
Oude Meesters, Jonge Honden… en nieuwe Jan Tinbergens?
Wetenschappers kunnen niet met een simpel ‘ja’ of ‘nee’ antwoorden. Dat ondervond debatleidster Marcia Luyten tijdens de laatste aflevering van ‘Oude Meesters, Jonge Honden’ op maandagavond in Pakhuis de Zwijger te Amsterdam. Maar debat was er zeker. De zesde avond van de succesvolle serie had als thema ‘kennis en wetenschap’. Verschillende vragen waar ontwikkelingsonderzoekers mee zitten kwamen langs. Ellen Magnus opende met haar vraag: ‘Wat is de betekenis van mijn onderzoek voor de mensen die ik bestudeer?’
In een goed gevulde zaal in Pakhuis de Zwijger zaten maandagavond geïnteresseerden maar vooral ook veel ervaringsdeskundigen op het gebied van onderzoek naar ontwikkeling. Marcia Luyten opende de avond met een quote van staatssecretaris Ben Knapen: ‘Elke generatie kan geen eigen Jan Tinbergen voortbrengen, maar moet daar wel naar streven.’ De toon was gezet.
Twijfels
Vervolgens riep Luyten PhD-onderzoekster en Vice Versa columniste Ellen Mangnus van het Koninklijke Instituut voor de Tropen (KIT) naar voren. Net terug uit Mali vertelde Mangnus de zaal een persoonlijk verhaal over het dorpje Mienna waar zij onderzoek deed. Is onderzoek doen wel werk? Mangnus: ‘Ik kan met mijn bezigheden geen bestaan opbouwen in dit dorpje, maar toch wil ik zo veel mogelijk een onderdeel zijn van de gemeenschap’. Vooral worstelt de jonge onderzoeker met de betekenis die haar onderzoeksresultaat zal hebben voor de mensen in Mienna. ‘Onbedoeld schep ik verwachtingen’.
Henk Molenaar, voorzitter van wetenschappelijk onderzoeksinstituut NWO-WOTRO, prees Ellen Mangnus voor haar openheid. Haar onzekerheden, zei hij, gelden voor de sector in het algemeen. Dat komt onder meer omdat ontwikkelingsonderzoek niet alleen te maken heeft met de NWO doelstelling ‘excellente wetenschap’, maar ook ‘het bevorderen van ontwikkeling.’ ‘Maar’, zei Molenaar, twijfels houden je scherp.’
Ergernis
Een terugkomend thema gedurende de avond was de ergernis van oude meester Jan Breman, emeritus-hoogleraar niet-westerse sociologie. Hij bepleitte dat zowel beleid en wetenschap op het gebied van ontwikkelingssamenwerking vast zijn blijven zitten in een mythe. Die mythe komt voort uit het geloof dat ontwikkeling een lineair proces is. Men geloofde namelijk dat de ontwikkelingslanden bezig waren om versneld hetzelfde proces als ‘wij’ te doorlopen. Inmiddels is gebleken dat er meerdere manieren van ontwikkeling zijn, maar de mythe van de inhaalslag is nog niet doorbroken.
Velen hebben, pleit Breman, een blinde vlek omdat ze graag willen dat onze veronderstelde voorsprong in stand blijft. Door de huidige verschuiving van het economische zwaartepunt in de wereld wordt onze onzekerheid alleen maar erger, vertelt Breman: ‘de achterstand daar zou wel eens ingehaald kunnen worden ten koste van ons’. Dat is volgens de oude meester waarom er nu veel woede is tegenover ontwikkelingsbeleid.
Beleidsrelevantie
De wetenschap zou niet in de mythe zijn blijven steken volgens Breman ‘als er vrij wetenschappelijk onderzoek mogelijk is, in tegenstelling tot de automatische beleidsgebondenheid.’ Ook oude meester Wim van Binsbergen, emeritus-hoogleraar in de antropologie en interculturele filosofie, meent dat er op het moment een modus vivendi heerst dat elk onderzoek vertaald zal worden naar beleid. Van Binsbergen: ‘beleidsmakers bestellen niet perse, maar wachten ook af waar de wetenschap mee komt’.
