nederlandse  ontwikkelingssamenwerking. Nu 14 jaar later, 64 jaar ontwikkelingssamenwerking zegt de huidige minister: ‘Ik ben de eerste minister in de geschiedenis die dat ook echt gaat doen. Jarenlang is erover gesproken, jarenlang had iedereen de mond vol van coherentie, jarenlang gebeurde er te weinig. Dit kabinet durft wel een nieuwe weg in te slaan.’ Een uitspraak om vooral haar hervormingsgezindheid te karakteriseren.

Maar de feiten wijzen toch anders uit. Geen nieuwe weg maar wel een andere richting.

Voor het eerst in 64 jaar geraakt ontwikkelingssamenwerking in een neerwaartse spiraal. De leider van de sociaaldemocratie sprak keer op keer van onfatsoen. Fatsoen kun je uitruilen,  om erger te voorkomen lijkt de redenering van Samson.

Mevrouw de voorzitter,

Uitruilen is het nieuwe adagium van dit kabinet. Want dit kabinet gaat nog veel verder met uitruilen. Strafbaarstelling van hen die hier niet mogen verblijven wordt uitgeruild tegen het Kinderpardon. En dit wordt ook ongegeneerd humaan beleid genoemd. De coalitie van migrantenorganisaties, maken zich zorgen over het normen en waarden gehalte van dit kabinet. Bij burgerschap, al dan niet mondiaal wordt je geleerd aan afspraken te houden. Terecht houdt Nederland haar collega lidstaten voor zich te houden aan de 3% norm. Wijzigen van deze afspraak betekent nieuwe onderhandelingen. Of zoals Samson het zo duidelijk uitdrukt. ‘Ik heb mijn woord gegeven aan de VVD en daar houd ik mij aan.’ Ook dat is het kabinetstandpunt.

Wij zijn dan ook benieuwd naar de uitleg van de minister over het volgende:  Nederland ging de verbintenis aan om tegen 2015 0,7% van het BNP aan ontwikkelingssamenwerking te besteden. Maar deze afspraak wordt geschonden. Om de simpele reden dat er bezuinigd moet worden. Hoe komt het dat wij in de afgelopen 64 jaar vele hele en halve crisissen hebben overleefd, zonder daarbij de rekening neer te leggen bij de armste en verworpenen van deze wereld. Graag vernemen wij een reactie van minister hierover?

Schenden van afspraken is niet alleen onfatsoenlijk. Het getuigt ook niet van lef. Want al die miljoenen mensen onder de armoede grens en daar net boven hebben geen vuist en geen stem in Nederland. En daarbij hoort ook zelfkritiek. De Civil Society is stil, muisstil,  de MFS2 organisaties zijn niet in staat haar draagvlak te mobiliseren en lijken te zijn verworden tot ondernemers in ontwikkelingssamenwerking.

Essentieel bij het verbreken van internationale beloften en afspraken is de geloofwaardigheid. Het kabinet is bijvoorbeeld voornemens om ‘in alle handelsverdragen afspraken te maken waarin beide partijen de naleving van de fundamentele normen van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) herbevestigen. Het gaat hierbij om de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de daadwerkelijke erkenning van het recht op collectieve onderhandelingen, de uitbanning van alle vormen van dwangarbeid of verplichte arbeid, de daadwerkelijke afschaffing van kinderarbeid en de uitbanning van discriminatie met betrekking tot werk en beroep. Hierbij geven de partijen aan dat ze hun normen op dit vlak niet zullen verlagen ten behoeve van het stimuleren van handel of investeringen.’ Met welk overtuigingskracht denkt het kabinet ‘anderen’ te overtuigen? Heeft de minister wel voldoende geloofwaardigheid en overtuigingskracht om ‘andere’ landen en spelers op het internationale vlak te overreden om hernieuwde afspraken te maken? Welke garanties biedt het kabinet dat zij zich wel aan de afspraak houden?

