Contractboeren en projectslaven

Hoe kijkt men vanuit de dagelijkse praktijk in het veld tegen de discussie over de rol van NGO’s aan? Vandaag een bijdrage van SNV’er en ontwikkelingsveteraan Rinus van Klinken vanuit Tanzania. ‘Veel nationale NGO’s in Tanzania hebben het contact met hun basis verloren. Hun voeling met de urbane middenklasse is beter dan met het soort kleine organisaties waar ik hier mee werk, die op het Tanzaniaanse platteland werkelijke veranderingen op gang proberen te brengen.’

Door Rinus van Klinken

Vanuit het veld bezien is een bezinning over de rol van het lokale NGO’s en hoe Nederlandse organisaties daaraan kunnen bijdragen zeker relevant. Doorgaan met het financieren van Nederlandse NGO’s om zuidelijke ontwikkeling te stimuleren is zeker niet evident. Maar in plaats van te concentreren op wel of geen financiering, is het misschien beter een discussie aan te gaan over wat voor financiering nu het beste past bij de huidige situatie.

De trends die de staatssecretaris noteert in zijn non-paper zijn herkenbaar, ook in het veld. Maar hij onderkent onvoldoende de rol van kennis in de huidige ontwikkelingssector en miskent het gat tussen het nationale en lokale niveau in veel ontwikkelingslanden.

Constant zoeken

Het is niet moeilijk om schrijvend vanuit het Tanzaniaanse platteland de relevantie van de trends to onderschrijven. De toon is kritisch, maar het zou ook nog kritischer gekund hebben. De staatssecretaris bijvoorbeeld signaleert een scheiding in het (Nederlandse) NGO-veld tussen aan de ene kant de professionele grote NGO’s met hun bureaucratie en aan de andere kant het particulier initiatief wat directe banden en activiteiten zoekt.

De professionele NGO’s hebben vaak meer kennis (weten wat werkt en wat niet werkt) en zoeken naarstig naar meer subtiele en beredeneerde interventies. Lerend van gefaalde activiteiten is er een constant zoeken naar hoe het beter zou kunnen.

Maar de professionalisering heeft ook zijn minder positieve kanten. In discussies met collega’s binnen en buiten mijn eigen organisatie zijn er vaak verzuchtingen, dat de ontwikkelingssector een industrie is geworden. Niet de subtiele inzichten om op lokale veranderingsprocessen in te spelen worden gewaardeerd, maar of je wel creatief genoeg bent in het naar je toe rekenen van ‘resultaten’. NGO-stafleden zijn te vaak contractboeren, die braaf uitvoeren wat de donoren voorschrijven, en projectslaven, die mechanisch van de ene workshop naar de andere gefaciliteerde retreat rennen.

Lekker schooltjes bouwen

Het particulier initiatief ziet er wat dat betreft anders uit. Het brengt nieuw bloed in de sector en blaast nieuw leven en enthousiasme in een verdord en incestueus wereldje. In plaats van zich te bekommeren om abstracte doelen en verouderde zaken, gaat het vaak om het creëren van onmiddellijke en duidelijke verbeteringen. De meisjes die vol ongeduld en idealen helpen een weeshuis te beheren. De jongens die hun energie en creativiteit beschikbaar stellen om schooltjes te bouwen. De gemeentes die ambtenaren over sturen om het waterleidingbedrijf op poten te zetten. Maar ook de bedrijven die komen helpen om de boeren hier te organiseren, zodat ze deel kunnen nemen aan fair trade of organische productie.

Een wirwar van initiatieven, die met elkaar gemeen hebben dat het allemaal goed bedoeld is. Maar te vaak is het te naïef, en meer gedreven door wat wij bij willen dragen dan wat er precies nodig is. Dat brengt dan het grote risico met zich mee, dat al die goede initiatieven de zelfredzaamheid van de maatschappij hier ondermijnen.

Wat moet ik dat lieve meisje zeggen?

Hoe kunnen we voorkomen dat het uitdijende particuliere initiatief niet die fouten gaat herhalen, die de ontwikkelingssector door de jaren heeft geleerd? Met als belangrijkste les, dat ontwikkeling vooral een proces van transformatie is (en niet het uitvoeren van leuke projectjes) dat alleen van binnen de eigen maatschappij kan komen. Wat moet ik dat lieve Nederlandse meisje vertellen, die vol enthousiasme naar me toe komt met het verhaal dat ze een lagere school gaat helpen met schoolboeken?

Een fantastisch initiatief, wat hoog nodig is en kinderen zal helpen een betere toekomst te krijgen. Moet ik haar vertellen dat het ene schooltje helpen paternalistisch is? Dat het beter is om te proberen ouders te ondersteunen, zodat ze zelf naar schoolboeken gaan vragen? Dat, als de grote corruptie aangepakt wordt, er dan voldoende geld zal zijn om veel meer scholen te helpen met leerboeken? Zij organiseert de boeken, en ziet blije kinderen die gebruiken in hun klas. Ik praat over een proces, met onduidelijke uitkomsten en wat misschien op de lange termijn kan gaan werken. Geen ‘quick-fixes’, maar proberen echte veranderingen te bewerkstelligen.

Volwassen discussie

Een andere trend die de staatssecretaris beschrijft is de opkomst van zuidelijke NGO’s. Hier in de streek grenzend aan het Victoriameer, is dat een van de meest bevredigende kanten van mijn werk. Zo’n 20 jaar geleden was ik vooral bezig met het stimuleren van het starten en oprichten van lokale organisaties, omdat die er gewoon te weinig waren en er een duidelijke behoefte aan was. Dat veranderde gaandeweg in hen helpen hun werk beter te doen door het ondersteunen met capaciteitsopbouw.

We zijn nu zo ver dat we een volwassen discussie kunnen gaan voeren over wat voor veranderingen de lokale maatschappij in Tanzania nodig heeft. Het hen ondersteunen met lessen over hoe het beste moeilijke vraagstukken aan te pakken is uitgegroeid tot een gedeeld leertraject. Een aantal jaren geleden kaartten we aan hoe in ons gebied elk jaar maar nieuwe waterputten werden aangelegd, maar dat niemand zich leek te bekommeren om wat er daarna gebeurde. Als onderdeel van onze samenwerking met de lokale Nederlandse ambassade in een accountability programma, hebben we toen een aantal lokale NGO’s gevraagd nu eens uit te zoeken waarom dat zo is.

Het bleek vooral een zaak van communicatie en samenwerking te zijn. Het water departement liet de zaak op z’n beloop, de gemeenschap nam een afwachtende houding aan en verder ging iedereen zijn eigen gang. Door de verschillende partijen bij elkaar te brengen en een discussie aan te laten gaan op basis van feiten begint er nu beweging in de zaak te komen, en gaan meer en meer mensen in actie komen als de waterputten niet werken.

Eerst deden we het bijeenbrengen van de verschillende partijen zelf als SNV. Maar nu betrekken we er de lokale NGO’s bij, die steeds meer zelfstandig de taken overnemen. Dus de roep van de staatssecretaris om zuidelijke NGO’s serieus te nemen en volwassener te behandelen is zeer terecht en welkom in de Tanzaniaanse context.

Kennis miskent

Maar naast het vele wat herkenbaar is, zijn er twee trends die ik hier in het veld tegenkom die niet genoemd worden. De eerste is de rol van kennis binnen ontwikkelingssamenwerking. De sector is lange tijd gedomineerd door het denken dat het beste pad naar ontwikkeling verloopt door het modernisatie proces te volgen zoals dat in het westen is gebeurd. Dus: ‘wij weten het en we moeten hen dus leren hoe het moet’.

Het falen van dat denken om echte veranderingen in Afrika te bewerkstelligen, zowel als de opkomst van het Aziatische model, hebben velen in de sector aan het denken gezet. De erkenning is gegroeid, dat de ‘blueprint’ benadering niet echt werkt en dat de ontwikkelingsuitdaging er juist uit bestaat om te zoeken naar lokale relevante oplossingen, die passen binnen de bestaande context. Het verbinden van globale kennis met lokale dynamiek is een kerntaak van ontwikkeling.

Ik kom dat dagelijks tegen in mijn werk. De aanwezigheid van goede sanitaire voorzieningen op scholen is algemeen onderkend en ondersteund. Maar in ons werk komen we op scholen, waar er geen enkel toilet is. Kinderen (en leraren) gaan naar huis (of ‘the bush’) om hun behoefte te doen. Blijkbaar went dat. Als we dan een discussie beginnen over dat het eigenlijk een onacceptabele situatie is, en dat er best iets aan gedaan kan worden door de gemeenschap zelf, zonder dat ze hoeven te wachten op de regering of een donor, begint er vaak iets op gang te komen. De noodzaak en het belang van sanitaire voorzieningen is bekend en aanvaard. Maar om dat te vertalen in concrete actie en verbeteringen op dorpsniveau blijft elke keer weer een uitdaging. In elk dorp, en in elke school, moeten we de discussie opnieuw voeren. Langzamerhand, nu er meer voorbeelden komen over hoe de scholengemeenschap zelf verbeteringen kan bewerkstelligen en hoe ze daar ondersteuning voor kunnen vragen van de lokale overheid, begint het proces een eigen leven te leiden.

Kloof lokaal en nationaal

De tweede trend die belangrijk is om aan te geven is de groeiende kloof tussen nationaal beleid en programma’s en de lokale realiteit in veel ontwikkelingslanden. Terwijl dit een algemeen verschijnsel is, betreft het ook vooral de NGO-sector. De opkomst van lokale organisaties in ontwikkelingslanden waar de staatssecretaris over schrijft, lijken vooral de urbane NGO’s te zijn, geconcentreerd in de hoofdsteden. Zoals in Tanzania. In Dar es Salaam is er een veelheid van lokale NGO’s die zich vooral bekwamen in het goed rapporteren en wiens PR machine constant draait.

Zij kennen het donor wereldje, weten wat ze moeten zeggen en zijn uiterst bekwaam in het aanbieden van wat donoren willen horen. Het zijn inderdaad organisaties, die best door de Nederlandse overheid direct gefinancierd zouden kunnen worden (bij sommigen gebeurt dat al). Maar of dat nu echt het maatschappelijke middenveld helpt, is zeer de vraag. Want veel van die nationale NGO’s hebben het contact met hun basis verloren. Hun voeling met de urbane middenklasse is beter dan met het soort kleine organisaties waar ik hier mee werk, die op het Tanzaniaanse platteland werkelijke veranderingen op gang proberen te brengen.

Net zoals er een diversiteit is in de Nederlandse NGO- wereld, zou het goed zijn als de staatssecretaris ook aandacht zou besteden aan de diversiteit van die maatschappelijke organisatie in ontwikkelingslanden. Extra aandacht zal er nodig zijn om te zorgen dat het versterken van lokale NGO’s ook een verdieping van het maatschappelijke middenveld met zich mee zal brengen over het hele land. En niet alleen in de hoofdstad.

Auteur
Rinus van Klinken

Datum:
16 februari 2012
Categorieën:
Tags: