OS en ondernemerschap: vijf cent voor een pak pampers

Illustratie: Esther van Ameijde

Overmatig gesubsidieerde ontwikkelingsorganisaties moeten leren zelf hun broek op te houden. Dat kan, mits de branche een gevoel voor ondernemerschap ontwikkelt. Dat stelt Rob Zadel in zijn column van deze week.

Het pad van ontwikkelingshulp gaat bepaald niet over rozen. Het is een ingewikkelde bezigheid geworden die zich moeilijk laat vertalen in duurzame resultaten in ontwikkelingslanden. Nu vind ik de aanwijsbare, concrete resultaten, het daadwerkelijk ondersteunen van de minder bedeelde medemens,  al heel wat.

Dat Stef Blok en Ingrid de Caluwé van de VVD daar ‘fact free’ anders over denken, komt wel vaker voor bij politici en zeker voorafgaande aan verkiezingen. Tegen verkiezingsmarketing of opportunisme valt moeilijk te ageren, hoewel Farah Karimi van Novib Oxfam in haar reactiestuk in de Volkskrant van 18 juni jl. daar een aardige poging toe deed.

Status quo

Dat ontwikkelingshulp al geruime tijd in de hoek zit waar de klappen vallen, is een feitelijke constatering. Veel zinnige kritiek en nog meer onzinnige kritiek vallen haar ten deel. De verstrengeling van de grote ontwikkelingsorganisaties met de politiek en haar geheimzinnige lobbycircuit om de status quo op het gebied van subsidiëring te behouden, spelen daarbij zeker een grote rol.

Daar staat tegenover dat de branche zich op het gebied van verantwoording, gepaste directiesalariëring, governance en openheid al geruime tijd sterk positief heeft ontwikkeld. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld publieke omroepen, onderwijsinstellingen als hoge scholen, maatschappelijke organisaties als woningcorporaties, zorginstellingen en andere semi-overheidsinstanties. Om maar te zwijgen over het falen van het bankwezen.

Geld van anderen

Dat overmatig gesubsidieerde en daardoor gepamperde ontwikkelingsorganisaties meer en meer moeten leren hun eigen broek op te houden, is een waarheid als een koe. Daar is de branche niet de enige in. Ook dat is solidariteit, zeker in een tijd van bezuinigingen.

De kunst daarbij is een zakelijke opstelling en geen politieke. Daarin moet worden geïnvesteerd. Woorden als ondernemerschap en zelfs durfkapitaal, om wat te noemen, worden in de branche tot nu toe oneigenlijk gebruikt, omdat het altijd gaat om bestedingen van geld van anderen en/of subsidies.

Pampers

Laatst zag ik in het TV-programma Keuringsdienst van Waarde hoe het anders kan. Het betrof een sublieme samenwerking op zakelijk gebied tussen Unicef en Procter & Gamble. Van elk verkocht pak pampers ging vijf cent naar Unicef voor haar vaccinatieprogramma tegen tetanus.

Dat is voor de firma Procter & Gamble inderdaad een uitstekende deal. Voor een fooitje de grote naamsbekendheid en positieve uitstraling van de kinderhulporganisatie Unicef aan je product verbinden is geen kattenpis. Voor Unicef is het een amateuristische poging tot een zakelijke deal. Tien procent van de verkoopprijs van elk verkocht pak pampers van tien euro zou zakelijk zijn geweest, want voor wat, hoort wat. Maar het is  een wijze van fondsenwerving die beter is dan de hopeloze vasthoudendheid aan subsidies.

Alle kritieken ten spijt, op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn ontwikkelingsorganisaties nog steeds de voorlopers. Alleen de invulling van het ondernemerschap laat te wensen over. Fondsenwerving is namelijk puur business en daar is niets mis mee. Het politieke tij is gunstig.

Auteur
Rob Zadel

Datum:
22 juni 2012