Dit is maar een voorbeeld, maar dit geldt nog meer voor de afspraken die de minister in Europees verband wenst te gaan maken.

Mevrouw de Voorzitter,

Wij lopen nu een beperkt aantal pijlers langs.

Het kabinet zet hoog in. Het idee van beleidscoherentie binnen OS is niet nieuw: al in 1997 besloot de EU te streven naar coherentie van economisch- en ontwikkelingsbeleid zoals geformuleerd in het  in het Verdrag van Amsterdam. En tenminste drie voorgangers van haar: Jan Pronk, Eveline Herfkens en Agnes van Ardenne hebben hun tanden in dit dossier stuk gebeten. Het is een niet te onderschatten opdracht.

Wij beschouwen coherentie als de doelstellingen en resultaten van het ontwikkelingsbeleid niet tegengewerkt worden door het beleid van andere departementen, Europese regelgeving en bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Maar dit is niet voldoende, het gaat ook om effecten, impact van beleid, wetgeving en maatregelen voor de ontwikkelingslanden zelf.

Deze pijler is niet nieuw en zeker geen resultaat van een hervormingsagenda. Daarvoor ontbreekt de nodige onderbouwing en visie. De vraag rijst dan ook waarom het kabinet het uitgevoerd beleid inzake Coherentie en Handel niet heeft geëvalueerd? Is de minister vooralsnog bereid dit te doen? Terecht dat het kabinet mogelijkheden ziet op het snijvlak van hulp en handel. En dat met name het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid nader zal worden doorgelicht. Ook lezen wij met instemming dat het kabinet kiest voor verdere afbouw van handel verstorende subsidies en worden bilaterale belastingverdragen met ontwikkelingslanden onderzocht op onbedoelde effecten voor deze landen.

De minister zegt toe te streven naar het ontwikkelen van indicatoren en een monitoringsmechanisme, zodat de voortgang van beleidscoherentie kan worden gemeten. Een noodzakelijke voorwaarde voor de ambities, maar niet voldoende. Ook haar toezegging om  ‘alle belangen zorgvuldig af te wegen, met duurzame en inclusieve groei als leidend principe’, is niet voldoende. Want wat doet de  minister wanneer de handel niet in overeenstemming is met ontwikkeling, of wanneer handelsbelangen conflicteren met de ILO en rechten van arbeiders, kinderrechten etc. Daarover dient de minister helderheid in te geven.

En om dit punt af te ronden vragen wij de of de minister bereid is het voorbeeld van onze buurland België te volgen om beleidscoherentie een wettelijke grondslag te geven? Het versterkt haar positie in het kabinet, het geheel wordt transparanter en wij krijgen ook meer zicht op de gevolgen van coherentie op de andere beleidsterreinen en de ontwikkelingslanden zelf. Wij vernemen graag een reactie van de minister.

Mevrouw de voorzitter,

De coalitie van migrantenorganisaties spreekt haar zorgen uit, dat het beleid van deze regering steeds minder gaat over armoedebestrijding en steeds meer over economische groei. Aan enige nationaal-populisme geen gebrek. Het gaat om onze belangen en het versterken van onze economische positie. Het woord internationale solidariteit is uit het vocabulaire verdwenen.

De minister heeft in haar schriftelijke beantwoording duidelijk gemaakt dat nog veel details nader moet worden ingevuld. De rol van het bedrijfsleven in de nota is substantieel, maar enige visie op de rol van het bedrijfsleven ontbreekt. Sociaal ondernemerschap wordt niet genoemd. En als het gaat om de informele sector waar het grootste deel van de ‘armen’ hun brood verdienen, krijgt al helemaal geen aandacht. En daar ligt juist de grootste uitdaging en winst te behalen.

