OPINIE: Ontwikkelingshulp let scherp op doeltreffendheid

De resultaten van ontwikkelingshulp zijn niet erg overtuigend, zo betogen Stef Blok en Ingrid de Caluwé op de opiniepagina van de Volkskrant. De financiële bijdrage van de overheid zou scherp kunnen worden verlaagd. Beide uitspraken geven blijk van beperkte kennis van internationaal onderzoek over de doeltreffendheid van de hulp, meent Ruerd Ruben.

Na jarenlang wetenschappelijk onderzoek naar de relatie tussen hulp en economische groei bestaat er inmiddels een brede internationale consensus dat de investeringen die worden gefinancierd uit hulpmiddelen op langere termijn bijdragen aan 0.2% extra economische groei per jaar. Gezien de beperkte omvang van de hulp (voor Nederland nu 4,4 miljard euro) is dit een significant effect. Uiteraard zijn ook andere factoren van invloed op de groei.

Het bijzondere van hulpgelden is dat zij ook investeringen mogelijk maken in vitale gebieden die niet door de markt worden bediend, zoals gezondheidszorg en onderwijs. Een typisch voorbeeld hiervan zijn investeringen voor de bestrijding van infectieziekten. De afgelopen 10 jaar is het aantal sterfgevallen door malaria met 20% gereduceerd. Door verbeterde vaccinatie is de kindersterfte met een derde teruggebracht, waardoor nu dagelijks 12.000 minder kinderen overlijden. Het permanent uitbannen van deze ziektes vereist schaal. Samenwerking in multilateraal verband is daartoe zinvol en noodzakelijk.

Geen ‘dramatische mislukkingen’

Evaluaties van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking door de onafhankelijke inspectiedienst IOB bieden een gedetailleerd inzicht in bereikte resultaten. De Nederlandse inzet op het gebied van basisonderwijs in Zambia, Oeganda, Bangladesh en Bolivia leidt aantoonbaar tot meer onderwijsdeelname en betere schoolresultaten. Programma’s op het gebied van drinkwater en sanitaire voorzieningen in Egypte, Mozambique en Benin hebben de toegang tot drinkwater voor miljoenen mensen verbeterd, maar kampen nog wel met de nodige problemen op het gebied van het duurzaam beheer van de waterpunten. Andere evaluatiestudies over de effecten van de grootschalige schuldenverlichting aan Nigeria en van het Twinning-programma met Suriname bieden een helder beeld van de bereikte resultaten. Er is hierbij geenszins sprake van ‘dramatische mislukkingen’.

Ontwikkelingssamenwerking is een sector met veel onzekerheden en de nodige risico’s. Dat gaat inderdaad gepaard met mislukkingen. Het aantal mislukte programma’s is echter beduidend kleiner dan de voortijdig beëindigde nieuwe bedrijfsinitiatieven in het Nederlandse MKB. Steeds meer wordt erkend dat experimenteren en innoveren van vitaal belang zijn om potentieel succesvolle activiteiten te selecteren. Hierin spelen particuliere hulporganisaties veelal een belangrijke rol, vooral als de overheid moeite heeft om de armste en marginale groepen te bereiken. Effectieve samenwerking tussen bedrijven, ngo’s en overheden leidt tot wetenschappelijk aantoonbaar betere resultaten. De gerichte overheidsbijdrage aan (een beperkt aantal) ngo’s zal de samenhang van het beleid ten goede komen. Burgers beschouwen deze bijdrage ook als een signaal over de resultaatgerichtheid van de particuliere hulp.

Halve eeuw terug

Het argument dat ontwikkelingshulp geen kerntaak zou zijn van de overheid en aan het particuliere initiatief kan worden overgelaten is – historisch gezien – onjuist en misleidend. Juist in arme landen en fragiele staten van sub-Sahara Afrika is er sterke behoefte aan investeringen in vitale voorzieningen – wegen, scholen, ziekenhuizen, water en elektriciteit – waarvoor de lokale overheid (nog) niet voldoende middelen kan mobiliseren. Ook in Azië (met China en India voorop) heeft de overheid in de beginfase van het ontwikkelingsproces deze leidende rol gespeeld. Hier ligt bij uitstek een taak voor publieke ontwikkelingssamenwerking. Het zou de hulp weer een halve eeuw terugbrengen als elke organisatie zelfstandig gaat bijdragen aan deze voorzieningen.

De scherpere focus in het Nederlandse beleid op de ondersteuning van bedrijfsmatige ontwikkeling op terreinen waarbij we over de nodige expertise kunnen beschikken (water, landbouw, gezondheidsverzekeringen) kan gebruikt worden om minder met schenkingen en meer met leningen en andere innovatieve financieringsinstrumenten te werken. De terugbetalingen moeten dan wel beschikbaar blijven voor ontwikkelings­samenwerking en niet – zoals nu het geval is – terugvloeien in de kas van het Ministerie van Financiën. Op termijn zullen de bedrijfsmatige activiteiten ook de belastingsinkomsten in ontwikkelingslanden doen toenemen en de hulpafhankelijkheid verminderen.

Ontwikkelingshulp is niet alleen een kostenpost: ook de baten van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking verdienen benoemd te worden. Naar schatting vloeit maar liefst ca. 40% van de hulp in de vorm van contracten terug naar Nederlandse bedrijven en organisaties. Daarbij komt nog het effect van additionele investeringen in en handelsverkeer met ontwikkelingslanden. De gunstige Nederlandse belastingfaciliteiten spelen hierbij ook een rol. Het is zaak om de aandacht te richten op de effectiviteit van het brede buitenlandbeleid en de bijdrage van ontwikkelings­samenwerking aan de Nederlandse internationale positie en reputatie. De dankzij ontwikkelingsrelaties opgebouwde goodwill heeft positieve gevolgen voor de Nederlandse economie.

Positieve feiten

De huidige ontwikkelingssamenwerking let scherp op de resultaatgerichtheid en wordt frequent geëvalueerd op doeltreffendheid en doelmatigheid. Daarbij wordt gebruik gemaakt van geavanceerde methoden van resultaatmeting die de netto effecten van de hulp aangeven. De onafhankelijke Algemene Rekenkamer – die toeziet op de kwaliteit van de verantwoording – beoordeelt dit onderzoek als toonaangevend. Menig ander beleidterrein waar het geld van de Nederlandse belastingbetaler aan wordt besteed, beschikt over minder inzicht in de resultaten. Het is aan politici om hiervan goed en verantwoord gebruik te maken. De harde feiten zijn dankzij onafhankelijk onderzoek beschikbaar en beduidend positiever dan Blok en De Caluwé suggereren.

 

Prof. dr. Ruerd Ruben is directeur van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) en hoogleraar Effectiviteit van de Hulp, Radboud Universiteit Nijmegen.