Smart Five over de organisatie van innovatie

De eerste week van het Smart Aid-debat over de organisatie van innovatie is al weer bijna voorbij en daarmee is het tijd om de balans op te maken met de Smart Five, het panel van deskundigen dat elke week reflecteert op Smart Aid. De Smart Five bestaat uit René Grotenhuis, Stefan Verwer, Amma Asante, Harmen van Doorn en Sara Kinsbergen. Wat zijn er deze week voor inspirerende ideeën geopperd door individuen van buiten en binnen de sector? En wat kunnen we daar nu van leren volgens het panel?

Het Smart Aid-debat is deze week levendig van start gegaan. De afgelopen maanden hing er een gespannen, misschien wel negatieve sfeer binnen de OS-sector. De politieke wind zorgde voor kopzorgen en een vaak defensieve houding. De dynamiek binnen de sector bleef daarbij aan de hoogste tak hangen. Het Smart Aid-debat over innovatie lijkt weer wat van het enthousiasme en de passie terug te brengen. Niet klagen over hoe de politiek ontwikkelingssamenwerking inperkt, maar juist een blik op de vele mogelijkheden die er voor ons liggen!

Een eerste week met een frisse blik van koppen uit andere sectoren en veelbelovende reacties uit de eigen sector. Hoe kunnen we daar nou mooie conclusies en aanbevelingen uit trekken? Vijf zeer verschillende personen buigen hier iedere week hun gedachten over en sluiten het thema van de week af met hun belangrijkste aanbevelingen.

Smart Five

Wie zijn de vijf personages die het wekelijkse Smart Five-panel vormgeven? Een kort voorstelrondje: René Grotenhuis deelt zijn visie vanuit zijn meer dan negen jaar lange ervaring als directeur van Cordaid. Stefan Verwer is bijna dertien jaar directeur van lokaalmondiaal en sinds twee jaar neemt hij ook het creatieve Coolpolitics onder zijn hoede. Amma Asante is in eerste plaats politica, kandidaat-Kamerlid namens de PvdA, en is in haar dagelijkse leven zelfstandig adviseur op de thema’s ontwikkeling en migratie. Harmen van Doorn werkte zeven jaar bij de Rabobank, waarna hij ruim vijf jaar geleden zijn passie achterna ging en het online IS-platform Pifworld opstartte. En last but not least is Sara Kinsbergen als academica verbonden aan het CIDIN, waar zij werkt aan de afronding van haar promotieonderzoek naar het particulier initiatief in ontwikkelingssamenwerking.

Sectorinnovatie!

Laten we beginnen met een terugblik op het idee van Bert-Jan Woertman van High Tech Campus Eindhoven. Hij ziet het helemaal zitten: Eén campus voor ontwikkelingssamenwerking waar kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties, bedrijven en overheidsinstellingen hun werkzaamheden, kennis en creativiteit kunnen delen en uitwisselen. ‘Eén voor allen, allen voor één!’, zo luiden de gepassioneerde woorden van Woertman. Maar zal een OS campus op één fysieke locatie inderdaad innovatie in ontwikkelingssamenwerking kunnen stimuleren en zal dit net zo mooi uitpakken als het voor Philips deed?

Kinsbergen, de academicus uit het klankbord, begint haar zoektocht naar het antwoord met de Van Dale op schoot. ‘Innovatie is volgens het woordenboek niets meer of minder dan, ‘de invoering  van een nieuwigheid’. Als Cordaid zich transformeert tot sociale onderneming, dan is dat dus innoverend. Zonder deze radicale transformatie van Cordaid teniet te willen doen, blijft deze innovatie wel beperkt tot het niveau van één organisatie. Kijkend naar wat zij die er verstand van hebben zeggen – zie Bert-Jan Woertman en Joseph Kessels – is innovatie van de ontwikkelingssector meer, veel meer dan de som der delen van innovatie op organisatieniveau. Een hele uitdaging, sectorinnovatie. Toch lijkt dat nu net het soort innovatie te zijn die de sector zichzelf ten doel stelt.’

En in die zin kan de High Tech Campus Eindhoven als een goede les dienen. In de woorden van Grotenhuis: ‘Geef push en power aan je eigen innovatie door voorbeelden uit andere sectoren te gebruiken. Zo lees ik, met instemming, het interview met Bert-Jan Woertman van de High Tech Campus Eindhoven. Dat instemmende, sluit aan bij eerdere voorstellen van mijn kant voor een kenniscentrum voor OS en bij mijn pleidooi om te komen tot een bedrijfsverzamelgebouw voor mondiaal burgerschap.’ Want, zo vervolgt Grotenhuis, ‘kruisbestuiving, niet alleen binnen de wereld van maatschappelijke organisaties in OS, maar ook met partijen daarbuiten, is heel hard nodig.’