De rol van MKB Nederland in ontwikkelingslanden wordt overschat. Zij heeft beperkte toegang tot de informele en primaire sector. Juist in deze twee sectoren biedt dit kansen en uitdagingen voor MFO (MFS2) en Migrantenorganisaties. Zij onderhouden goede contacten en hebben toegang tot deze sectoren. Is de minister bereid om deze suggesties op te nemen in haar beleid.

De vraag wat precies de ontwikkelingsrelevante schaal en impact van het werk van MKB Nederland is een andere vraag dat antwoord verdient. Graag vernemen wij een reactie van de minister.

Ook op het gebied van migratie speelt coherentie een rol. In de koers die dit kabinet kiest, ligt de focus van het migratiebeleid voornamelijk op de gevolgen voor Nederland en wordt weinig gekeken naar de kansen die migratie biedt voor ontwikkeling. Het kabinet is voornamelijk geïnteresseerd in het tot Nederland toelaten van hoogopgeleid personeel uit ontwikkelingslanden, wat leidt tot een braindrain. Juist lager opgeleide migranten moeten een kans krijgen om zich hier te ontwikkelen, zodat de positieve gevolgen daar later merkbaar zijn.

In het eindrapport van de werkgroep Effectiviteit en coherentie van ontwikkelingssamenwerking (interdepartementaal beleidsonderzoek): ‘Een belangrijk argument voor het bestaan van positieve effecten bij liberalisatie van de internationale arbeidsmarkten, is af te leiden uit de grote verschillen die er bestaan in de lonen tussen landen: waar goederen soms een factor 2 in prijs verschillen, kunnen lonen een factor 10 of meer verschillen. Dit veroorzaakt ook grote verschillen in winstgevendheid van bedrijven bij gelijke technologie en vormt daarmee voor veel bedrijven ‘de’ stimulans om in ontwikkelingslanden te investeren. Echter, bij het ontbreken van een minimale fysieke en organisatorische infrastructuur is migratie soms een winstgevender optie. Recente onderzoeken naar effecten van migratie laten eerder een positief dan een negatief beeld zien voor het zendende land. De voorwaarde geldt echter wel dat een beleid gevoerd wordt dat een productieve besteding van de geldzendingen van migranten mogelijk maakt.’

Terecht stelt de minister dat remittances privégelden betreffen. ‘overheidsinmenging in de besteding van deze ‘remittances’ wordt daarom als onwenselijk beschouwd, maar de overheid kan wel gunstige randvoorwaarden scheppen.’ Remittances is niet per definitief ontwikkelingsrelevant. Maar het getuigt van weinig hervormingsgezindheid om niet te investeren in een beleid dat gericht is om remittances te koppelen aan publieke middelen ten behoeve van inclusieve groei en armoede bestrijding. Mogen wij de minister verwijzen naar overheidsinitiatieven van Groot-Britannie en Frankrijk. Is de minister bereid om hierover in dialoog te gaan met de migrantenorganisaties. Ook bekend is met het migranteninitiatief van het Diaspora Business Centre (DBC) om een specifieke fonds hiervoor op te richten. Participatie van de minister in deze fonds levert winst-winst-winst op. Het draagt bij aan positieve waardering van burgerschap van migranten in Nederland, sociaal ondernemerschap in de landen van herkomst en het maatschappelijk draagvlak.

Mevrouw de voorzitter,

Wij zijn bijzonder erkentelijk voor bij de beantwoording dat Migrantenorganisaties worden vanwege hun kennis van landen van herkomst en ontwikkelingssamenwerking nauw betrokken bij de beleidsdialoog en de uitvoering van beleid. Uit de consultatiebijeenkomst van 14 mei jl. van Migratie en Ontwikkeling van uw ministerie in samenwerking met ondergetekenden, is aangedrongen om de betrokkenheid van migrantenorganisaties niet te beperken tot het thema Migratie en Ontwikkeling, maar juist bij het algemeen beleid van Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Wij wachten een uitnodiging met positieve instemming tegemoet.

