Private sector voor regulering voedselmarkten

Uit onverwachte hoek komt er steun voor regulering van de voedselmarkt. Jan Kees Vis van Unilever en Jos van Campen van agro-industrieel bedrijf Royal Cosun pleitten gister voor meer politieke sturing van de inelastische voedselmarkten. Zij deden hun uitspraken tijdens de expert meeting ‘Who will feed the World’ op 31 augustus over voedselzekerheid, georganiseerd door AgriProfocus en Oxfam Novib.

Volgens Van Campen, voorzitter van de Raad van Beheer van Royal Cosun, is veel van wat er mis gaat op de voedselmarkt te wijten aan de institutionele context. De fluctuerende prijzen van voedsel vragen om sturing vanuit de overheid om prijzen te stabiliseren en minimale inkomens te garanderen. Ook Jan Kees Vis benadrukt het belang van wetten, contracten en een stabiele politieke omgeving. Een internationaal politiek instituut zou hiervoor moeten zorgen, vindt hij.

De meeste aanwezigen in de zaal, waaronder veel ngo-medewerkers en landbouwwetenschappers, waren het van harte met de zakenmannen eens. Maar er was ook enige scepsis. Meestal zijn bedrijven immers niet dol op regels, zo merkte Evelijne Bruning, dagvoorzitter en voorzitter van The Hunger Project, fijntjes op. Maar het commitment is serieus: Jan Kees Vis beloofde om de politieke kant van de voedselcrisis de dag erna al bij een bijeenkomst met grote multinationals aan de orde te stellen.

Who will feed the World?

Van Campen en Vis deden hun uitspraken tijdens hun reactie op het rapport ‘Who will feed the World?’, dat tijdens de bijeenkomst werd gepresenteerd. Dit rapport, gemaakt door Lucia Wegner en Gine Zwart, vormt de achtergrondstudie van de onlangs gelanceerde GROW campagne van Oxfam Novib en concentreert zich op de productiekant van de voedselcrisis. Het rapport pleit voor complementariteit van agriproductie op grote en kleine schaal, maar is sterk gericht op pro-poor growth en duurzame productiemethodes. Er moet meer geïnvesteerd worden in kleine boeren en boerenorganisaties en grote bedrijven zouden een pro-poor strategie moeten adopteren.

Daarnaast maakt het rapport onderscheid tussen zogenaamde LEI (Low External Input) en HEI (High External Input) productiemethodes. HEI methodes zijn industriële methodes, waarbij veel gebruik wordt gemaakt van machines, techniek en chemicaliën. LEI methodes daarentegen worden geassocieerd met minder kapitaalintensieve en milieuvriendelijker methodes, waarbij meer gebruik wordt gemaakt van arbeid in plaats van machines. Ook al benadrukt het rapport de complementariteit van beide methodes, het pleit ervoor om zoveel mogelijk gebruik te maken van de meer duurzame LEI-methodes.

Ouderwets

Het rapport wordt niet onverdeeld positief ontvangen. Volgens de gezaghebbende professor Rudy Rabbinge, is het rapport ouderwets. Het gaat al lang niet meer om het onderscheid tussen HEI en LEI, maar om verhoging van de productiviteit. Er moet meer voedsel van één hectare af komen, willen we de wereld ook in de toekomst kunnen blijven voeden. En daarvoor zijn innovatieve, en ook kapitaalintensieve methodes nodig. Duurzame methodes kunnen soms erg onduurzaam zijn, vindt Rabbinge, omdat de grond niet volledig wordt benut.

Maar Jan Douwe van der Ploeg, hoogleraar rurale sociologie aan de Universiteit van Wageningen, kan zich wel in het rapport en haar nadruk op kleine boeren vinden. Kleine boerenbedrijven zijn volgens hem productiever dan grote coöperaties, maar het probleem is dat boeren worden bedreigd omdat ze geen toegang hebben tot de markt, hun land wordt afgepikt of omdat ze niet beschikken over voldoende middelen. Een van zijn suggesties voor verbetering is om wetenschappelijk onderzoek meer te richten op kleine boeren en gebieden waar droogte heerst, in plaats van op grote boerencoöperaties en vruchtbare grond zoals in het verleden het geval was. Te veel nadruk op dat laatste heeft tot gevolg gehad dat kleine boeren uit de markt gedreven werden.

Politiek

Een ander kritiekpunt op het rapport dat tijdens de expertbijeenkomst naar voren kwam, was dat het rapport niet politiek genoeg is. De rol van handelsovereenkomsten, land grabbing en de toegang tot markten werd onderbelicht, vonden enkele deelnemers. Blij verrast waren veel van de activistisch georiënteerde deelnemers dan ook met de steun voor regulering vanuit de  private sector.

Cartoonist Djanko sloot de dag af met een rake quote: ‘If words could feed the World, then nobody would be hungry…’