
Zijn de MFS-allianties het veelbelovende mozaïek?
In het bedrijfsleven draait de meerderheid van strategische allianties op een mislukking uit. Hoe zit dat in de OS-sector? Na ruim anderhalf jaar kan een eerste balans worden opgemaakt over het succes van allianties in de OS-sector. Nederlandse ontwikkelingsorganisaties werden met de invoering van het tweede medefinancieringsstelsel (MFS-II) in 2011 gedwongen om voor het eerst vergaande samenwerkingsverbanden met elkaar aan te gaan. Zijn deze MFS-allianties het veelbelovende mozaïek? Hasse de Boer deed onderzoek naar de alliantie van ‘Partners for Resilience’ (PfR), onder meer actief in Indonesië.[1]
De tijd is voorbij dat Nederlandse ontwikkelingsorganisaties afzonderlijk subsidies konden krijgen. Oud-minister Bert Koenders van ontwikkelingssamenwerking wilde met de vorming van allianties versnippering van ontwikkelingsorganisaties tegengaan en hun onderlinge coördinatie verbeteren. In een korte periode verenigden ontwikkelingsorganisaties zich in allianties om zoveel mogelijk geld binnen te halen. Het huidige MFS-II bestaat uit twintig allianties van 60 organisaties en dat zijn er 24 minder dan de vorige subsidieronde. Deze allianties zijn te rechtvaardigen als hun toegevoegde waarde voor de doelgroepen in ontwikkelingslanden groter is dan voorheen het geval was.
De PfR-alliantie
Wereldwijd nemen de frequentie en de hevigheid van (natuur)rampen toe die door het veranderende klimaat en de invloed van de mens op het milieu veroorzaakt worden. Klimaatverandering kan ervoor zorgen dat het leven van gemeenschappen verder bemoeilijkt wordt. Gemeenschappen die leven aan rivieren krijgen steeds meer te maken met overstromingen. Andere kwetsbare groepen worden bedreigd door bijvoorbeeld aardverschuivingen, droogte en bosbranden. Activiteiten van families en gemeenschappen om weerstand te bieden aan (natuur)rampen zijn steeds minder effectief.
De PfR-alliantie bestaat uit het Nederlandse Rode Kruis, Rode Kruis Klimaatcentrum, CARE Nederland, Cordaid en Wetlands International. Het programma loopt in negen landen en hun kernwaarde is innovatie. De PfR-alliantie veronderstelt dat armoede, achteruitgang van ecosystemen, risico’s op (natuur)rampen, en klimaatverandering met elkaar verbonden zijn. Het belangrijkste vraagstuk is hoe kwetsbare gemeenschappen zich beter kunnen voorbereiden op mogelijke (natuur)rampen zodat ze worden voorkomen of de impact ervan beperkt wordt. Dit wil de PfR-alliantie bereiken door haar ervaring en kennis van rampenvermindering, klimaataanpassing en ecosysteemmanagent samen te voegen in een geïntegreerde benadering.
Een complex samenwerkingsverband
In tegenstelling tot een organisatie, bestaat er binnen een alliantie geen natuurlijke hiërarchie. Het uitgangspunt is gelijkwaardigheid tussen de organisaties. Er is niet een persoon of organisatie die de baas is van de alliantie. Professionals leggen vooral verantwoording af aan hun eigen organisatie. De organisaties moeten dus vertrouwensrelaties met elkaar opbouwen en goed met elkaar kunnen samenwerken in teams. Succesvolle allianties kunnen daarom niet zonder een goede ‘chemistry’.
De PfR-alliantie is in 2011 van start gegaan en loopt tot 2016. In de beginfase wordt er tussen de alliantiepartners en met de uitvoerende partnerorganisaties relatief veel tijd besteed aan het afsluiten van contracten, het houden van bijeenkomsten, afstemming en het maken van vervolgafspraken. In een alliantie is er dus veel meer coördinatie en afstemming nodig dan het geval is binnen een enkele organisatie. De samenwerking vindt plaats op meerdere niveaus, zoals binnen Nederland, tussen Nederland en Indonesië, en in Indonesië. Op ieder niveau zijn er veel organisaties bij betrokken.
De penvoerder van de PfR-alliantie is het Nederlandse Rode Kruis en functioneert als de spin in het web. Namens het samenwerkingsverband legt zij verantwoording af aan het Nederlandse Ministerie van Buitenlande Zaken. Het Nederlandse Rode Kruis stemt haar werkzaamheden af met het Indonesische Rode Kruis op nationaal niveau die op haar beurt hetzelfde doet het met hun lokale afdelingen. Op elk niveau spelen er weer andere dynamieken.
