Paul Okumu: ‘Zuidelijke ngo’s moeten niet een verlengstuk, maar een partner zijn van noordelijke ngo’s’

In de discussie over de rol van het maatschappelijk middenveld, is de opkomst van zuidelijke ngo’s een belangrijk thema. Maar wat vinden zuidelijke ngo’s eigenlijk zelf? Vandaag een stem uit het Zuiden: de Keniase Paul Okumu, een civil society activist uit Afrika. Okumu: ‘Veel noordelijke cso’s hebben taken in het Zuiden overgenomen die uitgevoerd zouden moeten worden door zuidelijke ngo’s. Noordelijke ngo’s zijn voor ons uitgerend en laten ons zitten met de kruimels.’

Paul Okumu is directeur van het Africa Civil Society Platform on Principled Partnership (ACPPP). Dit platform werd in 2010 opgericht als reactie op de groeiende uitdagingen voor ngo’s in Afrika. Het speelveld voor ngo’s wordt namelijk steeds meer beperkt door Afrikaanse regeringen, die het groeiende aantal maatschappelijke organisaties als bedreiging zien. Het ACPPP fungeert als een collectieve stem voor Afrikaanse civiele samenlevingsorganisaties (cso’s). Het platform spoort overheden aan om beter om te gaan met cso’s, beter te luisteren naar burgers en het moedigt cso’s aan om zich te verenigen.

Okumu heeft een gepeperde mening over de relatie tussen zuidenlijke en noordelijke ngo’s. Vanuit Kenia mailt hij zijn visie.

Wat verstaat u precies onder een ‘zuidelijke’ ngo?

‘Vanuit een Afrikaans perspectief zijn zuidelijke cso’s organisaties die voornamelijk door zuidelijke burgers zijn opgericht en collectieve problemen aanpakken, en waarbij we sterk het gevoel hebben dat deze uitdagingen alleen effectief aangepakt kunnen worden als we als burgers de handen ineenslaan. Een ngo is dus niet ‘zuidelijk’ omdat haar hoofdkantoor zich in het Zuiden bevindt of omdat het een zuidelijke agenda promoot. Wat een ngo zuidelijk maakt is dat getroffen burgers uit een bepaald land of regio samenkomen en zeggen: ‘ genoeg is genoeg, wij willen dit collectief, als een georganiseerde groep burgers of als een coalitie van organisaties, aanpakken.’ Dát is wat een zuidelijke ngo is.’

Zouden zuidelijke ngo’s kunnen overleven zonder steun van noordelijke ngo’s?

‘Het ACCPP is misschien een uitzondering omdat het advocacy werk dat wij doen, een grotere samenwerking vereist. Daarom ontvangen we steun van noordelijke ngo’s, ook financieel. Niettemin worden veel sociale bewegingen, waarin gemeenschappen toezicht houden op hun overheden, niet langer gedreven door subsidies van internationale ngo’s (ingo’s). In Kenia doet Bunge La Mwananchi (een Keniaanse beweging die opkomt voor democratie en gerechtigheid, red.) al tien jaar effectief toezichtswerk zonder steun van donoren. Wat zuidelijke ngo’s nodig hebben is niet meer financiering van noordelijke ngo’s, maar de overdracht van kennis en vaardigheden.’

Zou u het verstandig vinden dat overheden uit het noorden,  zoals de Nederlandse overheid, zuidelijke organisaties direct gaan financieren?

‘Veel zuidelijke ngo’s waarderen de kennis en kunde van noordelijke ngo’s. In het Zuiden is behoefte aan deze kennis, mits het op een goede manier gebruikt wordt.

Jammer genoeg hebben veel noordelijke ngo’s de verwachtingen niet waar gemaakt. Veel zuidelijke cso’s voelen zich ‘sub-contractors’ of verlengstukken van noordelijke cso’s. Steeds vaker vragen zij zich af waarom steun wordt aangeboden in de vorm van een contract in plaats van een partnerschap. Capaciteitsopbouw van zuidelijke cso’s is vervangen door het aanstellen van personeel in het Zuiden en het selecteren van partners in het Zuiden. Dit doet teniet aan de oorspronkelijke intentie van donoren om kennis over te dragen en het collectieve werk te versterken.

Veel zuidelijke ngo’s zouden daarom – jammer genoeg – nu liever directe steun krijgen. Maar we waarderen nog steeds oprecht de vele cso’s die wel hebben opgetreden als capacity bridge en zich wel hebben ingezet voor meer steun voor zuidelijke cso’s.

Het zou niet verstandig zijn de financiering volledig te verplaatsen naar zuidelijke cso’s, omdat we allemaal een gemeenschappelijke problematiek aankaarten en veel van deze problemen hun wortels hebben in het Noorden. Maar nogmaals, we zien niet graag de sub-contracting relatie dat er al snel insluipt in de relatie tussen het noorden en zuiden. Een relatie dat oorspronkelijk bedoeld was als een synergie.’

