
WGO OS 2/2: Ploumen ambitieus, maar nog weinig concreet
De verdeeldheid tussen coalitiepartijen PvdA en de VVD was duidelijk merkbaar tijdens het wetgevingsoverleg (WGO) in de Tweede Kamer over de portefeuille Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, zoals in deel 1/2 van het WGO bleek. In de tweede termijn moest Ploumen haar keuzes verdedigen en de Kamervragen verduidelijken. Een vaak gehoorde reactie: ‘Ik vraag om uw geduld en vertrouwen.’
In de eerste termijn van het wetgevingsoverleg werd duidelijk dat er niet alleen bij de oppositie, maar ook bij coalitiepartijen VVD en PvdA grote verwarring bestond over de concrete invulling van het beleid en de werking van de twee voorgestelde nieuwe fondsen. De hoop dat Ploumen enige duidelijkheid zou scheppen werd niet bewaarheid en zij vroeg voornamelijk om tijd, vertrouwen en coulance van haar collega’s om later op de gestelde vragen terug te mogen komen. ‘Ik wil de vaart er graag inhouden. Goed de tijd nemen voor beslissingen is dan ook erg moeilijk voor de ongeduldige minister die ik ben,’ stelde Ploumen.
Marianne Thieme (Partij van de Dieren), die zich in de Thorbeckezaal als debater een vis in het water leek te voelen, merkte vroeg in het debat op: ‘Het is natuurlijk ook een merkwaardig debat, want er is nog geen vaste begroting en het enige wat zeker is, is dat er één miljard wordt bezuinigd.’ Na slechts zes weken aangesteld te zijn als minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en drie handelsmissies legde Ploumen uit nog niet voldoende tijd te hebben gehad om alle zaken uit te werken. De Kamerleden leken hier wel begrip voor te tonen, maar vroegen op bepaalde punten toch dringend om verduidelijking.
Favoriete pet
De gecombineerde ministerpost is één van deze punten. Want welke van de twee petten van hulp en handel, die Ploumen opzet, krijgt nou haar voorkeur? Zo vroeg de oppositie zich af. Geen van beiden, stelde Ploumen, want vooral waar deze dimensies elkaar vinden wordt het interessant. Ze wil daarbij de overlap tussen hulp en handel zo groot mogelijk maken door de schotten tussen deze twee af te breken, zodat er grote stappen vooruit gezet kunnen worden op beleidscoherentie. Hiervoor gaat zij in gesprek met bewindspersonen van verschillende ministeries. ‘De samenwerking met Buitenlandse Zaken wordt nog nauwer en de reorganisatie vindt plaats as we speak. Als je naar buiten kijkt zie je ze de weg oversteken om te verhuizen’, grapte Ploumen.
Volgens Ploumen zal het kabinet vier speerpunten hanteren op het gebied van handelscoherentie: (1) handelsbeleid, (2) landbouw, (3) klimaat en milieu en (4) financiële stromen. Deze punten van handelscoherentie komen terug in de vier pijlers waar het beleid zich rond centreert: economische samenwerking, mondiale publieke goederen, buitenlandse handel en armoedebestrijding.
Gemakkelijk scoren
In het kader van economische samenwerking werd veel gesproken over Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO). Dit in tegenstelling tot het tachtig-pagina lange regeerakkoord waar niet één keer over dit onderwerp werd gerept, zoals Sjoerdsma tijdens het WGO scherp opmerkte. Hoewel Ploumen erkende dat handelsovereenkomsten erop gericht moeten zijn dat ze ten gunste komen aan ontwikkelingslanden, deed ze naast haar belofte om met Kamp een beleidsnotitie over het onderwerp te maken, weinig concrete toezeggingen.