Beren op de weg

Het is deze zoektocht naar een brede vorm van samen innoveren, een vorm die de eigen organisatie overstijgt, waar we met z’n allen naar op zoek zijn. En alle debatgenoten van de afgelopen week zijn het er over eens dat deze sectorinnovatie moet rusten op een brede vorm van samenwerking die verder reikt dan de sector en dan onze eigen landsgrenzen. Maar ook op een gezonde dosis aan concurrentie. In de woorden van Asante: ‘De bereidheid om continue te willen vernieuwen gaat gepaard met de wens om samen te werken en te worden geraakt, geprikkeld en bekritiseerd door anderen.’

En dit is makkelijk gezegd, maar in het echte leven toch beduidend moeilijker. In de harde realiteit legt een dosis aan ongezonde concurrentie de sector eerder aan banden. Volgens Verwer doen er misschien wel teveel organisaties hetzelfde. Maar in aansluiting op wat Groenenstijn, De Wal en De Gaay-Fortman eerder deze week al zeiden, wijst Verwer ook op de eeuwigdurende strijd om geld. ‘En dat heeft mede te maken met de overheid, die in toenemende mate probeert subsidies via tender-procedures te verdelen. Een gevolg daarvan is dat ontwikkelingsorganisaties die het niet lukt om onafhankelijk van de overheid te blijven, elkaar als concurrenten gaan zien en elkaar proberen de loef af te steken om toch de tenders binnen te slepen. En dat bevordert geen gezonde concurrentie.’

Grotenhuis voegt hier aan toe: ‘Onze concurrentie zit niet alleen, en misschien niet in de eerste plaats in de concurrentie om geld, maar begint al bij de gedachte dat er een normbeeld is van OS waar we elkaar en iedereen buiten de sector aan kunnen meten. Als Platoonse filosofen veronderstellen we dat er een oeridee van OS is en dat alle verschijnselen van OS, van overheden, bedrijven, ngo’s, daartoe herleid moeten kunnen worden. Wie buiten het normbeeld blijft, valt af. En dat idee kan gevoeglijk in de prullenmand.’

Lef

Hoe kan de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking dan wel een ‘sectorinnovatie’ stimuleren? Kinsbergen: ‘De discussiestukken van de voorbije week leren me dat dit type innovatie en de bijhorende uitdagingen onder meer onderling vertrouwen vereist, openheid, communicatie, uitwisseling en, niet geheel onbelangrijk in een sector waar concurrentie niet van de lucht is, het centraal stellen van een gemeenschappelijk hoger doel dat de verbindende factor vormt.’ En dit sluit  nauw aan bij de innovatieve leeromgeving die professor Kessels eerder deze week omschreef: Een gezonde balans tussen autonomie en verbondenheid.

Maar om dit gezamenlijk doel, namelijk het bestrijden van armoede in de wereld, te bereiken hebben we volgens Asante dan wel het lef en de bereidheid nodig om onszelf indien nodig te willen opheffen ten gunste van dit te bereiken doel. Daar voegt zij aan toe dat organisaties vrij moeten zijn van angst. ‘Met name vrij van de angst voor kritiek en de angst om fouten te maken.’ Want, zoals Gerrits van Innovation Factory en De Gaay-Fortman eerder deze week benadrukte, is het maken en leren van fouten belangrijk voor innovatie. Net als het leren van elkaar in een zo divers mogelijke leeromgeving.

Het panacee?

Kan een zogenoemde Better World Campus de concurrentie beteugelen en de juiste leeromgeving stimuleren? Iedereen lijkt het deze week eens te zijn dat een vorm van een OS-campus wenselijk is. De Gaay-Fortman en Groenenstijn zouden het liefst vandaag nog beginnen met de oprichting van de OS-campus. En ook Jack van Ham heeft alle vertrouwen in een creatieve campus voor internationale ontwikkeling, die hij toepasselijk de naam Brains4Development heeft gegeven.

Maar in de woorden van Verwer: ‘De voorstellen van Bert-Jan Woertman zijn geen panacee voor alle problemen. Zeker niet. Maar wat het verhaal wel duidelijk maakt is dat de ontwikkelingssector achterblijft als het gaat om innovatie. De vorm van een campus kan daarin een rol spelen en ook de manier waarop subsidie verdeeld wordt kan anders.’ En hier sluit ook Grotenhuis zich bij aan. ‘Het nieuwe MFS moeten we niet in de eerste plaats zien als bron van financiering van programma’s, maar vooral als strategische investering in goede vernieuwende initiatieven.’ En ook dit hebben we deze week al vaker gehoord.

