
Van slechte verliezer naar goede speler
‘Lobbyïsten bedreigen de democratie’, stelt Friends of the Earth in haar artikel op de Vice Versa website (dd. 10 augustus). Het prikkelde Jan de Vries en Diederik Prakke van MDF tot een reactie. ‘FoE polariseert en staat daarmee samenwerking in de weg.’
Het artikel ‘Lobbyïsten bedreigen de democratie’ is onderdeel van een beleidsbeïnvloedingsstrategie. Eén van de ‘advocacy’ prioriteiten van Friends of the Earth is de invloed van het bedrijfsleven binnen de Verenigde Naties (onder de noemer: Reclaim the UN from corporate capture). Het artikel refereert aan een uitgebreid onderzoek over die invloed en herhaalt de belangrijkste conclusies en actiepunten. FoE vat ze samen in die ene stelling.
‘Lobbyïsten bedreigen de democratie’ is een prikkelende titel en het is gangbaar een artikel interessant te maken door er een pakkende titel aan te geven. Die stelling op zich is dan ook geen reden om een reactie te schrijven. Echter, FoE ondersteunt die stelling met een uitgebreid onderzoek. Het onderzoek dient vervolgens tot rechtvaardiging van die stelling. Dat is wel voldoende reden om een reactie te schrijven.
Ngo’s de verliezer
Ons artikel zoekt geen rechtvaardiging voor de behoorlijk bevoorrechte positie van lobbyïsten van bedrijven, waar terecht vragen over kunnen worden gesteld. Het is echter wel een aanval op de stelling die FoE in haar titel maakt dat alle (bedrijfsleven) lobby de samenleving schaadt. Het is een vaak gehoorde stelling bij niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) die daarmee de verantwoordelijkheid van het falen van hun eigen lobbystrategie wel erg opzichtig bij de boze buitenwereld leggen. Met dit artikel wil ik ook de verantwoordelijkheid van ngo’s, waaronder FoE, in hun lobby onder de spotlights houden.
Het artikel, en in zekere mate het onderzoeksrapport, ademen een zekere frustratie uit. Zeker na het ‘falen’ van de Rio +20 is frustratie op zijn plaats. Er is al veel langer een gevoel van machteloosheid ten aanzien van schijnbaar grotere actoren die met een schijnbaar niet te overtreffen budget alles uit de kast kunnen halen, om resultaten in de lobby te behalen die, zo wordt verondersteld, tegen de belangen van een groot deel van NGO’s en de samenlevening indruisen.
Indien dit allemaal een spel zou zijn (en dat is het toch ook een beetje), dan is het ‘publieke belang’ (lees de ngo) de verliezer en Shell (en daarmee alle grote multinationals) de grote winnaar. In dat licht bekeken stelt FoE zich op als een slechte verliezer met ogenschijnlijk weinig zelfkritiek.
Bedrijfsleven als boosdoener
Het rapport waaraan FoE refereert is redelijk onderbouwd maar toch ook oncomfortabel eenzijdig. Dat is jammer, want het is een gemiste kans om studie en bijbehorend artikel tot een instrument te maken ter verbetering, of daar in ieder geval de discussie voor te openen. Nu is het vooral een terugkijkend document waarin open deuren net iets verder geopend worden en bedrijven worden gezien als de grote boosdoeners (en in hun kielzog al die machtige mensen bij internationale en regionale organisaties).
Zoals eerder aangestipt: als de lobby van een multinational als Shell ondemocratisch is, is de lobby van niet gekozen ngo’s dan wél democratisch? Er zit in dit artikel een vooronderstelling van morele superioriteit die elke vorm van mogelijke samenwerking met de private sector op dit gebied onmogelijk zal maken. Het is makkelijk om te roepen dat je een publiek belang verdedigt, maar dat gegeven alleen maakt het niet democratisch.
Principes van lobby
Dit is ook de grote valkuil van veel ngo’s die aan lobby/advocacy doen: het idee dat je vanuit je principes goed doet betekent niet per sé dat je dat voor (en volgens) iedereen ook écht doet. Dat heeft te maken met twee principes van advocacy: credibility (geloofwaardigheid) en legitimacy (legitimiteit).
Je moet als ngo voldoen aan die principes en je moet ze kunnen bewijzen. Zo wordt je geloofwaardigheid gevoed door je kennis, de informatie die je verzamelt en uitbrengt, de houding waarmee je te werk gaat. Voor legitimiteit moet je kunnen aantonen waarom jij het recht hebt om meningen/mensen te vertegenwoordigen. Je moet kunnen aantonen voor wie je spreekt (en dat is specifieker dan het publieke belang), en deze groep moet je actief betrekken bij je lobby.
Ngo’s vergeten vaak dit soort principes actief na te leven, omdat men er vanuit gaat dat wat ze doen per definitie goed is. Door daarvan uit te gaan stellen ngo’s zich ongewild erg kwetsbaar op. De twee meest voorkomende aanvallen van opponenten zijn namelijk op punten van geloofwaardigheid en legitimiteit. En die aanvallen komen niet altijd van machthebbers of zogenaamde vijanden, maar ook van belanghebbenden (stemmen uit het grote publiek).
Een derde principe voor een lobby die het waard is serieus genomen te worden is accountability (o.a. transparantie). Ook hier is communicatie naar verschillende actoren essentieel. Deze communicatie, bijvoorbeeld naar belanghebbenden toe houdt in dat je aangeeft wat je hebt gedaan en hoe dat heeft gewerkt, en wat je in de toekomst zult doen. De mate waarin je dit doet is natuurlijk ook afhankelijk van het gewenste niveau van transparantie. Het kan best zijn dat je de strategie niet wilt blootgeven of je onderhandelingspositie niet volledig wilt openbaren. Een zekere discretie is misschien ook nodig om mensen te beschermen.
