Harry Hummels: ‘Commercie is geen vies woord’

Foto: HH / Frans Kup

De tweede week van het Smart Aid-debat is aangebroken. Deze week gaan wij op zoek naar nieuwe financieringsmogelijkheden in de breedste zin van het woord. Want door de financiële crisis staat de financiering van internationale samenwerking op zijn kop. Hoe kunnen wij hier nou innovatief op inspelen, in plaats van bij de pakken neer te zitten? Om een aantal bestaande en nieuwe financieringsmogelijkheden in kaart te brengen, spraken wij met prof. Harry Hummels, verbonden aan SNS REAAL Impact Investing.

‘Langzaam maar zeker zien we binnen ontwikkelingsfinanciering een duidelijk waarneembare overgang van geef-geld naar investeringsgeld. Een innovatie die zich verder door zal zetten en wat mij betreft buitengewoon interessant is. Willen we echt substantieel iets doen aan de vraag naar kapitaal vanuit die één à twee miljard mensen op deze wereld die nog geen toegang hebben tot financiële dienstverlening, dan moeten we dat in toenemende mate op een commerciële wijze oppakken. Daar kunnen ngo’s een hele belangrijke drijvende kracht in spelen, zeker in het beginstadium’, zo klinken de visionaire woorden van prof. Harry Hummels aan de koffietafel in het kantoor van SNS REAAL dat indrukwekkend uitkijkt over Utrecht. Volgens de SNS bankier zijn een duidelijke rolverdeling en de juiste samenwerking hierbij zeer belangrijk.

Gedegen ervaring

Harry Hummels heeft veel ervaring binnen financiële instellingen op de thema’s duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Bij de ING Bank richtte hij samen met zijn goede vriend en collega Theo Brouwers de tak Duurzaam Beleggen op en bij SNS REAAL legden de beide heren de basis voor SNS Impact Investing, de ontwikkelingsfinancieringstak van SNS Asset Management en SNS REAAL. Eén dag in de week is Hummels, zoals zijn kaartje het zo mooi noemt, European Liaison van Global Impact Investing Network. Voor deze organisatie, gevestigd in New York, representeert hij samen met een collega uit Londen het netwerk in Europa. Daarnaast is hij één dag in de week hoogleraar Ethiek, Organisatie en Samenleving aan de Universiteit Maastricht, waar hij dat wat hij ervaart in de praktijk ook mag bestuderen.

Commerciële opkomst

Hummels zit ontspannen aan de grote houten tafel in de gemeenschappelijke ruimte van het SNS kantoor, met een plastic bekertje koffie in de hand. Dat er de afgelopen decennia wat betreft de financiering van ontwikkelingssamenwerking veel veranderd is, dat weten we allemaal. Maar wat zijn nou de precieze waarneembare trends op dit gebied? Een vraag waar de SNS bankier wel raad mee weet. ‘De eerste trend is de overgang van sociale financiering, investeringen die met een laag rendement proberen de maatschappelijke ontwikkeling op gang te brengen, naar meer commerciële financiële ondersteuning.’ Hierbij legt hij uit dat er bij sociale financiering vaak geef-geld achter zit, zoals van Max Havelaar, een ngo of een medefinancieringsorganisatie. Maar dat commercieel gedreven geld dat sociale potje langzamerhand kan overnemen.

‘Waarom zouden wij als samenleving dat willen?’, vraagt hij opgewekt zonder echt een antwoord te verwachten. ‘Omdat er onvoldoende geef-geld is om de sociaal-gefinancierde projecten structureel en op grote schaal van de grond te krijgen. Geef-geld is beperkt en lokaal. Als we een bredere trend in gang willen zetten, dan hebben we meer nodig dan alleen goede gevers. Om als een sociaal gefinancierd project, zoals een lokale microfinancieringsinstelling, coöperatie of industrie, mee te kunnen doen in de competitieve lokale en wereldmarkt, is commercieel geld noodzakelijk. Want voor een duurzame gecontinueerde business heb je een zekere vorm van competitie, scherpte en efficiency nodig om op de lange termijn te kunnen blijven concurreren. Dat zijn toch de wetten van de markt.’