De gehele PfR-alliantie is een zeer omvangrijk netwerk van organisaties en dimensies in negen landen. Dit samenwerkingsverband is dus uiterst complex te noemen. Daarom is een andere manier van werken vereist dan de ontwikkelingsorganisaties voorheen gewend waren. Vroeger konden ze zelf hun koers bepalen en nu zijn ze verplicht tot nauwere samenwerking. Binnen de alliantie zijn er talloze spanningsvelden mogelijk. Er kunnen problemen ontstaan in de planning, uitvoering, afbakening van verantwoordelijkheden en management. Die spanningen moeten ze nu samen gaan oplossen. Ontwikkelingssamenwerking is daarmee een basisvoorwaarde geworden om als alliantie succesvol te kunnen zijn.
Nusa Tenggara Timur
Indonesië wordt ook wel gezien als de supermarkt van (natuur)rampen. Het uitgestrekte eilandenrijk heeft alles in eigen huis: van heftige aardbevingen, tsunami’s, vulkaanuitbarstingen tot aan langdurige overstromingen, droogte en branden. Overheden, bedrijven, gemeenschappen en NGO’s geven steeds meer prioriteit aan rampenmanagement. Ze hechten belang aan het aanpassen aan klimaatverandering en spelen in op de toenemende druk op kwetsbare ecosystemen. In de Indonesische provincie Nusa Tenggara Timur (NTT) komen jaarlijks veel rampen voor. Overheden, het maatschappelijk middenveld en de bevolking hebben te weinig capaciteit om tegengas te geven aan al het natuurgeweld. Daarom is PfR-alliantie in dit risicovolle gebied werkzaam. Ze werkt samen met het Rode Kruis Indonesië, Wetlands International Indonesië , CARE Indonesië en de lokale partnerorganisaties Caritas Indonesië, Insist, FIRD, PIKUL en LTPT. De PfR-alliantie heeft als doel gemeenschappen en lokale organisaties te versterken en ze werkt samen met de overheid in Indonesië.
Ervaringen uit Indonesië
Imelda Adu van alliantiepartner CARE op West-Timor legt een aantal problemen voor waar de PfR-alliantie voor staat: ‘Onze drie focusgebieden van rampenvermindering, klimaataanpassing en ecosysteemmanagement zijn elk afzonderlijk al hele grote onderwerpen. Het is dus zeer complex om dit in de praktijk samen te voegen. Hetzelfde geldt voor het globale concept van het PfR-programma, om dit vanuit Den Haag te vertalen naar de lokale context van een gemeenschap of overheid in Indonesië. De nationale overheid heeft bijvoorbeeld departementen opgericht om meer aandacht te geven aan rampenmanagement. Op dorpsniveau is er echter nauwelijks overheidsbudget beschikbaar. We betrekken ambtenaren bij ons werk en nemen hen mee naar de dorpen, zodat ze weten wat er daar gaande is. Zij voeren hun werk uit, maar bevinden zich helaas niet in de positie om beslissingen te nemen. De overheid heeft een dominante ‘top-down’ benadering met veel bestuurslagen die soms haaks staat op de harde realiteit waar dorpelingen mee te maken hebben’.
Adu ziet als ‘linking & learning’ medewerker ook mogelijkheden: ‘Doordat dit samenwerkingsverband nieuw is, gaat het om het verbinden van de alliantiepartners en het leren van elkaar. Door de uiteenlopende achtergronden van de alliantiepartners zijn er goede mogelijkheden om van elkaars expertise gebruik te maken. We zijn er nog niet, maar we doen dit steeds meer. En de samenwerking met overheid vergt een lange adem. We eisen meer betrokkenheid, maar dat gaat niet van de ene op de andere dag. We moeten ons vastklampen aan de kleine successen die gehaald worden en die zichtbaar maken aan iedereen’.
Dat daar het een en ander bij komt kijken, maakt Pantoro Tri Kuswardono van partnerorganisatie PIKUL duidelijk: ‘Binnen de PfR-alliantie is er een hoge ambitie aanwezig om de verschillende manieren van werken en methodieken van de alliantiepartners samen te voegen in een enkele benadering. Dit kan helemaal niet, omdat elke organisatie een eigen achtergrond en expertise heeft. We moeten weten wat we van elkaar kunnen verwachten en waar we wel en niet goed in zijn. De PfR-alliantie beschouwt dit als een groot leerproces. De alliantie kan zoals mozaïek zijn: door de samenvoeging van zoveel steentjes en kleuren kunnen we dezelfde vraagstukken benaderen met een verscheidenheid aan antwoorden. Die puzzel wordt nu nog onvoldoende in elkaar geschoven. De kracht van de mozaïek moeten we realiteit maken’.