Ploumen gaf aan daarbij niet positief tegenover het voorstel van Bram van Ojik (GroenLinks) te staan, die scherper toezicht wenste op de naleving van de OESO/DAC criteria van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf (MKB). ‘Ik ben niet voor een stapeling van regels en ben een voorstander van zelfregulering,’ zo reageerde Ploumen. Deze reactie vulde ze aan met een citaat van Vice Voorzitter Herman Tjeenk Willink: ‘Als je in een doel, keeper, achter keeper, achter keeper zet dan vertrouw je de eerste keeper dus niet en vergeet deze op te letten omdat hij geen verantwoordelijkheid heeft.’ Hier reageerde Van Ojik gevat op: ‘Zonder een keeper in het doel is het wel erg gemakkelijk scoren.’
Op het gebied van handelsbeleid vertelde Ploumen dat Nederland in haar handelspolitiek het ontwikkelingsniveau van de landen ‘in het oog houdt’. Een langere overgangstermijn voor ontwikkelingslanden om markten te liberaliseren is ook ‘een punt van aandacht’ binnen de EU-onderhandelingen, zei Ploumen. Op de European Partnership Agreements (EPA’s), genoemd door Van Dijk als overeenkomsten die zeer ongunstig kunnen uitpakken voor ontwikkelingslanden, kwam ze niet terug.
Na kritische interrupties van onder andere Jasper van Dijk (SP) en Van Ojik over oneerlijke belastingverdragen en het ‘brievenbus probleem’, ging de discussie verder over zowel internationale als lokale belastingssystemen. Ploumen erkende de problematiek en zei samen met Frans Weekers, staatssecretaris van Financiën, naar belastingverdragen te zullen kijken. Zij noemde dit een ‘inspirerend’ voorbeeld van coherentie die volgens haar binnen haar post gestalte krijgt. ‘Jarenlang hebben we ons hiervoor ingezet, en nu is het blijkbaar te realiseren’, aldus Ploumen. Het kritische tegengeluid dat slechts ergens naar ‘kijken’ niet voldoende is, kapte ze kordaat af met de belofte dat na kijken ook actie volgt, waarna de Kamerleden er meer op gerust leken.
Fifty-fifty
Het volgende pijnpunt dat in de discussie werd aangesneden waren de klimaatgelden, want elke partij vroeg hierover om opheldering. Ook hierover kon Ploumen echter weinig uitsluitsel geven en verder dan een grove schatting kwam het niet. Zoals ze het nu voorstelde zal de bijdrage aan het klimaat rond de 200 miljoen euro uitvallen. De helft van dit bedrag zal uit het budget voor Ontwikkelingssamenwerking moeten komen, waarbij ze actief de bijdrage van de private sector zal stimuleren.
Met de belofte dat deze klimaatgelden wel ontwikkelingsrelevant moeten zijn probeerde ze haar collega’s gerust te stellen, maar de verontwaardigde repliek van Van Ojik sprak duidelijke taal: ‘Het zou er nog eens bij moeten komen dat het niet ontwikkelingsrelevant is’.
Ook Sjoerd Sjoerdsma (D66) was er niet gerust op en betwijfelde of het voorstel van Ploumen om de klimaatgelden te mainstreamen wel kan werken. Ploumen bleef echter positief over dit voorstel en stelde dat het in lijn ligt met de berekeningen die de Rekenkamer eerder presenteerde.
Zorgen
Ploumen wil zich wat betreft mondiale publieke goederen ook sterk richten op het behandelen van het voedselzekerheid vraagstuk door het verhogen van de voedselproductie, de kwaliteit van voedsel en verbeterde marktwerking. Interruptie op dit punt kwam van Thieme, die in haar betoog ook aankaartte dat deze intensivering niet ten koste mag gaan van kleine boeren en duurzame landbouwpraktijken. Echter, zo scherp als Thieme deze tegenstelling presenteerde, stelde Ploumen dat deze naast elkaar kunnen bestaan.