Impact!

Impact investing ziet de bankier als een tweede welkome trend, een term die we in de wandelgangen steeds vaker voorbij horen komen. En niet alleen in de gangen van SNS Asset Management. Hummels: ‘De vraag die wij ons bij impact investing stellen is, wat realiseren dit soort investeringen nou aan maatschappelijk goede zaken? Want je kan plat investeren in de sociale financieringsmarkt waarbij je alleen let op de financiële rendementen (wijzend op de hierboven omschreven trend, red.). Maar je kan ook bewust goede financiële opbrengsten koppelen aan goede maatschappelijke rendementen, die positief bijdragen aan het milieu of aan sociale ontwikkelingen.’

Gedreven door deze trend om te investeren met maatschappelijke impact, streeft Hummels er via het Global Impact Investing Network naar om mensen in Europa met een vergelijkbare agenda bij elkaar te brengen. ‘Dat gaat niet alleen om een gezellige kop koffie, maar ook uitdrukkelijk om de samenwerking op het gebied van impact investeren te bevorderen. En dat is ook noodzakelijk willen wij vraagstukken als microfinanciering en de financiering van het midden- en kleinbedrijf (mkb) van de grond krijgen.’ In Nederland hoopt hij met dit netwerk een groot aantal kernspelers op het gebied van ontwikkelingsvraagstukken en -financiering samen te brengen. Zo zijn op dit moment onder meer FMO, SNS REAAL, Stichting Doen en de Triodos Bank onderdeel van het netwerk en ook het ministerie van Buitenlandse Zaken wil zich graag aansluiten.

De grote spelers

Samenvattend zien we in de afgelopen decennia dus twee grote trends in ontwikkelingsfinanciering: naar commerciële financiering van maatschappelijke projecten, en naar investeren met maatschappelijke impact. Dit lijkt duidelijk, maar roept ook meteen twee prangende vragen op. Want wie zijn deze spelers die investeren in maatschappelijke projecten of met een maatschappelijke impact in opkomende economieën? En misschien nog wel belangrijker wat drijft deze spelers om maatschappelijke belangen na te streven?

Hummels ziet een paar grote spelers die meegaan in deze trends. De eerste groep investeerders zijn de foundations, vaak gekoppeld aan families. ‘Binnen deze foundations zien we om goede redenen een sterke groei van filantropie naar investeren.’ Een tweede groep is simpelweg de Nederlandse consument, wiens geld via investeringen van gespecialiseerde banken naar maatschappelijke projecten in ontwikkelingslanden vloeit. Nederlandse voorbeelden van dit soort banken zijn SNS REAAL, ASN Bank in samenwerking met Oxfam Novib of Triodos Bank in partnerschap met FMO. En FMO valt direct ook onder de derde categorie van investeerders, de gespecialiseerde ontwikkelingsfinancieringsinstellingen. Tot slot, ziet de SNS Bankier sinds het midden van het vorige decennium een vierde stroom financiers opkomen: institutioneel geld. ‘Dit zijn pensioenfondsen, verzekeraars en andere grote institutionele beleggers die een heel klein deel van hun kapitaal vrij maken voor investeringen in opkomende ontwikkelingen en microfinanciering.’

Commercieel belang?

Maar waarom is het voor deze spelers interessant om in ontwikkelingslanden te investeren uit een financiële of een maatschappelijke drijfveer? Ten eerste zien we volgens de SNS bankier, waar het voor commerciële investeerders het vorige decennium booming was, wel een zekere afvlakking in de commerciële financiële stromen naar opkomende economieën. ‘Om de simpele reden dat microfinanciering geen goudmijn is!’ Hij vervolgt: ‘Het is gewoon op de lange termijn fatsoenlijk financieren. Je kunt tegenwoordig niet denken: Ik wil snel rijk worden, dus laat ik investeren in microfinanciering. Iets wat in het verleden wel gebeurd is, dat mensen excessieve winsten behaalden op microfinanciering.’

Geen goudmijn dus. Maar waarom is het dan wel blijvend interessant voor SNS REAAL en andere spelers om toch de investering in ontwikkelingslanden op te zoeken? Hummels: ‘Omdat ik denk dat de behoefte aan kapitaal groot genoeg is. Want hoe je het ook wendt of keert, als we kijken naar de statistieken vanuit bijvoorbeeld de Wereldbank, dan is er wat betreft microfinanciering behoefte aan toegang tot financiële geldstromen voor één tot twee miljard mensen. Dat is een enorm reservoir waar nog in geïnvesteerd zou kunnen worden. De Wereldbank schat in dat hiervoor op jaarbasis 30 miljard dollar aan kapitaal vereist is. Kijken we naar voedselvoorziening, dan zullen we door de bevolkingsgroei innovatieve mogelijkheden moeten vinden om in 2050 twee miljard extra monden te voeden. De Food and Agricultural Organization (FAO) schat dat dit op jaarbasis 75 tot 80 miljard dollar aan additionele investeringen vereist. Dat is een uitbreiding met vijftig procent in vergelijking met de reeds bestaande investeringen!’ Maar dat is nog niet alles. ‘Ook op het gebied van affordable housing zien we een groot investeringsgat, met jaarlijks 75 tot 80 miljard dollar aan mogelijke additionele investeringen. En kijken we naar het midden- en kleinbedrijf, dan heeft McKinsey becijferd dat er zo’n 750 tot 850 miljard dollar nodig is om het mkb in opkomende economieën verder te helpen in hun ontwikkeling.’

Vehicals

Lange-termijn investeren in een groot aantal investeringsgaten, dat is de drijfveer voor de betrokken spelers. Maar toch lijkt het niet altijd even makkelijk voor de investeerders hier om de uiteindelijke doelgroep daar te bereiken. Hummels: ‘Hoe kunnen we die twee werelden bij elkaar brengen? Dat is inderdaad één van de centrale vragen. Door het creëren van financiële producten en diensten, zogenaamde investeringsvehicals, die het geld van degenen die graag willen investeren, leiden naar hen die daar behoefte aan hebben. Die vehicals zijn er nu nog te weinig van een voldoende kwaliteit en dat is een belangrijk probleem.’

Als een bestaande vehical noemt hij microfinancieringsinstellingen of lokale financiële netwerken. ‘Zo zien we in Afrika een aantal banken die hele wijdverspreide diensten aanbieden. Zij kunnen constateren waar er lokale behoefte is aan investeringskapitaal voor buitenlandse én binnenlandse investeringen. En dit is een belangrijk punt. Want het is niet zo dat alleen buitenlands kapitaal de reddende factor is om te voorzien in de bovengeschetste behoeften. Dat kan ook wel degelijk lokaal kapitaal zijn, dat is steeds meer wenselijk. Alleen moet er wel voldoende kapitaal zijn. En dan kunnen buitenlandse geldstromen inspringen in allerlei vormen, zoals via garantiestellingen of foreign direct investments (FDI).’

Kritische vinger

Er hangt een gezellige sfeer in het SNS-kantoor. Met een lach begroet Hummels zijn collega’s, die voor de lunch nog even snel een kop koffie komen halen uit de automaat. Twee andere collega’s  strijken zachtjes neer aan de andere kant van de lange tafel voor een vroege lunch. Met een schuin oog naar dit gemoedelijke schouwspel vervolgen we het gesprek. Want in de samenleving wordt wel eens met een kritische vinger gewezen naar de risico’s van commerciële investeringen in ontwikkelingslanden. Zijn zij wel oprecht geïnteresseerd in het maatschappelijke belang?

