
Vrijdagmiddagborrel: Meer memoires over ontwikkelingssamenwerking
Iedere vrijdagmiddag bespreekt hoofdredacteur Marc Broere actuele ontwikkelingen in de sector. Met vandaag de vraag: waarom worden er zo weinig persoonlijke boeken en memoires geschreven over ontwikkelingssamenwerking? Dat zou het lerend vermogen van de sector ten goede komen.
Onlangs las ik het boekje ‘Je hebt het niet van mij’ van Joris Luyendijk. De veelgeprezen journalist en antropoloog verbleef vorig jaar september een maand op het Binnenhof als speciale ‘Nieuwspoortrapporteur’ en doet daarover verslag in zijn bij tijd en wijle hilarische boekje. Een van de punten die Luyendijk aanstipt is dat Nederland een gesloten politieke cultuur kent. Hij beschrijft een tweetal bijeenkomsten met veel Europese en Wereldleiders. Bijna alle aanwezigen hebben inmiddels hun memoires geschreven, uitgezonderd Wim Kok en Ruud Lubbers.
Nederland is niet zo van het boeken schrijven met persoonlijke verhalen en herinneringen. Dat is jammer, want juist uit dit soort boeken kun je veel leren en lezen hoe het er achter de schermen echt aan toegaat. Ik ben daarom dol op autobiografieën.
Persoonlijk perspectief
Voor ontwikkelingssamenwerking geldt hetzelfde. Er zijn in de loop der jaren talloze boeken over ontwikkelingssamenwerking verschenen. Daar zitten interessante boeken tussen, maar veel te weinig vanuit het persoonlijke perspectief geschreven; veel te weinig memoires.
Ik herinner me een recensie van het in 1992 verschenen standaardwerk ‘De Derde Wereldbeweging’ van Hans Beerends. Toen het boek besproken werd door Bram van Ojik (tegenwoordig topambtenaar op Buitenlandse Zaken), schreef hij dat er in het boek alle denkbare informatie over de Derde Wereldbeweging te vinden was. Maar wat hij miste was hoe Hans Beerends al die jaren zelf beleefd had. Dat zou interessant geweest zijn, want Beerends was immers zelf een van de meest prominente voorlieden van die Derde Wereldbeweging. ‘Ik hoop dat er naast de Dikke Beerends ook nog een Dunne Beerends komt met zijn eigen memoires’, schreef Van Ojik.
Memoires zijn er wel geschreven als het gaat om de journalistiek in relatie tot ontwikkelingssamenwerking. Een prachtig voorbeeld is het boek ‘Een takkenbos kan men niet breken’ van de eerder dit jaar overleden Jan Glissenaar. Hij was in de jaren vijftig de pionier in Nederland die naar Derde Wereldlanden trok om erover te schrijven. Glissenaar schrijft meeslepend en kritisch over de begindagen van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking en zijn boek geeft een prachtig inkijkje in een ontluikende sector.
Samen met fotograaf Peter Pennarts bleef Glissenaar tientallen jaren actief en richtten ze een mondiaal centrum op in Montfoort dat naast journalistieke verhalen ook audiovisueel materiaal maakte voor ontwikkelingsorganisaties. Zo maakte Glissenaar tot in de jaren zeventig de bekende Socutera-filmpjes voor SNV. Wat het boek ook nog extra interessant maakte is dat Glissenaar op een gegeven moment verguisd werd door de ‘linkse kerk’ binnen de ontwikkelingssamenwerking, omdat hij veel opdrachten deed en ook sympathiek stond tegen de omstreden organisatie CLAT.
Niet veel meer te verliezen
Wie wél zijn memoires over ontwikkelingssamenwerking schreef, is diplomaat Karel van Kesteren. Zijn boek ‘Verloren in wanorde’ sloeg vorig jaar behoorlijk in. Van Kesteren kon het doen omdat hij als ambassadeur in Bulgarije aan zijn laatste post bezig was. Binnenkort gaat hij met pensioen. Hij had kortom niet zoveel meer te verliezen. Zijn boek gaf meteen een onthullend kijkje achter de ontwikkelingshulp in Afrika. Als ambassadeur in Tanzania zag Van Kesteren dat er een loopje werd genomen met de afspraken die donoren in 2005 gemeenschappelijk hadden genomen om tot meer coördinatie en afstemming van de hulp te komen. In plaats van af te stemmen en te coördineren, bleef ieder gewoon zijn eigen gang gaan en kwamen er alleen maar nieuwe lagen in de hulpwereld bij, zoals de Global Funds.