Wat is uw kijk op de huidige relaties tussen noordelijke en zuidelijke ngo’s, en heeft u het gevoel dat de stem van zuidelijke ngo’s voldoende gehoord wordt?

‘Helaas is dit momenteel een van de meest bediscussieerde vragen in het Zuiden. Het is een onderwerp dat veel emotie oproept. Naar mijn mening, zij we goed begonnen. Maar al snel nam het Noorden de agenda van het Zuiden over en claimde het het als haar eigen. Hierdoor kwamen zuidelijke cso’s met lege handen te zitten, terwijl hun personeel weggekaapt werd door betere aanbiedingen uit het Noorden. De kennisoverdracht bleef beperkt tot partners die werden gekozen door noordelijke ngo’s. Op een bepaalde manier heeft de relatie tussen noordelijke en zuidelijke ngo’s dus geleid tot beperkingen voor zuidelijke ngo’s.

We zijn er allemaal schuldig aan. Zuidelijke cso’s hebben niet genoeg geïnvesteerd in capaciteitsopbouw, en veel noordelijke cso’s hebben taken in het Zuiden overgenomen die uitgevoerd zouden moeten worden door zuidelijke cso’s. De noordelijke cso is te veel ondergedompeld in een strijd om geld en resultaten. Ze is voor ons uit gerend en laat ons zitten met de kruimels onder de noemer van projecten.’

Wat zouden noordelijke ngo’s dan wel moeten doen met betrekking tot zuidelijke ngo’s?

‘Simpel: de overdracht van vaardigheden en kennis. Dat is het belangrijkste en meest essentiële. In de tweede plaats, moeten noordelijke ngo’s ons helpen om onze agenda aan te kaarten in platformen waartoe wij geen toegang hebben. Wij kunnen bijvoorbeeld de Europese Unie niet bereiken omdat onze landen geen lid zijn, maar deze EU-landen zijn wel de thuislanden van veel internationale of noordelijke ngo’s. Dus de ingo’s zijn in een betere positie om naar deze landen te gaan en te zeggen: ‘Het is fout wat jullie doen in Tunesië, of Egypte, of Kenia…’

Ten slotte zouden noordelijke ngo’s  zich bij ons moeten aansluiten om één collectieve stem te mobiliseren. Dan worden onze stemmen in het Zuiden versterkt en is het niet alleen meer een zuidelijk probleem, maar een globaal probleem… De problemen van de wereld kennen immers geen Zuid of Noord. Het is alleen zo dat ze meer zichtbaar en uitvergroot zijn in het Zuiden. We kunnen ze alleen aanpakken wanneer we één zijn en als één handelen en wanneer we de uitdagingen door de ogen van een ander proberen te begrijpen. Geen enkele interventie, hoe nobel ook, brengt verandering als die wordt gedaan door een buitenstaander.’

En wat is volgens u de belangrijkste rol voor zuidelijke ngo’s?

‘De belangrijkste rol van zuidelijke cso’s is tweeledig. Ten eerste moeten ze er niet alleen voor zorgen dat stemmen van zuidelijke burgers gehoord worden, maar ook dat deze stem op alle niveau’s van de ontwikkeling van een land, meegenomen wordt.

Ten tweede moeten zuidelijke cso’s burgers bijstaan wanneer de overheid haar eigen mensen aanvalt, maar ook wanneer donoren de overheid dwingen beslissingen te nemen ten nadele van haar burgers. Er bestaat wel eens de neiging om er van uit gegaan dat alle problemen in het Zuiden zijn veroorzaakt door zuidelijke overheden. De waarheid is echter dat veel van die problemen teweeggebracht zijn door noordelijke overheden. Cso’s moeten daar duidelijk over zijn.’

Laatst vond er in Busan een hulpconferentie plaats, waar ook ngo’s waren vertegenwoordigt. Vanaf de buitenkant, leek de discussie toch enigszins gedomineerd te worden door noordelijke ngo’s. Wat zijn de uitdagingen voor Zuidelijke ngo’s om hun stem te laten horen?

‘We hebben een gebrek aan bronnen om onszelf te organiseren op dezelfde manier als noordelijke of internationale ngo’s. Dus uiteindelijk spreken we altijd met eenzame stem, omdat we niet in staat zijn om effectief onze hoofden bijeelkaar te steken om een uitgebreide strategie te bespreken, zoals we dat zien bij noordelijke ngo’s.

Zo lang als ontwikkeling en hulp blijft draaien om het Noorden dat aan het Zuiden geeft, zal een ieder uit het Zuiden er zwakker uitkomen – ook al hebben ze een innerlijke kracht. Mijn vrouw herinnert me er altijd aan dat de hand die ontvangt, altijd lager ligt dan de hand die geeft. Dus ook al zijn we sterk, het zal ons altijd inadequaat en incapabel laten voelen dat we onze hand moeten uitsteken om iets te ontvangen.’

Auteur
Afra Galama

Datum:
16 februari 2012
Categorieën: