
Jonge IS vrouwen en het culturele glazen plafond
Waarschuwing: deze column is geschreven voor vrouwen, door een vrouw. Uiteraard zijn mannen ook zeer welkom om ‘m te lezen. Yvonne van der Pol over de jonge vrouwelijke IS-professional. Er is geen enkele groep in de ontwikkelingssector die volgens haar in het werk tegen zoveel interculturele problemen aanloopt als juist deze groep.
Niet zelden kom ik in mijn werk jonge vrouwelijke IS-professionals tegen voor wie als grootste interculturele probleem geldt: het werken met mannen. Het beeld dat zij schetsen is dat zij door hun mannelijke contactpersonen in het Zuiden niet gezien worden: die communiceren met een mannelijke en/of oudere collega, maar niet met hen. Ze worden niet serieus genomen (“Ach meisje”). Of ze worden voor hun gevoel geïntimideerd door te persoonlijke vragen (“Ben je getrouwd? Nee, dan weten we nog wel iemand voor je. hahaha”). Hoe doe je dan nog effectief je werk?
Herkenbaar? Bijna alle vrouwen zullen, weliswaar afhankelijk van waar en met wie ze werken, wel iets herkennen in bovenstaande schets. En jonge vrouwen wel het meest. Twee culturele factoren spelen hier een rol: de posities en rollen van mannen en vrouwen en de bijbehorende gevoelens daarover, en de hiërarchische oriëntatie.
Man/vrouw
Laten we er geen doekjes om winden: de rollen die mannen en vrouwen in een samenleving vervullen, zijn wereldwijd heel verschillend. Of mannen nu geacht worden assertief te zijn en gericht op succes en eer óf dat mannen ook bescheiden en gericht op zorgzaamheid kunnen zijn; dat zijn fundamenteel andere waarden en normen.
En belangrijker, de gevoelens over hoe mannen en vrouwen zich horen te gedragen lopen enorm uiteen. Die gevoelens zijn uiteindelijk bepalend. Over mannen die zorgzaam zijn, wordt door mannen die dat niet in hun hoofd halen, wellicht nog gelachen. Maar het wordt menens als vrouwen andere sekserollen op zich nemen dan wat de norm is: als ze zich niet uitsluitend zorgzaam opstellen, maar ook prestatiegericht zijn en dat je zaken met ze moet doen.
Scandinavië en Nederland: de uitzondering
Overlappende emotionele sekserollen, waarbij zowel mannen als vrouwen prestatiegericht als zorgzaam kunnen zijn, vormen wereldwijd de uitzondering. Voor ons Nederlanders is dat wellicht vreemd, maar dat komt omdat wij in hierin zijn opgegroeid. Dit is onze norm en samen met de Scandinaviërs bevinden we ons in goed gezelschap. Maar al binnen Europa zijn de gevoelens over hoe vrouwen en mannen horen te zijn heel verschillend. En helemaal als je in Latijns-Amerika werkt, met zijn diep verankerde machismo, of in Arabische landen waar veel vrouwen geacht worden thuis te zijn.
De ladder
Waarom jongeren in het algemeen, en jonge vrouwen in het bijzonder, het lastig hebben, heeft te maken met hiërarchische oriëntatie (lees hierover in mijn eerdere column). Jongeren staan in een hiërarchische samenleving nu eenmaal niet bovenaan de ladder: daarvoor moet je levens- en werkervaring opdoen. Grijze haren dwingen respect af. Jonge mensen moeten harder knokken om serieus genomen te worden in een samenleving die uitgaat van machtafstand, waar iedereen exact weet hoe hij/zij hiërarchisch ten opzichte van anderen staat. Een jonge IS-professional uit een egalitaire cultuur die een mandaat heeft dat overeenkomt met een middel-manager van gerespecteerde leeftijd: dat is verwarrend, en (zo oordeelt men snel) ongewenst. Daar begint de communicatieve verwijdering, afstand of ontkenning. En daar lopen jonge vrouwen nog harder tegenaan dan jonge mannen.
De hamvraag: hoe ga je met ‘die mannen’ om?
Cruciaal is dat jonge vrouwelijke IS-professionals niet alleen gaan knokken. ‘Die mannen’ vormen geen individueel probleem, maar een punt dat de hele organisatie treft. Al bij het eerste contact met partnerorganisaties is het van belang dat de eigen organisatie een jonge vrouwelijke collega introduceert en duidelijk maakt wat haar rol en positie is. Dat is nog geen panacee, want cultuur is robuust, maar het expliciteren van het impliciete is wel absoluut noodzakelijk. Het is zaak om de rollen, posities, taken en verantwoordelijkheden telkens duidelijk te maken. Vervolgens is het belangrijk, en dat doet een beroep op persoonlijke interculturele competenties, aan te sluiten bij de ander. Lukt het je mee te bewegen met ‘die mannen’, om samen op te trekken, om soms duidelijk stelling te nemen en grenzen aan te geven of dan weer creatief een (mannelijke) intermediair in te schakelen? Dat zijn vaardigheden die elke jonge IS-vrouw ook moet beheersen. Succes ladies!