Vrijdagmiddagborrel: Oude wijn in nieuwe zakken

Het nadeel – of misschien wel het voordeel – van dat je al meer dan twintig jaar over ontwikkelingssamenwerking schrijft, is dat je ziet dat alles in cyclussen verloopt. Om de zoveel jaar wordt ander beleid gemaakt dat dan vervolgens als vernieuwend wordt gepresenteerd, terwijl het meestal een herhaling is van beleid dat er al is geweest. Dit betoogde Marc Broere gisteren in een gesproken column bij het jubileum van Yente. Het is Oude Wijn in Nieuwe Zakken. Maar…..de wijn wordt wel steeds beter.

Afgelopen week stonden er twee artikelen in de krant die mijn aandacht trokken. In het Fries Dagblad stond een stuk over een groep Ugandese natuurbeschermers die te gast waren in Friesland om de Friezen te helpen met het beschermen van de weidevogel. ‘Fryslan krijgt vorm van ontwikkelingshulp van Ugandezen’ stond als kop boven het artikel.

En afgelopen vrijdag stond in het NRC een artikel over een Keniaanse jongerenwerker die was neergestreken in de Utrechtse wijk Ondiep – bekend van de rellen van enkele jaren geleden – om jongerenwerkers uit Utrecht advies te geven hoe ze met probleemjongeren om moesten gaan. De Keniaan had enig recht van spreken, want tijdens de bloedige onlusten na de laatste verkiezingen in zijn land speelde hij een belangrijke rol om jongeren van het plegen van verder geweld af te houden.Op de vraag of hij de mensen uit Utrecht kon helpen, knikte de Keniaan positief. Hij zei: ‘Mijn suggestie zou bijvoorbeeld zijn om positiever te kijken naar lastige jongeren. Stigmatiseer je ze als criminelen, dan gaat dat tegenwerken. Kijk liever naar wat ze wél kunnen.’

In de kranten werden deze sympathieke initiatieven als iets nieuws gepresenteerd. Nederland krijgt ontwikkelingshulp uit het Zuiden. Toch is dat niet zo. Het is helemaal niet nieuw. Het is Oude wijn in Nieuw Zakken.

Zeeuwse dorsvlegel

Want in de jaren negentig van de vorige eeuw wemelde het van initiatieven als deze. Het bekendste nog waren de duurzaamheidsverdragen die minister Jan Pronk had afgesloten met Costa Rica, Benin en Bhutan. In deze verdragen stond gelijkwaardigheid centraal. Landen zouden elkaar helpen en elkaar kritisch mogen aanspreken op hun nationale duurzaamheidsbeleid. Na een voortvarende start was het snel over met het programma toen een delegatie uit Costa Rica kritiek leverde op de Nederlandse bio-industrie en de manier waarop wij met de natuur op de Waddeneilanden omgingen. En het werd al helemaal politiek gevoelig toen Bhutan een gift aan de provincie Zeeland gaf om de Zeeuwse dorsvlegel te beschermen. Maar voor de Tweede Kamer was de maat pas echt vol toen Costa Ricanen hand in hand met actievoerders van Milieudefensie gingen demonstreren tegen de vijfde baan op Schiphol, omdat dit slecht zou zijn voor het broeikaseffect.

Toen was het ook snel over met deze omgekeerde ontwikkelingshulp. En ik voorspel dat het dit keer ook lastig gaat worden als deze Ugandezen en Kenianen gaan pleiten voor de verlaging van de maximumsnelheid in Nederland. Dan zullen ze volgens velen opeens minder symphatiek zijn.

Cyclussen

Het nadeel – of ook misschien wel het voordeel – van dat je al meer dan twintig jaar over ontwikkelingssamenwerking schrijft, zoals ik, is dat je ziet dat alles in cyclussen verloopt. Om de zoveel jaar wordt er nieuw beleid gemaakt en voor nieuwe speerpunten gekozen dat dan vervolgens als nieuw wordt gepresenteerd. De beleidspersoon die dit beleid afkondigt denkt dat hij vernieuwend is, evenals ontwikkelingsorganisaties die snel aanhaken bij het nieuwe beleid om zo hun subsidie veilig te stellen.