Hummels knikt instemmend: ‘Op 28 september heeft KRO Reporter een aflevering uitgezonden over wat er allemaal mis kan gaan bij microfinanciering. En daar wordt terecht de vinger op een zere plek gelegd, namelijk dat er een aantal dingen goed fout kunnen gaan als microfinancieringsbedrijven enkel georiënteerd zijn op het maken van winst.’ Maar hij betreurt de louter negatieve insteek van de uitzending, die microfinanciering onterecht in een slecht daglicht zet. ‘Ze hebben een aantal crisissituaties laten zien en vervolgens niet het beeld genuanceerd dat er al vele jaren initiatieven genomen worden om dat te verbeteren en om de excessen te voorkomen.’ Commerciële partijen zijn volgens hem niet alleen uit op winst, maar hebben er ook belang bij om de sociale missie te handhaven: ‘Een investeerder stapt alleen in een project als hij kansen ziet voor verantwoorde groei, om de simpele reden dat een niet-verantwoorde groei via reputationeel nadeel en mogelijke financiële verliezen, uiteindelijk weer bij de investeerder op zijn bord komt.’

Daarnaast legt Hummels uit dat de markt een zelf-zuiverende werking heeft: ‘Slecht geld wordt er vanzelf uitgedreven. Het is natuurlijk zeer vervelend dat er af en toe een aantal zaken misgaan. Maar uiteindelijk doet de markt haar werk.’ En ook moeten we niet vergeten dat investeringen zijn gebaseerd op een overeenkomst tussen de investeerder en de ontvanger. En in deze overeenkomst kijken de beide partijen tegenwoordig steeds kritischer naar elkaar, voordat zij met elkaar in zee gaan.

Aan de wieg

Naast de commerciële partijen, meent Hummels dat het maatschappelijk middenveld nog steeds een belangrijke rol speelt in de investering in opkomende economieën. Voor maatschappelijke organisaties ligt er een grote rol in sectoren als educatie en gezondheidszorg. ‘Dat zijn elementaire zaken waar een commerciële investeerder geen brood aan kan verdienen. In die zin moeten wij ons als samenleving goed realiseren waar nu echt publieke ondersteuning nodig is en wat via privaat geld geregeld kan worden.’ Maar hij onderschrijft nog een andere onmisbare bijdrage van ngo’s: ‘Maatschappelijke organisaties hebben vaak aan de wieg gestaan van de coöperaties en financiële instellingen die microfinanciering of mkb-financiering aanbieden. Want er is vrijwel geen commerciële investeerder die een greenfield operation of start-up gaat financieren, dat is veel te risicovol.’

Volgens Hummels is daarom een zekere rolverdeling tussen maatschappelijke organisaties en commerciële partijen noodzakelijk. ‘Geef-geld en overig gesubsidieerd kapitaal zou in feite wat meer risicodragend moeten zijn en investeringen met hogere risico’s op zich moeten nemen. Dat kunnen zij doen omdat ze toch niet verplicht zijn hoge rendementen te behalen. Op het moment dat zo’n lokale financiële instelling, onderneming of industrie wat verder is ontwikkeld, kunnen maatschappelijke organisaties het stokje overdragen aan commerciële partijen. Want als ngo’s gaan doen wat commerciële partijen al doen, dan gaan zij elkaar in de weg zitten. En dat is een probleem.’

Dringend advies

Hierbij geeft Hummels vanuit commercieel oogpunt een dringend advies aan de maatschappelijke sector: ‘Waak er nou voor dat je niet tegen een te laag rendement je kapitaal gaat wegzetten. En zeker niet bij instellingen die eigenlijk heel goed commercieel gefinancierd kunnen worden. Want je maakt het onmogelijk voor commerciële instellingen om dan nog concurrerend rendement aan te bieden en dat is wel degelijk een probleem. Want geef-geld en gesubsidieerd kapitaal kan per definitie maar een heel klein deel van die grote behoefte aan kapitaal voor zijn rekening nemen. Als je de commerciële sector niet de ruimte gunt om het op een verantwoorde wijze over te nemen door deze partijen weg te concurreren, dan heb je straks als maatschappelijke organisatie niet het effect bereikt dat je zou willen bereiken. Commercie is geen vies woord. Het is een noodzakelijke voorwaarde om maatschappelijke doelstellingen op termijn te kunnen realiseren.’