Deze initiatieven zouden zich volgens Grotenhuis op drie kernvragen moeten richten: ‘Wat te doen in conflictgebieden en falende staten? Hoe investeren we in stabiele lage- en middeninkomenslanden? Hoe zorgen we dat bij de verdeling van de steeds schaarsere global public goods de armen niet met lege handen achterblijven?  In een campus voor OS kunnen slimme denkers en doeners uit alle hoeken samenwerken aan concrete antwoorden op dit soort veel omvattende vragen. Geen nieuwe theorie van alles, wel praktische oplossingen van iets.’

Maar zoals Kinsbergen aangeeft roept innovatie op dit hogere niveau en binnen één OS-campus ook veel vragen op. ‘Zoals: Wie mag er mee rond de tafel zitten om de innovatieagenda te bepalen? De gevestigde ontwikkelingsorganisaties als Cordaid en Oxfam Novib, het bedrijfsleven, particuliere initiatieven en wat doen we met de overheid? En wie van de betrokken spelers bepaalt wat innovatief is en wat dus niet?’

Digitaal

Mede door dit soort machtsverhoudingen gelooft Van Doorn niet in één fysieke OS campus. ‘Ik vrees dat diegene die zich bij deze campus aansluiten niet diegene zijn die daadwerkelijk innoveren.’ Een interessante vraag in het oprichten van een campus is volgens Van Doorn dan ook met wie wij willen delen? ‘Kijkend naar de terugtrekkende overheid, het afbrokkelende draagvlak en de behoefte vanuit ngo’s om meer bedrijven te involveren lijkt mij dit duidelijk: burgers, bedrijven en ja, ngo’s onderling. Dit betreft een doelgroep van miljoenen gebruikers. Het middel dient dus schaalbaar te zijn en dus moeten we online.’ En hierbij sluit hij zich aan bij De Wal en Gerrits.

Hiervoor kunnen we volgens Van Doorn putten uit bekende online voorbeelden. ‘Kennis? Kijk naar Wikipedia, een online encyclopedie waar 270 miljoen gebruikers toegang hebben tot het werk van 2.7 miljoen ‘producenten’. Financiering? Kijk naar Kickstarter.com, een crowdfunding site voor kunst en cultuur, waar 30.000 projecten zijn gefinancierd. Netwerk? Kijk naar LinkedIN, een netwerk waar we elkaar professioneel kunnen vinden met 1.2 miljoen Nederlandse gebruikers in 2012.’

Mondiale kennis

In tegenstelling tot Van Doorn, lijken de andere klankbordleden wel meer vertrouwen te hebben in een fysieke OS-campus. Maar Van Ham pleitte er gisteren al voor dat zo’n creatieve campus eigenlijk in het hart van Afrika zou moeten staan met satellieten over de hele wereld, en niet in Den Haag. Hier is Asante het absoluut mee eens: ‘Hoe je innovatie ook wilt stimuleren binnen de OS-sector, zorg daarbij dat je vertrekt vanuit de belangen van de ontwikkelingslanden en niet vanuit de eigen organisatorische belangen. Dus eigenlijk zou het vanuit daar met de mensen daar opgestart moeten worden en hooguit gefaciliteerd vanuit Nederland!’ En als we dan toch in Nederland beginnen dan ziet ook Grotenhuis de campus liever niet in Den Haag. ‘Maar in Rotterdam-Zuid of in het Kanaleneiland, waar de harde werkelijkheid van een globaliserende wereld de dagelijkse habitat is.’

Naast een OS-campus, legt Verwer nog een andere aanbeveling op tafel. ‘Want innovatie komt ook door vernieuwing in de sector. Niet door maar overal nieuwe mensen vandaan te halen of als een gek jonge mensen aan te nemen, maar door goed opgeleide professionals. Je hebt de postdoc in Nijmegen, maar die is nog veel te kleinschalig. Waarom heeft de ontwikkelingssector geen grootschalige trainee-programma’s?’

Badwater

Kinsbergen voegt bescheiden nog een laatste aanbeveling toe. ‘Innovatie van de ontwikkelingssector mag niet resulteren in het kind met het badwater weggooien. Er is niets mis met het, kritisch, koesteren van reeds gebaande paden.’ En na dit gezegd te hebben, sluit zij de week over de organisatie van innovatie af: ‘Hoe de sector te innoveren? We komen er deze week vast niet uit. Tijd voor een heidag, niet voor een organisatie, maar voor dé sector. Ik stuur alvast een datumprikker rond.’

En laten we dan na dit online Smart Aid-debat, maar meteen beginnen met het afsluitende live-debat op 22 november!

Iedere vrijdag reflecteren wij met de Smart Five over het thema van de week en weergeven we de belangrijkste conclusies en aanbevelingen.

Auteur
Céline Hoeks

Datum:
19 oktober 2012
Categorieën: