
Op zoek naar een nieuw verhaal
Met oog op het debat over de toekomst van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingssamenwerking, vat Vice Versa voor u het document ‘Sociaal Ondernemen en Strategisch Investeren’ van Cordaid directeur René Grotenhuis kort samen. In dit document pleit Grotenhuis voor een nieuwe aanpak. ‘Minder afhankelijk van overheidsgelden en meer mogelijkheden tot samenwerkingsverbanden, ook met het bedrijfsleven.’
Volgens Grotenhuis heeft Nederland door de inzet van Nederlandse NGO’s op het gebied van internationale samenwerking een goede naam en reputatie opgebouwd. Deze reputatie heeft ons de mogelijkheid gegeven niet alleen op het gebied van ontwikkelingshulp vooruitstrevend te zijn, maar maakte ook de weg vrij voor overheidsorganisaties en het bedrijfsleven om een vruchtbare samenwerking met partnerlanden aan te gaan, zo stelt hij. Nederland is die goede naam echter aan het verliezen volgens René Grotenhuis, mede omdat maatschappelijke organisaties aan vitaliteit hebben ingeboet.
Overheidssubsidies
Strategisch investeren, vernieuwend denken en flexibiliteit zijn de sleutelwoorden in de gedachtegang van de Cordaid directeur. Het subsidiestelsel heeft volgens hem zijn langste tijd gehad; de partnerschap tussen overheid en maatschappelijke organisatie is in de afgelopen twee decennia vervormd tot een ‘uitvoeringsrelatie’, waarin de onafhankelijkheid van de NGO’s sterk te lijden had onder de regelgeving en monitoringseisen van het Rijk. Grotenhuis: “Een verder aandraaien van de verantwoordingsschroef in een volgend MFS (medefinancieringsstelsel, red.) zou de maatschappelijke organisaties tot agentschappen van de overheid maken”. In een interview met Vice Versa vorige maand legde Grotenhuis de acuutheid van het probleem uit: “Het is een soort kikker-in-de-pan probleem. (…) Vanuit de buitengewoon autonome positie in de jaren ’90 is de temperatuur in de pan langzaam gestegen. We ontdekken dat we nu bijna gekookt zijn en uit de pan moeten springen.”
Nieuwe uitgangspunten
Andere werkwijzen zijn dus vereist. De overheid herziet haar subsidiestelsel, en grote kans bestaat dat de NGO’s op hun beurt op zoek zullen moeten naar nieuwe financiële zekerheid en wellicht ook nieuwe uitgangspunten. René Grotenhuis draagt er drie aan: maatschappelijke organisaties moeten zich weer scherper gaan profileren als organisaties van burgers; het mandaat van civil society moet voorop staan. Daarnaast moeten organisaties gedreven zijn door sociale doelstellingen en in staat zijn hun eigen koers te varen – ook financieel. Tot slot, betoogt hij, moet er een einde komen aan de schimmigheid van de afgelopen jaren waarin ter discussie stond of de overheid nu wel of niet verantwoordelijk is voor individuele projecten van maatschappelijke organisaties.
Nieuwe actoren
De Cordaid directeur constateert dat de diversiteit van actoren op het gebied van ontwikkelingssamenwerking het laatste decennium sterk is toegenomen. Universiteiten en kennisinstituten, filantropen of fondsen op naam, maar ook het bedrijfsleven zijn nu deel van het toneel waarin voorheen alleen gevestigde maatschappelijke organisaties en overheden zich bewogen. Deze complexiteit zorgt niet alleen voor concurrentie, maar biedt ook kansen. Grotenhuis: “We willen relevant zijn voor de toekomst en zoeken naar een nieuw verhaal.” Volgens hem moet dat nieuwe verhaal gegoten worden in de vorm van sociaal ondernemerschap: flexibel en alert kunnen inspelen op mogelijkheden en veranderende omstandigheden. Maar dan wel het soort ondernemerschap waarin het niet gaat om financieel rendement, maar om zogenoemd ‘sociaal rendement’. In zijn eigen woorden: “Van ons werk moet de samenleving beter worden.”
Als sociale ondernemingen, zegt Grotenhuis, is het van belang dat de ontwikkelingsorganisaties werken aan hun maatschappelijke legitimatie. Want in een veranderende wereld, waarin de positie van Europa verzwakt en India, Brazilië en andere landen opklimmen als spelers in het wereldtoneel, is de legitimering van ontwikkelingswerk nu meer dan ooit een kernverantwoordelijkheid. Die legitimering ligt in handen van de maatschappelijke organisaties, doorde burgeren geldschieter uit te leggen hoe hun bijdrage relevant kan zijn in een veranderende wereld als de onze, en ze ook bij de uitvoering ervan te betrekken, stelt Grotenhuis.
De nieuwe methode van Cordaid: inspraak en samenwerking
Bij Cordaid zal dat in praktijk inhouden dat het concept van ‘sociaal aandeelhouderschap’ ontwikkeld wordt. De organisatie werkt aan het inrichten van een vijftal business units, waarbinnen de programma’s van de organisaties verder ontwikkeld worden. Deze units gaan over thema’s als Urban Matters (stedelijke problematiek en kredietverlening), Disaster risk reduction in kwetsbare gebieden en units die zich bezighouden met gezondheidsverlening in falende staten. Het is de bedoeling dat elk van die units financieel duurzaam moet kunnen opereren. Middels sociale media en internet wil de organisaties online communities realiseren, waarin het voor leden mogelijk wordt mee te denken met de organisatie. Een organisatie van burgers dus.
Grotenhuis betoogt dat de relatie tussen overheid en ontwikkelingsorganisaties niet geheel hoeft weg te vallen, maar dat het wel anders vormgegeven moet worden. Volgens hem moet er een duidelijk verschil worden gemaakt tussen strategisch investeren in een infrastructuur voor internationale samenwerking, en voor programmafinanciering. Wat die infrastructuur betreft (het investeren in kennis en onderzoek, en het behouden van partnernetwerken) is de Cordaid directeur voorstander van overheidssubsidies. Het gaat hier immers om een ‘strategische bijdrage aan een rechtvaardigere en duurzamere wereld’. Ontwikkelingsorganisaties zouden in deze opzet met strategische overheidssteun sociaal ondernemerschap verder ontwikkelen, en partnerschappen aangaan met onderzoeksinstituten, het bedrijfsleven en andere NGO’s om een effectievere aanpak van specifieke problematiek te waarborgen. Grotenhuis staat dan ook veeleer een samenwerking tussen noordelijke en zuidelijke NGO’s voor dan een directe investering in ontwikkelingsorganisaties in het Zuiden.
Deze vernieuwende aanpak is dringend nodig, en zal een einde maken aan het proces van verstatelijking in de maatschappelijke sector. Want volgens Grotenhuis is het medefinancieringsstelsel “een model dat ons niet uitdaagt om cutting edge te zijn”. En cutting edge zijn, vernieuwend denken, creatieve oplossingen aandragen – laten dat nou juist de kernwoorden zijn waarmee de ontwikkelingssamenwerking volgens hem zijn relevantie en kracht kan behouden.
Discussieer mee over dit onderwerp op onze nieuwsblog. Voor het volledige artikel van René Grotenhuis, klik hier.