Ook de zorgen van de Kamerleden Sjoerdsma en Van Dijk over de inhoud van het nieuw fonds voor Vrede en Veiligheid kon Ploumen niet wegnemen. Wel bevestigde zij de nadruk van de regering op de alom bekende 3D-benadering, gericht op diplomatie, defensie en ontwikkeling, wat zij in samenspraak met de minister van Defensie zal opstellen. Een benadering die volgens Ploumen los staat van het volgens Van Dijk aangehaalde rapport van het Rode Kruis over de dreigende vermenging van humanitaire en militaire acties. Een punt waar Ploumen zich ook hard voor wenst te maken. Over de precieze inhoud en budgettering van het fonds vroeg zij om begrip en vertrouwen.
Twee gezichten
Wat betreft de derde pijler van het beleid van Ploumen op Buitenlandse Handel sprak zij over handelsmissies, economische diplomatie en de versterking van de Nederlandse exportpositie. Immers, 75 procent van de Nederlandse export richt zich vooralsnog op Europa waar de economie nog altijd krimpt. De nieuwe minister onderschreef daarom het belang om Nederlandse ondernemers verder over de grenzen te laten kijken en hen te ondersteunen in het verkrijgen van een ondernemerspositie in ontwikkelingslanden. Een ondernemerspositie waar Nederland en het ontwikkelingsland baat bij dient te hebben, zo benadrukte Ploumen. Maar hoe zij hier toezicht op wilt houden, blijft vooralsnog onduidelijk. In ieder geval niet via versterkt toezicht op de OESO criteria voor maatschappelijke verantwoord ondernemen.
Waar Ploumen aan de ene kant sprak over het Nederlands eigenbelang, en daarmee een hand reikte aan Ingrid de Caluwé en René Leegte (VVD), wees zij aan de andere kant op het veiligstellen van het belang van ontwikkelingslanden en het stimuleren van hun import. Een schijnbaar tweegezicht dat de oppositie Ploumen niet in dank afnam. Zo kon Ploumen nog geen duidelijkheid scheppen of in het revolverende fonds het Nederlands eigenbelang of het belang van ontwikkelingslanden voorop staat.
Na een vluchtig bezoek aan de Groen van Prinstererzaal waar het debat van Economische Zaken over Ondernemen plaatsvond, stelde Joël Voordewind (ChristenUnie) dat Kamp daar toegezegd deed dat het revolverende fonds ten gunste komt aan het Nederlandse MKB. Ploumen antwoordde hier echter noch ontkennend, noch bevestigend en wees wat betreft de invulling van het fonds op haar eerder verschenen Kamerbrief, de aangenomen motie Slob en de eerdere woorden van Rutte tijdens de presentatie van het Regeerakkoord. Wel legde Ploumen uit dat het fonds een aanvulling zal vormen op bestaande instrumenten, een hoog risicoprofiel zal dragen en aangevuld zal worden door flankerend beleid voor het verbeteren van het ondernemersklimaat in OS landen.
Cliffhanger
Van Ojik nam hier echter geen genoegen mee en hamerde op de nog altijd onbeantwoorde vraag of het een verplichting is om het fonds via het Nederlandse MKB te laten verlopen. Een punt dat Voordewind en Van Ojik gelijkstelden aan gebonden hulp. Wederom deed Ploumen hier geen uitspraak over. Liever wilde zij de ruimte voor creativiteit openhouden bij het vormgeven van het belangrijke instrument, wat zij in consultatie wenst te doen met een brede groep partijen uit het Nederlandse MKB, internationale organisaties en de Afrikaanse ondernemersgemeenschap.
Op de vraag van de voorzitter of men klaar is met het revolverende fonds, antwoordde Ploumen geamuseerd: ‘Nou, de minister is er wel klaar mee.’ Waarop de zaal in lachen uitbarstte en Van Dijk het onderwerp toepasselijk afsloot met de woorden: ‘Dit wordt een cliffhanger.’