De meeste alliantiepartners hebben het nog over de opstartfase, terwijl het PfR-programma al ruim anderhalf jaar loopt. ‘Van’ werkt als veldcoördinator bij het Indonesische Rode Kruis in Maumere op het eiland Flores en vertelt: ‘Elke organisatie heeft zijn eigen naam, methodologie, activiteiten, budget en teams. In het netwerk ontstaan hierdoor vroeg of laat problemen. Binnen het Rode Kruis hadden we samenwerkingsproblemen waardoor de uitvoering van de activiteiten lang op zich bleef wachten’. Anna Arifin van alliantiepartner CARE op West-Timor voegt daaraan toe: ‘Met zoveel organisaties op verschillende niveaus is de coördinatie van het PfR-programma moeilijk’. Pater Klaus Naumann van partnerorganisatie Caritas Maumere heeft hiervoor een heldere verklaring: ‘Iedere PfR-organisatie werkt nog teveel op zijn eigen manier en dat leidt tot heftige discussies. Wij konden pas in het voorjaar van 2012 met onze activiteiten op Flores beginnen. Wat momenteel ontbreekt, is een holistische en gecoördineerde benadering van het PfR-programma’.
Margaretha Helena van partnerorganisatie Caritas Maumere legt uit dat het opstarten en uitvoeren van een programma tijdrovend is: ‘Binnen het PfR-programma werken we met een aantal nieuwe dorpen. In het begin besteden we veel tijd en aandacht aan het socialiseren met de gemeenschappen. Vervolgens voeren we een aantal maanden durende assessment uit. Na de analyse van de belangrijkste (natuur)rampen, dreigingen daarvan en de onderliggende oorzaken, bedenken we met de gemeenschappen welke activiteiten we gaan ondernemen’.
Innovatief?
Eén van de belangrijkste uitgangspunten van de PfR-alliantie is dat hun gezamenlijke benadering van rampenvermindering, klimaataanpassing en ecosysteemmanagement innovatief is en een verschil kan maken in de dorpen. Een praktisch probleem is dat niet alle expertises samenvallen in NTT. Ter illustratie, op West-Timor werken CARE en PIKUL aan rampenvermindering, maar zijn er geen activiteiten van Wetlands International op het gebied van ecosysteemmanagement. Op Flores werkt de alliantie aan rampenvermindering en ecosysteemmanagement, maar komt klimaataanpassing niet in het plaatje voor. De PfR-alliantie kan bovendien meer focus aanbrengen in geografische gebieden die vanuit ecologisch en sociaal oogpunt met elkaar verbonden zijn. Ontbossing in de hooglanden leidt bijvoorbeeld tot overstromingen en aardverschuivingen waar boeren- of vissersgemeenschappen in lager gelegen gebieden de dupe van zijn. De PfR-alliantie kan dus de capaciteit van deze gemeenschappen verbeteren om de impact van (natuur)rampen te minimaliseren, maar bestrijdt dan onvoldoende het verhoogde risico op (natuur)rampen veroorzaakt door de menselijke invloed op het milieu in de hooglanden. Deze realiteit laat zien dat het voor de alliantie een grote uitdaging is om haar hoge ambities waar te kunnen maken.
Mozaïek in de maak?
De missie die de PfR-alliantie voor ogen heeft, doet denken aan de indrukkwekkende documentaire ‘Home’ van Yann Arthus-Bertrand. Oogstrelende, maar melancholische beelden laten zien hoe de mensheid de wereld naar haar hand zet en aan haar eigen ondergang werkt. De enorme wereldbevolking en hun oneindige drang naar ontwikkeling putten de aarde steeds verder uit. En toch hebben de makers van ‘Home’ een sprankeling hoop op een betere toekomst, omdat grootschalige initiatieven laten zien hoe het anders kan. De PfR-alliantie moet het in Indonesië opnemen tegen hogere krachten, zoals ontbossing, mijnbouw, bevolkingsgroei en een onvoorspelbaar klimaat. Deze ontwikkelingen hebben veel invloed op de gemeenschappen die vaak met desastreuze rampen geconfronteerd worden.
De PfR-alliantie moet intern dus op één lijn zitten om daar überhaupt een verschil te kunnen maken. In Indonesië gaven ze duidelijk aan dat niet alles van een leien dakje gaat. Het is wennen om met elkaar samen te werken in een alliantie. Het vereist vakmanschap om alle organisaties als mozaïek in elkaar te schuiven en hoe dat te doen is onderdeel van het leerproces. De PfR-alliantie beseft voor welke uitdagingen ze staat en is steeds beter in staat om met elkaar samen te werken. Het succesvol deze alliantie is, zal de komende jaren duidelijk worden als het programma geëvalueerd wordt, zodat we weten in welke mate de dorpelingen beter beschermd zijn tegen (natuur)rampen.
Hasse de Boer is werkzaam bij War Child. Hij volgde de Coolpolitics masterclass van Jan Pronk en maakte zijn reis in het kader van Beyond Your World, het journalistieke uitwisselingsprogramma van lokaalmondiaal.
[1] De bevindingen in dit artikel zijn gebaseerd op een recent veldonderzoek op West-Timor en Flores in Indonesië in het kader van de Coolpolitics Masterclass.