
Investeren in de voedselproducenten van morgen
Het is een wereldwijde tendens: jongeren die in de hoop op een betere toekomst naar de stad migreren. In ontwikkelingslanden heeft dit grote impact op de landbouw in rurale gebieden. Om jongeren te stimuleren op het platteland te blijven wonen en werken zijn gerichte investeringen en een hernieuwd perspectief nodig. Dat was althans de conclusie van een debat, georganiseerd door Hivos en IIED.
Zo’n 65 miljoen mensen verruilen jaarlijks het platteland voor de stad. Een groot deel hiervan bestaat uit jongeren tussen de 15 en 24 jaar. Ze zijn op zoek naar werk en een beter leven. De massale jongerenmigratie naar de stad heeft uiteraard gevolgen voor de rurale gebieden waar ze vandaan komen en de voedselproductie die daar plaatsvindt. Jongeren zijn in potentie de voedselproducenten van de toekomst. Hoe kunnen we jongeren op het platteland houden en ze stimuleren boer te worden? En zijn de huidige pogingen daartoe en de organisaties die zich met dit thema bezighouden wel up to the task? Tijdens het debat Rural youth today, farmers tomorrow?, georganiseerd door Hivos en het International Institute for Environment and Development (IIED), kwamen deze vragen aan de orde.
Werkgelegenheid: stad of platteland?
Felicity Proctor, mede-auteur van Small-scale farming and youth in an era of rapid rural change, plaatste tijdens het debat deze vraag in de context van demografische veranderingen. Ondanks een toenemende urbanisatie, zal door de bevolkingsgroei het absolute aantal mensen in rurale gebieden de komende jaren alsnog toenemen. Een groot deel van deze bevolking is onder de 24 jaar. Deze jongeren willen werk, een inkomen en een waardevolle bijdrage leveren aan de maatschappij.
Hoewel het aandeel van landbouw in het BNP wereldwijd is afgenomen, draagt landbouw nog steeds gemiddeld 40% bij aan de mondiale werkgelegenheid. Dit geldt ook voor landen die recentelijk sterk geïndustrialiseerd zijn, zoals China. Landbouw blijft dus een belangrijke werkverschaffer en veel jongeren zullen geen of nauwelijks alternatief hebben.
Ervaringen uit China
Xiaobing Wang (Chinese Academy of Social Science) presenteerde de ervaringen van China tijdens de economische transitie en de rol van landbouw daar in. China is een van de snelst groeiende economieën ter wereld. Daarbij is het land succesvol in het terugdringen van de armoede. Hierbij speelden de agrarische sector en kleinschalige landbouw een belangrijke rol.
De Chinese regering voerde eind jaren zeventig landhervormingen door: land werd gedistribueerd aan kleinschalige boeren. Daarnaast kwamen er subsidies voor boeren en werd ingezet op scholing. Dit heeft geleid tot diversificatie van de productie en het leveren van een hogere toegevoegde waarde door de boer.
Maar in de Chinese landbouw werken nauwelijks nog jongeren. De agrarische sector vergrijst. In China hebben jongeren vaak wel een alternatief voor landbouw, maar de landbouw heeft jongeren nodig. Om als landbouwsector competitief te blijven, moeten nieuwe technologieën, mechanisering en innovaties opgepakt worden.
Imagoprobleem
Pogingen jongeren te stimuleren om voor de agrarische sector te kiezen, stuiten vaak op imagoproblemen. Het is niet het meest geambieerde beroep. Ouders willen bijvoorbeeld niet dat hun dochter met een boer trouwt. Vanuit het publiek werd gewezen op het programma Boer zoekt vrouw en hoe enorm populair dat programma is. Landbouw mag ook fun zijn.
Maar fun alleen is niet genoeg om jongeren te trekken. Landbouw moet geld genereren en winstgevend zijn. Een boer moet een echte ondernemer zijn om te overleven. Juist daarbij bestaan specifieke struikelblokken voor jongeren, zoals toegang tot financiering, toegang tot land en erfrecht.
Philippe Remy van het International Fund for Agricultural Development (IFAD) constateert dat veel landbouwprojecten focussen op productievermeerdering. Volgens hem is het nodig om breder te denken. Verder kijken dan het bestaande: nieuwe waardeketens creëren, nichemarkten zoeken. Jongeren kunnen daar op mikken. Ze onderscheiden zich door mobiliteit en flexibiliteit.
Remy: ‘We moeten meer op jongeren vertrouwen en hun capaciteiten versterken.’ Dat zou volgens hem moeten gebeuren door middel van training in combinatie met financiële steun. ‘We moeten financiële diensten ontwikkelen die aangepast zijn aan de behoeften van jongeren op het platteland en innovatiefondsen creëren met tegelijkertijd technische en financiële ondersteuning.’
Investeren in jonge boeren
De laatste jaren komen er in de ontwikkelingssector meer investeringen vrij voor landbouw. Er is ook een belangrijke rol weggelegd voor nationale overheden en hun budget voor die sector. Daarbij is het van belang om rurale en urbane gebieden met elkaar te verbinden, stelt George Dixon Fernandez van International Movement of Catholic Agricultural and Rural Youth (MIJARC). Het is nu namelijk moeilijk mensen die naar de stad zijn getrokken, te re-integreren op het platteland.
Het is belangrijk dat jongeren in discussies rond deze thema’s zelf participeren. Zij zijn echter ondervertegenwoordigd in de politieke dialoog. Daardoor zijn ze vaak gefrustreerd en voelen ze zich niet gerespecteerd. Het is echter niet makkelijk jongeren op het platteland te organiseren en ze een stem te geven.
Bestaande belangenorganisaties verwoorden niet altijd de specifieke belangen van jongeren, maar eerder van ouderen die een sterkere positie in de organisaties hebben. Bovendien bestaat er een generatiekloof: welke jongere wil nu lid worden van zijn vaders organisatie? Ook de individualiserende samenleving draagt hier aan bij.
Bill Vorley van IIED concludeert dat huidige investeringen voor rurale ontwikkeling nog weinig oog hebben voor het jongerenperspectief. Beleidsmakers hebben daarnaast onvoldoende oog voor de kleinschalige landbouw, waarvan velen in ontwikkelingslanden afhankelijk zijn voor hun levensonderhoud. Vorley: ‘De huidige trend is een grotere rol voor de private sector binnen ontwikkelingssamenwerking. Hierin schuilt het gevaar dat die private sector alleen oog heeft voor de 10% beste, georganiseerde, grote en voornamelijk oude boeren.’ Dan blijft een grote groep buiten beschouwing, waaronder jongeren. Zoals Vorley de conclusie van het debat samenvat: ‘Jongeren verdienen een nadrukkelijkere plaats op deze agenda.’