Neem nu ook het onderwerp waar Yente zich mee bezighoudt: het stimuleren van ondernemerschap. Jullie denken ongetwijfeld dat jullie bij de vernieuwers behoren. Jullie zitten precies in het hart van het huidige beleid, daar waar het gebeurt. Want ondernemerschap, zelfredzaamheid en economische ontwikkeling zijn de thema’s waar het tegenwoordig om draait in het Nederlandse beleid.

Ondernemerschap, en in het geval van Yente dan ook nog eens vrouwelijk ondernemerschap. Een droomcombinatie die goed scoort in de huidige populariteitspoll binnen de Nederlandse  ontwikkelingssamenwerking. Toch moet ik jullie op je jubileum teleurstellen. Wat Yente doet is helemaal niet nieuw en vernieuwend. Het is Oude wijn in Nieuwe Zakken.

Teleurgesteld

Het bedrijfslevenprogramma binnen de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking bijvoorbeeld dateert al van de jaren zestig met de Nederlandse Overzees Financierings Maatschappij (afgekort NOF) en het drempelprogramma. Deze programma’s waren vooral bedoeld om het Nederlandse bedrijfsleven tot investeren in ontwikkelingslanden aan te zetten. Geen van die programma’s is een groot succes geweest, zoals minister Jan de Koning (minister van 1977 tot 1981) teleurgesteld aan het einde van zijn ministerschap aangaf. Ook onder de enige VVD-bewindspersoon op ontwikkelingssamenwerking, Eegje Schoo, bleef het steken in het leveren van goederen aan ontwikkelingslanden door Nederlandse bedrijven.

Ook binnen andere programma’s, zoals de landenprogramma’s of de programma’s van SNV, zijn er vanaf de jaren zeventig heel wat projecten geweest om lokaal ondernemerschap in ontwikkelingslanden te stimuleren. Dat ging van het oprichten van industrial estates waar lokale ondernemers dan gebruik konden maken van technische expertise van Nederlandse deskundigen, tot het stimuleren van coöperatie-vorming en het trainen van leiders van coöperaties. Verder heeft het FMO al vanaf de jaren zeventig een programma om lokale investeringsbanken te steunen, onder andere door het beschikbaar stellen van expertise en kapitaaldeelname.

De ene bewindspersoon hechtte meer waarde aan deze bedrijfslevenprogramma’s dan de ander totdat het onder staatssecretaris Knapen opeens – en tamelijk drastisch – weer tot topprioriteit werd uitgeroepen, en natuurlijk weer gepresenteerd werd als nieuw en vernieuwend beleid. Maar het is, u voelt hem al komen, Oude wijn in Nieuwe zakken.

Helemaal niets veranderd?

Is er dan helemaal niets veranderd? Toch wel. Want binnen die cyclussen spelen zich wel degelijk subtiele positieve veranderingen af. Neem nu een van de twee peilers van Yente, namelijk dat het om vrouwelijk ondernemerschap gaat. In de ontwikkelingssamenwerking noemen ze dat geloof ik gender.

Toen ik begon met het schrijven over ontwikkelingssamenwerking was gender ook al een prioriteit van het beleid, maar werd vooral het slachtofferschap van vrouwen in ontwikkelingslanden benadrukt. Het was de Nederlandse vrouwenbeweging die de Feministische Golf in ons land ook in het Zuiden wilde gaan brengen. En dat leidde tot een ongemakkelijke sfeer binnen de ontwikkelingssamenwerking waarin het taboe was om kritiek te hebben op westerse vrouwendeskundigen die precies wisten hoe het dáár moest gebeuren.

De kracht van vrouwen benadrukken

Tegenwoordig, en Yente is daar bij uitstek een van de voorbeelden van, is gender opnieuw een prioriteit maar wordt vooral benadrukt wat vrouwen wél kunnen; het gaat het om de kracht van vrouwen. Tegenwoordig heb je een genderplatform als WO=MEN -onder de bezielende leiding van Elisabeth van der Steenhoven-, waar Yente ook lid van is, dat met goed beargumenteerde feiten in de hand laat zien dat aandacht voor gender gewoon tot betere resultaten binnen ontwikkelingsprogramma’s leidt. WO=MEN haalt rapporten van de Wereldbank aan waarin wordt geconstateerd dat landbouwplannen veel effectiever zijn als je rekening houdt met de positie van de vrouw. Vrouwen worden bijvoorbeeld belemmerd door eigendomsrechten. Als vrouwen zelf grond mogen beheren, stijgt de efficiëntie van de landbouw in Afrika volgens de Wereldbank met 20 procent.