Met zijn bankierspet op, adviseert hij ngo’s daarnaast om in hun werk constant kritisch op zoek te gaan naar projecten die op de lange-termijn duurzaam zijn en waar een zekere marktvraag naar is. ‘Omdat ngo’s voor een deel gesubsidieerd worden door de overheid, kunnen zij hun populariteit vergroten door het geld wat ze van de overheid krijgen strategisch in te zetten. Hierdoor kunnen zij een verliesmakend project toch doorzetten en hebben zij minder dan commerciële organisaties last van de marktwerking. Maar dat geldt niet onbeperkt. Als er geen marktvraag is, dan kunnen ngo’s nog zozeer een ontwikkeling pushen, maar dan houdt dat ook voor hen ergens op.’

Daarbij moeten maatschappelijke organisaties volgens Hummels goed nadenken over de mogelijke consequenties van hun acties. Die acties kunnen heel mooi zijn voor de bühne, maar de lokale bevolking is er niet altijd bij gebaat. Hij noemt als voorbeeld de nieuwe campagne over landgrabbing van Oxfam Novib, die momenteel oproept om niet te investeren in Afrika. ‘Daar maak ik me grote zorgen over! Anders dan te zeggen, we gaan niet meer investeren, moeten we kijken met wie we kunnen samenwerken om de situatie omtrent landgrabbing te verbeteren. Zoek naar de verbetering en niet naar de uitsluiting. Want daar veranderen we niets mee. Dat kan wel prachtig zijn voor het generen van publiciteit om meer leden te trekken, en dat is vaker de drijfveer van ngo’s, maar dan denk ik: jongens dat is de verkeerde insteek.’

Samenwerking

Alhoewel ons gesprek het uur al lang en breed gepasseerd is, draagt Hummels op de valreep nog één aanbeveling aan. Om een goede rolverdeling en kennisuitwisseling te stimuleren in de investeringen in ontwikkelingslanden, benadrukt hij het belang van samenwerking en alliantievorming op maatschappelijk en commercieel vlak. Hij legt uit dat hierin al een aanzienlijk aantal initiatieven zijn genomen. Zo hebben gezamenlijke acties geleid tot richtlijnen op het gebied van transparantie en klantbescherming (client protection principles) en inclusieve financiering (principles for investors in inclusive finance). ‘In dit soort initiatieven zien we dat maatschappelijke organisaties, medefinancieringsinstellingen, de overheid en multilaterale organisaties een drijvende kracht vormen. Tegelijkertijd krijgen ze daarvoor heel veel steun van commerciële partijen. Dus dat is een mooi voorbeeld van een samenwerking tussen veel verschillende groepen.’

Deze zoektocht naar nieuwe samenwerkingsvormen is volgens de SNS-bankier niet alleen van belang voor een gezonde rolverdeling en kennisuitwisseling, maar ook een manier voor ngo’s en andere partijen om nieuwe gezamenlijke financieringsmogelijkheden te vinden. Als voorbeeld van een goede samenwerking noemt hij het microfinancieringsfonds van ASN Bank en Oxfam Novib. Maar ook het Global Impact Investing Network is een voorbeeld van zo’n partnerschap. Hummels verwacht dat dit soort samenwerkingsverbanden, waarbij we gezamenlijk iets opzetten omdat we het niet alleen kunnen doen, in de toekomst alleen maar zullen toenemen. ‘En dat is een goede zaak.’

Auteur
Céline Hoeks

Datum:
22 oktober 2012