
‘Beleidscoherentie voor ontwikkeling bewaken als uitgangspunt’
Beleidsadviseur Barbara van Paassen van ActionAid reikt minister Lilianne Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking drie suggesties aan. Ze wil op deze manier ervoor zorgen dat beleidscoherentie voor ontwikkeling meer wordt dan een wassen neus.
Beleidscoherentie voor ontwikkeling, de mate waarin andere beleidsterreinen in lijn zijn met ontwikkelingsdoelstellingen, is typisch zoiets waarvan iedereen zegt dat het belangrijk is, maar dat in de praktijk vaak weinig voorstelt.
Zo heeft het Directoraat-generaal Internationale Samenwerking (DGIS) van het ministerie van Buitenlandse Zaken haar internationaal geroemde ‘coherentie-eenheid’ vrijwel opgedoekt. In mijn eigen ervaring blijkt het enorm lastig om bijvoorbeeld de vrij desastreuze gevolgen van het Europese en Nederlandse biobrandstofbeleid op de OS-agenda te zetten. Bijna alle internationale organisaties (VN, FAO, OESO) hebben inmiddels gewaarschuwd voor het ‘food versus fuel’ probleem. Ondanks de grote nadruk van Nederland op voedselzekerheid in ontwikkelingslanden, zijn de gevolgen van ons biobrandstofbeleid op datzelfde thema geen prioriteit. Dit in tegenstelling tot veel andere Europese OS-ministers, die zich massaal uitspraken over de noodzaak tot herziening van de bijmengverplichting en de EU Renewable Energy Directive en zo verdere landroof, voedselprijsstijgingen én milieuproblematiek tegen te gaan.
Afwegen tegenstrijdige belangen
Het gebrek aan implementatie van dit principe heeft natuurlijk vooral te maken met het feit dat beleidscoherentie, ondanks alle retoriek over win-winsituaties, vaak gaat over het afwegen van tegenstrijdige belangen. Ontwikkelingsbelangen en een langetermijnvisie op mondiale publieke goederen spelen daarin slechts een beperkte rol. Denk aan de landbouwlobby die lang de hervorming van het Europese gemeenschappelijke landbouwbeleid tegenhield ten koste van de kleine boer in Afrika. Of aan de investeringsverdragen die vooral inzetten op de bescherming van onze eigen investeerders en daar lokale ondernemers en mensenrechten ondergeschikt aan maken. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft op dit soort thema’s, uitzonderingen daargelaten, over het algemeen weinig in te brengen, zowel in Nederland als op EU-niveau.
Vaak is gepleit, ook door ngo’s, voor een minister voor Internationale Samenwerking die deelneemt aan de Ministerraad en daar een bredere, ontwikkelingsvriendelijke internationale agenda kan uitdragen. Hoewel IS in de titel van de minister voor Buitenlandse Handel en OS ontbreekt, biedt de combinatie van twee internationale portefeuilles een interessante kans deze ideeën en principes in de praktijk te brengen. Maar dan moeten een aantal belangrijke obstakels en risico’s getackeld worden.
Verwachtingen opleggen
Allereerst zullen andere ministers en de VVD in het algemeen, bemoeienis op hun portefeuilles en economische zaken met aandacht voor niet-Nederlandse belangen niet zomaar accepteren. Andersom zullen ze wel verwachtingen opleggen aan OS en de handelsagenda. De eerste conflicten zijn al zichtbaar rondom het ‘revolverend’ fonds voor mkb-investeringen in ontwikkelingslanden: de VVD eist dat het Nederlandse bedrijven hiervan zullen profiteren en ook de verwachtingen van VNO-NCW zijn duidelijk, terwijl de PvdA zich altijd heeft uitgesproken tegen dergelijke gebonden hulp en vindt dat de financiering ten goede moet komen aan lokale ondernemers.