Breman vindt bovendien dat de vraag van beleidsrelevantie te vaak wordt gesteld. De oude patroon/cliënt verhouding die ook voortkomt uit de mythe, vertelt Breman, is verouderd. Je doet onderzoek op basis van gelijkwaardigheid.
Volgens Breman heerst er in onze samenleving een angst voor mondialisering. Het is kwalijk dat mondialiseringsstudies op de schop gaan. ‘We hebben een vicepremier die zich tegenover zijn achterban verontschuldigt voor buitenlandse elementen in de samenleving!’ riep Breman uit. Hij spreekt de zaal erop aan: ‘U moet deelnemen aan de discussie en xenofobie aan de kaak te stellen, dat is uw rol!’
Paradox
Jonge hond dr. Willem Elbers wijst op een paradox die in het huidige debat naar voren komt. ‘Om de relevantie van de ontwikkelingssector te bewijzen gaan we juist nog harder in de Noord/Zuid verdeling denken,’ aldus Elbers.
De andere oude meester, Wim van Binsbergen, wijst erop dat onderzoek niet alleen relevant moet zijn voor je eigen omgeving. Hij zelf investeert veel in het begrijpelijk en toegankelijk maken van zijn onderzoek voor de mensen die hij heeft onderzocht. ‘Het zal me een worst wezen wat er in Nederland mee gebeurt. Ik vind mijn relevantie ergens anders.’ Daarmee geeft hij antwoord op de vraag van Ellen. In Mangnus’ vraag of mensen mee kunnen profiteren schuilt echter volgens hem een valkuil voor arrogantie in de zin dat je teveel waarde hecht aan je werk.
Je ben jong, en je wilt wat
Jonge honden dr. Lonneke Nillesen en dr. Willem Elbers vertellen dat zij actief bezig zijn om hun onderzoek te verspreiden, zowel in wetenschappelijke kringen, als reguliere media. Zo heeft Elbers overleg gehad met een heuse mediastrateeg, maar stuurt hij ook nog steeds zijn proefschrift rond per post.
De jonge honden herkennen zich maar ten dele in het pleidooi van de oude meesters dat er vroeger meer vrijheid was voor ‘het jeugdige en onzekere van onderzoek’, aldus Van Binsbergen. Vooral de tijdsdruk van vier jaar werkt volgens de oude mannen beperkend. Maar, zegt Elbers: ‘je bent jong en je wilt wat. Dan zorg je wel dat je creatief bent.’ Ook Lonneke Nillesen heeft genoeg vrijheid binnen haar onderzoeksgroep.
Onderzoek met mobiel
Vanuit de zaal wordt het debat tussen de oude meesters en jonge honden gebracht op het onderwerp van nieuwe technologie. Vroeger was je overgeleverd aan het dorp waar je zat. ‘Ik kon één keer in de drie maanden telefoneren voor maximaal zes minuten’, herinnert Breman zich. Je bent door het makkelijke contact met je thuisfront minder ondergedompeld en je leert jezelf minder goed kennen, vindt ook Van Binsbergen. Bovendien, zegt hij, versterk je het beeld van rijke westerling door je technologische snufjes.
De jonge honden op het podium en in de zaal zijn het niet eens met de meesters. Vooral het probleem van een verergerd stereotype zien ze niet. In Afrika hebben mensen inmiddels ook vaak een mobiel, zegt een jonge onderzoeker in de zaal. ‘Bovendien, als zij geen internet hebben, ben ik het ook niet’. Lonneke Nillesen wijst bovendien op de voordelen van de nieuwe techniek bij het onderzoek. Het helpt bij dataverzameling en tijdens veldwerk sta je makkelijk in contact met je collega’s, zegt zij. De jonge honden en oude meesters zijn het er wel over eens dat je bewust moet zijn van de invloed die de technologie heeft op je onderzoek. Kortom: weet door welke bril je kijkt.
De avond werd afgesloten door een trotse Marc Broere. Hij blikte terug op de serie en moest toch concluderen: ‘Hoewel ik mijzelf graag schaar onder de jonge honden is gebleken dat ik vaak meer gemeen had met de oude meesters.’