Trouw aan Knapen
In de vierde beleidspijler over armoedebestrijding gaf Ploumen daarnaast aan in grote lijnen trouw te blijven aan haar oud-staatsecretaris Ben Knapen. Zo onderstreepte zij dat de vier speerpunten van Knapen op water, voedselzekerheid, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en veiligheid en rechtsorde gehandhaafd blijven. Een toezegging waar de Kamerleden en met name CDA’er Agnes Mulder over te spreken waren. Ploumen sprak hierbij ook over het versterken en opzetten van kennisplatforms rondom de vier speerpunten.
In samenspraak met Sjoerdsma en Van Ojik, streeft Ploumen naar transparantie van ontwikkelingsbeleid. De minister deelde hierbij de wens van Sjoerdsma om door de overheid gefinancierd onderzoek publiekelijk te delen, al kon zij hier nog geen specifieke toezeggingen op doen. Samen met een brede meerderheid uit de Kamer, hamerde Ploumen verder op het belang van gender, een punt dat zij samen met duurzaamheid wil mainstreamen in de vier pijlers en haar bredere beleid. Zij sprak daarbij haar lof uit over het FLOW programma voor vrouwen, wat zij ook financieel zal ondersteunen.
Met het oog op de lijst van vijftien partnerlanden gaf Ploumen aan flexibeler te willen zijn. Hierbij wil zij opkomende landen in de lijst, zoals Indonesië, begeleiden in hun transitie, net zoals eerder is gebeurd met Colombia en Peru. Haar gecombineerde portefeuille leent zich volgens haar uitstekend voor dergelijk gedifferentieerd beleid dat zich enerzijds richt op de allerarmsten en anderzijds op deze opkomende economieën. In opkomende landen speelt Nederland, zo meende Ploumen, een belangrijke rol in het versterken van de middenklasse als thuismarkt en als democratische massa middels het opbouwen van instituties. Na succesvolle transitie van een opkomend partnerland als Indonesië, kan deze plek volgens de minister ruimte bieden voor een nieuw partnerland. Ploumen heeft nog geen duidelijk beeld welk land dit zou moeten zijn, maar benadrukte dat haar keuze uitgaat naar de allerarmste landen met oog voor een regionale benadering, tot ontevreden van De Caluwé wiens voorkeur uitging naar de MENA regio.
Wat betreft de kanaalkeuze kon Ploumen nog weinig vrijgeven, omdat de keuze van de kanalen volgt op de inhoud. Wel gaf zij aan dat maatschappelijke organisaties onontbeerlijk zijn. Dit maatschappelijk middenveld moet echter in toenemende mate alternatieve financieringsbronnen aanboren, een gewortelde achterban creëren en zich onder andere richten op taboedoorbrekende zaken. Wat zij wel met stellige zekerheid verkondigde is dat er geen MFS-3 komt. Deze regeldruk komt niet ten goede aan de kracht van ngo’s. Ook gaf Ploumen aan serieus te willen kijken hoe Nederland binnen de EU kan samenwerken op het gebied van ontwikkelingssamenwerking.
Coulance
Waar Ploumen tijdens het WGO vooral de kracht van haar gecombineerde ministerpost onderstreepte, vroeg de oppositie juist aandacht voor de potentiële haken en ogen. Ook probeerde de Kamerleden haar tot een keuze te verleiden aan welke partijvisie zij zich wilde verbinden. Zo stelde van Dijk dat Ploumen wanneer ze de bezuinigingen als pijnlijk aanmerkte sprak met de woorden van de PvdA, maar vervolgens de daden uitvoerde op VVD wijze. Uiteindelijk werd tijdens het WGO veel besproken, maar weinig geconcretiseerd. ‘Ik vraag om uw geduld en vertrouwen,’ luidde het pleidooi van Ploumen voor coulance van de Kamer. Op voorwaarde dat zij in maart 2013 meer duidelijkheid zal verschaffen, wordt deze coulance ter afsluiting van het WGO haar voorlopig door de Kamer verleend.