Toch is misschien niet zozeer het conflict, maar juist de angst voor conflict en de nadruk van dit kabinet op ‘vier jaar uitzitten’ en ‘geven en nemen’ het grootste obstakel. Een minister, die zich hard wil maken voor de belangen van ontwikkelingslanden en gemarginaliseerde groepen, zal namelijk botsen met haar kabinetsleden – die vaak niet het ‘verlichte eigenbelang’ zien waar iedereen zo vol van is. Zij zal het lef moeten hebben om negatieve gevolgen van handels- en energiebeleid openlijk uit te dragen en haar collega-ministers te overtuigen van de noodzaak van oplossingen die hier recht aan doen. We hebben met de bezuinigingen echter al gezien dat de PvdA geneigd is op dit thema ‘te geven’.
Hoewel ik alle vertrouwen heb in de betrokkenheid van deze minister en ook niet uitsluit dat in sommige gevallen directe win-winsituaties mogelijk zijn, is de context voor verbetering van ‘beleidscoherentie voor ontwikkeling’ niet bepaald ideaal. Was het in de ‘vette jaren’ al moeilijk, nu maken de economische crisis en OS-scepsis dat eigenbelang en op korte termijn economisch gewin voor Nederland, nog veel zwaarder wegen dan internationale solidariteit en mondiale publieke goederen, zoals het klimaat en een stabiele wereld door kleinere inkomensverschillen. Dit zien we terug aan de inzet van het kabinet en de nadruk op eigenbelang in OS. Het is hierbij illustratief dat steeds vaker wordt gesproken over ‘beleidscoherentie’ zónder de toevoeging ‘voor ontwikkeling’. Ook de minister sprak vooral over ‘samenhang’ in haar speech op de Afrikadag zonder expliciet het ontwikkelingsbelang voorop te stellen.
Drie suggesties
Noodzaak en uitdaging van meer aandacht voor ontwikkelingsbelangen is nu dus groter dan ooit. Maar niets is onmogelijk en de eerste positieve tekenen zijn aanwezig. Zowel minister als woordvoerders in de Tweede Kamer hebben duidelijk aandacht voor het thema en de kersverse minister was bereid om vorige week zaterdag onze biobrandstofpetitie in ontvangst te nemen. Wij denken dan ook graag mee en geven de minister van Handel en OS de volgende drie suggesties om van beleidscoherentie voor ontwikkeling meer te maken dan een wassen neus.
Ten eerste moet u beleidscoherentie voor ontwikkeling bewaken als uitgangspunt en afzwakking en misbruik van dit principe en de terminologie voorkomen. Slechts spreken over samenhang is niet genoeg. De inzet van OS in de promotie van Nederlandse belangen, zoals de coherentieagenda en dubbele ministerspost door velen omarmd wordt, is iets héél anders.
Daarnaast moet u streven naar win-winsituaties waar mogelijk, maar de nadruk moet liggen op het bestrijden van de negatieve neveneffecten van het Nederlandse en Europese beleid, omdat daar de ontwikkelingsrelevantie veruit het grootst is.
Tot slot moet u aan alle hulpsceptici benadrukken dat dit dé manier is om de effectiviteit van ontwikkelingsgelden te vergroten en hopelijk op termijn overbodig te maken. Begin met een aantal concrete terreinen: natuurlijk handelsbeleid – uw portefeuille- , maar ook het energiebeleid schreeuwt om uw perspectief. Het is een belangrijke bedreiging van uw beleidsprioriteit voedselzekerheid. Er is veel momentum voor beleidswijziging en vele OS-ministers in andere EU-landen zijn u al voor gegaan. Sla dus vooral ook de handen ineen!
Om deze agenda realiteit te maken is samenwerking essentieel met onderzoeksinstellingen en ngo’s die kritisch durven te kijken naar het Nederlandse en Europese beleid op handel, belastingen, energie en klimaat, landbouw, migratie, investeringen en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Op die manier kan ‘in samenhang’ gewerkt worden aan de evidence-base en aan draagvlak voor een internationale beleidsagenda die daadwerkelijk bijdraagt aan ontwikkeling. Werk aan de winkel dus, voor de minister en ons allemaal!