Een boek als dat van Van Kesteren vertelt zoveel meer over de uitvoering van ontwikkelingssamenwerking dan bijvoorbeeld de gelikte resultatenrapportages die het ministerie de wereld in slingert en die door vrijwel niemand gelezen worden. Het is daarom een van de meest waardevolle boeken die er over ontwikkelingssamenwerking is geschreven.
Vreemdgaan in gedachten
Ik kan nog wel een paar nog niet gepubliceerde memoires uit de ontwikkelingssamenwerking noemen die ik graag zou willen lezen als ze ooit zouden uitkomen. De al eerder gememoreerde Bram van Ojik zelf bijvoorbeeld. Van Ojik is namelijk een uitmuntend schrijver. Voordat hij naar het ministerie vertrok, schreef hij boeken met prikkelende titels als ‘Vreemdgaan in gedachten’ en ‘Kostbaarder dan Koralen’ (samen met Max van den Berg). Laat hem dat gaan doen waartoe hij Hans Beerends opriep: zelf zijn memoires gaan schrijven.
Interessante ingrediënten zouden de memoires van Van Ojik zeker hebben: de periode dat hij met Max van den Berg bij Novib werkte, rechterhand was van zowel Jan Pronk als Eveline Herfkens (die elkaar met vuur en zwaard bestreden), door Agnes van Ardenne werd weggepromoveerd tot ambassadeur in Benin, onder Koenders weer terugkeerde in Den Haag als directeur van de inspectiedienst IOB, vervolgens MFS2 mocht vormgeven en nu namens Knapen de pijnlijke bezuinigingen op de sociale sectoren moet doorvoeren. Ik kan me voorstellen dat Van Ojik vandaag de dag –als voormalig Tweede Kamerlid van GroenLinks- in zijn werkzaamheden regelmatig ‘vreemdgaat in gedachten.’ Het zou een prachtig boek kunnen opleveren.
Eveline en Agnes
Wiens memoires ik ook graag zou willen lezen, zijn die van Eveline Herfkens. Over haar periode als jonge ambtenaar op Buitenlandse Zaken, Tweede Kamer-woordvoerderschap van de PvdA op het terrein van ontwikkelingssamenwerking, haar directieschap bij de Wereldbank, het ministerschap in Nederland (inclusief de Ontpronking en haar baanbrekende werk met de Utstein groep, een groep gelijkgestemde vrouwelijke ministers van ontwikkelingssamenwerking die gezamenlijk optrokken), haar VN-millenniumdoelenambassadeurschap en natuurlijk dé rel over haar huursubsidie waardoor ze door Nederland werd uitgekotst en tegenwoordig met een boog om ons land heenloopt. Het zou een prachtig en waarschijnlijk boos en verongelijkt boek worden.
Wie ik nog wel memoires zie schrijven, is Agnes van Ardenne. Van alle ministers van ontwikkelingssamenwerking had zij zonder twijfel de meeste persoonlijke geldingsdrang. Van Ardenne was erg overtuigd van zichzelf en geloofde serieus dat ze de beste minister uit de geschiedenis was. Ook dit kan een prachtig boek worden en ze heeft ook wel wat uit te leggen. Bijvoorbeeld hoe de bilaterale steun aan de landbouwsector onder haar ministerschap abrupt werd afgebroken, terwijl ze na haar ministerschap als Nederlandse vertegenwoordiger bij de FAO juist pleitte voor meer landbouwsteun. Hoe zou ze dit gaan rechtpraten in haar boek? Een eventuele autobiografie van Van Ardenne zou ik met een behoorlijk korreltje zout gaan lezen, net zoals de autobiografie van George Bush. Je gelooft lang niet alles ergert je bij tijd en wijle mateloos, maar het is heerlijk leesvoer.
Ja, de ontwikkelingssamenwerking kan wat meer persoonlijke geschiedschrijving gebruiken. Liefst in goede boeken. Dat brengt de sector wat meer tot leven en is bovendien goed voor het lerend vermogen. Wie neemt het voortouw? Een voorpublicatie in Vice Versa is in ieder geval gegarandeerd..