Lobby term met een bijsmaak
Toegegeven: lobby, van alle mogelijke activiteiten, is van zichzelf een vrij ontransparante activiteit. Lobby heeft op zichzelf zelfs een dusdanige bijsmaak gekregen dat men binnen de Europese Commissie de term nauwelijks nog bezigt (het is nu ‘interest representation’) en in de private sector al helemaal niet meer (daar geldt de aanduiding ‘public affairs’).
In veel landen waar ik heb gewerkt staat ‘lobby’ gelijk aan Amerikaanse propaganda of Joodse invloed. Dat is in die context niet per sé positief. De mate van transparantie hangt samen met het karakter van de activiteit. Het gaat uiteraard om het overtuigen van anderen, maar meer nog is de kern van lobbyën: onderhandelen!
Daarbij heb je onderhandelbare en niet onderhandelbare issues, je speelt stakeholders tegen elkaar uit, je geeft en je neemt. Dat is voor veel ngo’s een groot probleem, want hoe je kun je nou onderhandelen over principes? Veel ngo’s doen dat natuurlijk gewoon wel. Soms lukt dat, zeker wanneer echt vanuit onderhandeling naar gezamenlijke oplossingen wordt gekeken (en deze duidelijk en transparant naar buiten worden gecommuniceerd).
Lobby als onderhandelingsproces
Een absolute voorwaarde voor succesvol lobbyën is dus dat het wordt gezien als onderhandeling. Dat in acht nemende is het cruciaal dat lobby goed wordt voorbereid waarbij negotiables en non-negotiables worden geformuleerd, concrete doelstellingen worden opgeschreven, samenwerkingspartners strategisch worden gezocht, andere stakeholders goed in kaart worden gebracht en hun belangen worden beschreven, veelal met de mensen waarvoor je het doet. Alleen zo borg je legitimiteit!
Soms mislukt een lobby jammerlijk, vaak vanwege ongrijpbare factoren die niet of nauwelijks te beïnvloeden zijn. Maar vaker nog omdat lobby voor veel actoren (waaronder ngo’s) uitsluitend gelijk staat aan het overtuigen van andere partijen van een moreel gelijk. Wanneer dat morele gelijk ijkpunt is voor succes dan zullen die partijen herhaaldelijk erg teleurgesteld en dikwijls cynisch en gefrustreerd uit een lobby komen. Bovendien staat het een goede voorbereiding, zoals hierboven beschreven, in de weg. Het lijkt dat FoE deze weg is ingeslagen.
Het zou interessant zijn om de lobby van FoE en de resultaten van die lobby juist door die bril te bekijken. Het stelt het handelen van FoE en haar partners centraal. Nu mist deze analyse volledig. Bovendien zou zo’n analyse weer bijdragen aan de accountability van FoE. Dat zou het democratisch deficiet van ngo’s zoals FoE enigszins kunnen opvangen.
Allicht dat dit intern wel gedaan wordt, of met de partners en andere belanghebbenden. Zo ja, dan zouden de resultaten daarvan goed gepubliceerd kunnen worden om zo het beeld te corrigeren dat de lobby mislukt doordat actoren uit de private sector en machtige beleidsmakers samen heulen en smerige spelletjes spelen over de rug van het ‘publieke belang’.
Geloofwaardigheid
Het zou de conclusies sowieso genuanceerder maken en het rapport (en bijbehorende artikel) voorzien van de nodige geloofwaardigheid. Daarnaast zou dat het makkelijker maken om na te gaan waar het mis gaat in zo’n lobby. Is het puur vanwege die grote invloed van de private sector? Of heeft het ook te maken met legitieme strategiën die ze toepassen en waar de civil society maar geen vuist tegen kan maken?
Er zijn nog veel meer vragen die gesteld zouden mogen worden door FoE. Zo is het bijvoorbeeld opvallend dat Shell zich overal weet te nestelen, maar dat FoE en al haar (potentiële) partners dat niet lukt. Is dat vanwege gebrek aan middelen? Gebrek aan politieke vriendjes? Of is er gebrek aan gezamenlijke strategie geweest en gebrek aan duidelijke boodschappen en doelstellingen?
Antwoorden op die vragen geven veel meer informatie dan de simpele constatering dat Shell een aantal dingen heeft gedaan en daarmee in invloedrijke posities is gekomen. Waarbij ook nog eens sterk wordt gesuggereerd dat het een en ander illegaal is.
Allicht dat dit artikel een aantal aspecten benoemt die door FoE en andere ngo’s al lang en breed intern zijn besproken. Allicht dat er zelfreflectie heeft plaatsgevonden aan de hand van de bovengenoemde principes. Echter, wanneer er vervolgens een artikel en rapport wordt uitgebracht die zo eenzijdig een belangrijke actor in veranderingsprocessen aanvalt, dan komt het ongeloofwaardig over om geen nuanceringen te plaatsen die een reflectie zijn van die interne zelfkritiek.
Zo’n artikel en rapport is interessant voer voor discussie, maar op zichzelf staat het eigen leren in de weg. Het opent de deur voor aanvallen op geloofwaardigheid. Bovendien polariseert het artikel en het rapport, en staan het daarmee samenwerking in de weg. En die samenwerking zal, ook in het duurzaamheidsdebat, toch echt gevonden moeten worden op basis van gedeelde principes. Hoe je het wendt of keert, zonder Shell en consorten zal er geen duurzame verandering plaatsvinden.
Jan de Vries is Trainer/Consultant Advocacy & Human rights bij MDF training & consultancy.
Diederik Prakke is Senior Trainer/Consultant MDF Indochina.
De auteurs schrijven dit op eigen titel.