Zelfs de CIA, de Amerikaanse Inlichtingendienst wordt door WO=MEN als bron gebruikt. De CIA schrijft in een rapport dat de belangrijkste spelers in conflictgebieden vrouwen zijn. Vrouwen bepalen waar het eten naartoe gaat en of er wel of geen scholing wordt gegeven aan paramilitaire groepen. Vrouwen zijn ook early warners in conflictgebieden; zij merken als eerste dat de spanningen oplopen.

Ik kan u verzekeren dat de Wereldbank en de CIA toen ik begon met schrijven over ontwikkelingssamenwerking als volstrekt onlogisch en vooral ook verdachte bron werd gezien binnen het Nederlandse ontwikkelingswereldje.

Angola helpt Portugal

En neem ook het voorbeeld uit het begin van mijn column, die omgekeerde ontwikkelingshulp uit het Zuiden. Het komt allemaal weer terug en wordt als nieuw gepresenteerd, maar toch op een veel krachtiger schaal dan twintig jaar geleden. Want het gaat niet alleen maar om een paar mensen uit Uganda en Kenia die ons adviseren op het gebied van de weidevogel of over hoe wij probleemjongeren moeten aanpakken. We zien vandaag de dag dat Angola haar voormalige kolonisator Portugal te hulp schoot tijdens de financiële crisis, dat Portugezen massaal emigreren naar Angola om daar werk te vinden.

De omgekeerde ontwikkelingshulp is anders geworden dan vroeger, het gaat veel meer om gelijkwaardigheid. En dat zie je ook bij Yente. Het gaat om de uitwisseling van ondernemers hier en daar, om matchmaking. Dat is een heel ander frame dan hulp aan lokale ondernemers in ontwikkelingslanden.

Eunice

Ik was deze zomer terug in Kenia om dezelfde projecten en mensen te bezoeken als die ik 21 jaar geleden tijdens mijn eerste journalistieke reis ontmoette. Uit die reis ken ik Ina Oostrom ook, de directeur van Yente,en haar man Harrie. Ik ontmoette na twintig jaar ook Eunice Onyango weer. Zij is de vertegenwoordiger van Yente in Kenia. Haar verhaal gaf heel mooi ook die positieve veranderingen over langere tijd weer. Twintig jaar geleden was Eunice nog actief met het geven van microkredieten aan arme vrouwen uit de sloppenwijken. Ze komt nu een aantal van hen weer tegen bij Yente. Het zijn vrouwelijke ondernemers geworden die aan het groeien zijn richting middelgrote en zelfs internationale bedrijven. Bijvoorbeeld een vrouw die nu een internationaal transportbedrijf runt of een ander die een exportbedrijf heeft in de voedingsindustrie.

Met Yente richt Eunice zich nu met name op de groep vrouwen die met middelgrote ondernemingen bezig zijn. Ze hebben nog steeds behoefte aan een aantal dingen. Ze missen vooral informatie, bijvoorbeeld hoe je met de groei van je bedrijf om moet gaan. Stel dat je internationaal wilt gaan, bij welk ministerie moet je dan zijn en welke vergunningen heb je dan nodig? Er zijn nogal wat regels als je je op de exportmarkt gaat begeven. Ook missen ze nog de capaciteit om aan productontwikkeling te doen.

Daarnaast richt Yente zich op lobby. Volgens de Keniaanse grondwet moet een derde van alle openbare aanbestedingen in het land naar vrouwen gaan. Juist de grote bedrijven zijn vaak nog in handen van mannen. En zoals Eunice mij met vuur in haar ogen zei: ‘We claimen onze rechten en benadrukken bij de vrouwen dat ze ook in hun eigen land grote stappen voorwaarts kunnen zetten als ze maar in hun eigen omgeving op de juiste deuren blijven kloppen.’

Oude wijn in nieuwe zakken?

Dus om terug te keren op mijn titel. Oude Wijn in Nieuwe Zakken. Ja vaak wel, de onderwerpen zijn in ieder geval hetzelfde en keren telkens weer  terug. Maar inhoudelijk zijn ze wel degelijk verbeterd en meegegroeid met de tijd. Daarmee is ontwikkelingssamenwerking wel degelijk een lerende sector. Gelukkig is de wijn, ook al drink je hem in een nieuwe zak, alleen maar rijper, voller en lekkerder geworden.