Een tweede suggestie op de 14 mei bijeenkomst is om een expertise poule van migranten op te richten die analoog aan PUM, structureel ingezet gaat worden op verzoeken van partners in het Zuiden, waar hun expertise gewenst is. Is de minister bereid hier met ons mee te denken? De minister stelt vervolgens vast dat het starten van een onderneming in het land van herkomst die bijdraagt aan de werkgelegenheid en economische ontwikkeling. Door dit oordeel op te nemen in de nadere uitwerking van haar beleid, zou naar onze overtuiging bijdragen aan een ‘hervormingsagenda’ die dit kabinet ambieert. Is de minister hiertoe bereid?

Mevrouw de voorzitter,

Ondanks de vele lofprijzingen over de rol van migranten bij haar beleid, kunnen wij niet aan de indruk ontkomen dat het beleid weinig bescherming biedt aan de positie van arbeidsmigranten. Zo spreekt de minister over de ILO Conventie 189, dat Nederland geen partij is bij deze internationale verdragen. Maar het staat het kabinet vrij om de verplichtingen die hieruit voortvloeien tot haar beleid te maken.

Teleurstellend is dat het kabinet de International Convention on the Protection of the Rights of all Migrants Workers niet wenst te steunen, omdat onvoldoende wordt gedifferentieerd tussen rechten van legale migranten en illegale migranten alsmede tussen migranten en hun familieleden. Wel onderkent Nederland dat de fundamentele mensenrechten van alle migranten moeten worden beschermd. Betekent dit dat ‘illegale migrantworkers’ rechteloos zijn? Graag vernemen wij van de minister een nadere onderbouwing van dit standpunt.

Het kabinet zet ontwikkelingssamenwerking in om ongedocumenteerden terug te zenden. Het kabinet is bekend met ons standpunt hierover. Is de minister ook bereid om de Dutch Good Growth Fund ook toegankelijk te maken voor bijvoorbeeld een pilotproject om ‘terugkeer’ te koppelen aan werkgelegenheid in (sociale) ondernemingen in de landen van herkomst? Is de minister met ons van mening dat bij een goede aanpak dit kan leiden tot win-win situatie.

‘Het maatschappelijk middenveld is betrokken bij de vormgeving van het Fonds en zal bij de uitvoering ook een ‘watchdog rol’ gaan vervullen waar het gaat om belangrijke uitgangspunten als ontwikkelingsrelevantie en maatschappelijk verantwoord ondernemen.’ Dit is een goed voornemen en de coalitie van migrantenorganisaties zijn bereid haar verantwoordelijkheid hierin te nemen. Ook krijgt uw beleid steun bij de formering van strategische partnerschappen. Een uitnodiging zien wij dan ook op korte termijn tegemoet.

Mevrouw de voorzitter,

We zijn beland bij onze slotopmerking of eigenlijk gaat het meer om een voorstel. Het is ons bekend hoezeer het kabinet hecht aan maatschappelijk en politiek draagvlak. Wij hebben kennisgenomen van een sociaal akkoord, woonakkoord en een zorgakkoord. Allemaal resultanten van overleg, onderhandeling en invoeling. Het typische Nederlandse poldermodel werkt. Er is nog veel te doen rond uw beleidsnota. Veel zaken blijven nog onbeantwoord of verdient nadere studie en overleg. Het zou passen in uw ambitie om dit beleid daadwerkelijk te hervormen en te moderniseren, door het maatschappelijk draagvlak mede verantwoordelijk te maken voor de uitvoering van beleid. En daarvoor is een Solidariteitsakkoord nodig van kabinet en vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers, MFS2, Migrantenorganisaties, kenniscentra etc.

Mevrouw de voorzitter,

Wij dagen de minister deze stap te maken. Diaspora for Development (DfD), Transnational Migrant Platform (TMP) en Dutch Consortium Migrant Organizations (DCMO) zijn hiertoe bereid.

 

Auteur
Selma Zijlstra

Datum:
23 mei 2013
Categorieën: