
‘MFS heeft het einde van zijn levenscyclus bereikt’
Wat zeggen de meest belangrijke boekwerken in de OS sector over de rol van ngo’s? In het verlengde van de discussie ‘de N van NGO’ over de toekomst van het maatschappelijk middenveld, komt Vice Versa met een reeks artikelen waarin verschillende vooraanstaande rapporten, boeken en artikelen over het toekomstperspectief van ontwikkelingshulp worden doorgespit op dit onderwerp. In dit eerste deel: het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) ‘Minder pretentie, meer ambitie’: ‘Het medefinancieringsstelsel heeft het einde van zijn levenscyclus bereikt’.
Op 18 januari 2010 presenteerde de WRR het rapport ‘Minder pretentie, meer ambitie’ aan de toenmalige minister voor Ontwikkelingssamenwerking, Bert Koenders. De Raad voor het Regeringsbeleid maakt in het 354 pagina’s tellende rapport duidelijk dat ontwikkelingshulp gerichter en efficiënter moet. Maar wat zegt het ook alweer over de N van NGO?
Landenspecifiek en professioneel
Volgens het rapport van de Raad moet ontwikkelingshulp meer landenspecifiek worden. Het stelt voor maximaal tien landen of regio’s te selecteren waar Nederlandse ontwikkelingshulp naartoe gaat, in plaats van de huidige 36. Daarnaast moet hulp ‘professioneel worden vormgegeven’, hetgeen volgens het rapport ‘een eigen organisatie [impliceert] waarin, in plaats van functieroulatie, deskundigheid voorop staat.’ En zo’n organisatie kan het beste vormgegeven worden, vervolgt de WRR, door in een aantal ontwikkelingslanden een eigen ontwikkelingsorganisatie tot stand te brengen. De WRR stelt voor die organisatie NL AID te noemen.
In een notendop: NL AID – een naam die gekozen is in het verlengde van het Amerikaanse US AID en het Britse UK AID – zou volgens het rapport moeten fungeren als een deskundige organisatie op locatie, waarin vakdeskundigen taken van roulerende diplomaten overnemen. Een langdurige relatie met een partnerland aangaan dus, waarbij op locatie wordt samengewerkt met zowel lokale actoren als Nederlandse ministeries op terreinen als landbouw, water, milieu, of gezondheidszorg. Het voordeel hiervan is volgens de onderzoekers dat een dergelijke NL AID-structuur grondige kennis, langdurige relaties en de mobilisatie van deskundigheid uit Nederland en elders mogelijk maakt. De WRR: ‘Het landenkantoor van NL AID heeft binnen de afgesproken landenstrategie de vrijheid om de relaties met andere donoren en de Nederlandse en zuidelijke ngo’s te managen.’ Maar hoe staat het er volgens de WRR voor met de toekomst van de Nederlandse ngo’s?
Het einde van het medefinancieringsstelsel
Het rapport constateert dat er sprake is van een verschuiving op het toneel van ontwikkelingshulp. Er is een enorme toename van zuidelijke ngo’s, en bovendien vervaagt het onderscheid tussen westerse en zuidelijke ngo’s. De Raad legt uit: ‘De zuidelijke ngo’s hebben de westerse ngo’s ook niet altijd meer nodig.’ Volgens de WRR ‘kan het niet anders dan dat de Nederlandse medefinancieringsconstructie op zijn laatste benen loopt. Steeds vaker zullen zuidelijke ngo’s hun geld direct uit andere bronnen ontvangen dan van de westerse ngo’s (…). Nu de ‘eigen’ ngo’s steeds sterker worden, is de vraag aan de orde wat de toegevoegde waarde is van de Nederlandse ngo’s.’
Om die toegevoegde waarde te behouden, betoogt het rapport, moet het ontwikkelingsbeleid van zowel de Nederlandse overheid als Nederlandse ontwikkelingsorganisaties landenspecifiek zijn. Het WRR rapport: ‘De meerwaarde van Nederlandse ngo’s kan worden vergroot als ze zich richten op de maatschappelijke dynamiek in landen waar NL AID [om politieke redenen, red.] geen relatie mee aan kan gaan.’ Daarnaast signaleert de Raad dat coherentie van beleid en mondiale publieke goederen ‘cruciaal zijn voor ontwikkeling’, waardoor ‘ook ngo’s er goed aan [zouden] doen hun aandacht verder in die richting te verschuiven.’ Ook dat, stellen de onderzoekers, vereist een verdere en doelgerichte professionalisering.
Maatschappelijke betrokkenheid
Het landschap van de ontwikkelingshulp verandert op nog meer manieren, schrijft de WRR. Zo willen mensen in toenemende mate zelf inhoud geven aan hun betrokkenheid: behalve het geven van een gift aan gevestigde ngo’s kunnen mensen ‘via allerlei nieuwe ngo’s hun geld ook rechtstreeks inzetten voor een specifiek project, met de toezegging dat honderd procent van hun geld daar ook terecht komt en er niets voor overhead achtergehouden wordt (…). Verder kan je via organisaties als ‘Artsen zonder Vakantie’ of ‘Architecten zonder Grenzen’ ook ter plekke hulp gaan verlenen. En ten slotte is er nog altijd de mogelijkheid om zelf een eigen project te starten – er zijn er naar schatting zo’n zesduizend.’
De toekomst van ontwikkelingshulp
De ideeën in de sector over wat ontwikkelingshulp zou moeten bieden, zegt het rapport, zijn wel erg sterk gaan divergeren. Dit komt volgens de Raad door een vermindering van ontwikkelingshulp die zich richt op directe projecten met onmiddellijke resultaten (al wordt daar, aldus de WRR, in de media verreweg de meeste aandacht aan besteed). Daarvoor in de plaats is ‘verlicht eigenbelang en aandacht voor mondiale thema’s die naar een algemeen belang verwijzen’ gekomen. Het probleem hiermee is alleen, dat een dergelijk grensoverschrijdend thema ontwikkelingshulp juist veel groter maakt en niet concretiseert.
Dat het over een andere boeg moet worden gegooid, staat buiten kijf in het rapport van de Raad. Hulp moet professioneler, gerichter, en gespitst op het delen en vermeerderen van kennis en kunde die zowel Nederland als ngo’s uit het Zuiden en Westen in huis hebben. Westerse ngo’s zullen zich meer moeten specialiseren om hun relevantie te behouden, door zich bijvoorbeeld te richten op landen waar NL AID geen relatie mee aangaat. ‘Het antwoord op de vraag naar de meerwaarde van Nederlandse ngo’s begint bij het antwoord op de vraag naar de betekenis van ngo’s in ontwikkelingslanden zelf.’
Lees het volledige rapport ‘Minder pretentie, meer ambitie’ van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, en discussieer op de nieuwsblog mee over de toekomst van het maatschappelijk middenveld.