
Tineke Ceelen: ‘Noodhulppersoneel vaak te jong en onervaren’
De noodhulpserie van Vice Versa is 10 augustus 2011 van start gegaan met de column van Jan Pronk, waarin hij stelde dat noodhulp het ondergeschoven kindje van de globalisering is. De komende tijd zullen meer prominenten hun gedachtes over dit onderwerp laten gaan. Op 11 augustus vroeg Vice Versa Arjan Hehenkamp, directeur van Artsen zonder Grenzen vijf vragen over noodhulp te beantwoorden. Vandaag is de beurt aan Tineke Ceelen, directeur van Stichting Vluchteling.
Als u kijkt naar de situatie in de Hoorn van Afrika, en de reactie van hulporganisaties daarop, waar bent u dan het meest kritisch over?
‘Ik ben kritisch over het feit dat de internationale gemeenschap deze crisis niet heeft kunnen voorkomen. De droogte in de Hoorn van Afrika is een aangekondigde ramp. Hoe kan het dat wij de aanstormende problemen niet eerder onder de aandacht van media, politici en het publiek hebben kunnen brengen? Ik vind het kwalijk dat overheden, die door hulporganisaties en hun diplomatieke vertegenwoordigingen geïnformeerd waren en echt wel wisten wat er voor de deur stond, niet eerder bereid waren de noodzakelijke middelen ter beschikking te stellen.
Ik vind het ook kwalijk dat media pas belangstelling voor een crisis krijgen als de gevolgen in volle hevigheid in beeld gebracht kunnen worden.
Onszelf neem ik kwalijk dat we niet veel meer kabaal maken om de wereld duidelijk te maken dat de hongersnood in Somalië het gevolg is van onachtzaamheid, van verwaarlozing, van onverschilligheid. Deze crisis had voorkomen kunnen worden.’
Waarover bent u het meest positief?
‘Dat het niet nog veel erger is dan het is. Hulporganisaties hebben bijvoorbeeld in Kenia en Ethiopië uitstekend functionerende systemen opgezet. Daar mogen we trots op zijn. De omstandigheden waaronder de hulporganisaties – al jaren- moeten functioneren in het oosten van Kenia zijn zwaar. Het is er heet, droog, dor en riskant.
Voor hulpverleners is vluchtelingenkamp Dadaab een zware post. Ik heb groot respect voor de mensen die langere tijd op dit soort plaatsen hulp verlenen. Ze kunnen er ook voor kiezen om naar makkelijker gebieden te gaan, of thuis te blijven.
De kampen in Kenia die ik bezocht heb, zijn dankzij deze hulpverleners goed georganiseerd. De systemen werken. Er is geen probleem met de organisatie van de hulp, er is een capaciteitsprobleem. De hulp moet veel sneller opgeschaald worden dan nu gebeurt. ‘
Volgens Jan Pronk is noodhulp een ondergeschoven kindje binnen de wereldpolitiek. Noodhulp komt volgens hem bijna altijd te laat, is te gering en vindt niet goed gecoördineerd plaats. Voor die coördinatie stelt hij voor dat de VN de hulp centraliseert en eigen capaciteit opbouwt. Sluit u zich bij de uitspraken van Jan Pronk aan?
‘Ik kan me heel goed bij Pronk aansluiten als hij zegt dat noodhulp niet afhankelijk mag zijn van donorconferenties en inzamelingsacties. Fondsen voor noodhulp moeten op het moment dat de nood daar is direct beschikbaar zijn.
Minder optimistisch ben ik over de rol van de VN. Ten eerste omdat de VN ook altijd een politieke rol speelt en deze haaks kan staan op het belang om slachtoffers te bereiken in een humanitaire crisis. Ten tweede is de VN ook een erg log orgaan.
Ik vind dan ook dat er een belangrijke rol voor nationale en internationale NGO’s blijft. Het wordt dan wel hoog tijd dat die hun krachten bundelen, meer samenwerken en ook de durf hebben een stap terug te doen ten gunste van de organisaties die in een bepaalde crisis het meest effectief kunnen opereren.’
Waar loopt uw organisatie binnen de Hoorn van Afrika-actie momenteel tegenaan en kan hierbij geleerd worden van ervaringen uit het verleden?
‘De vluchtelingenkampen in Kenia en Ethiopië zijn nu overvol. De last die deze landen dragen is onevenredig groot. Crises kunnen overslaan van het ene naar het andere land. Voorbeelden hebben we gezien in het Grote Merengebied en tussen Darfur en Tsjaad. De internationale gemeenschap moet buurlanden bij grote vluchtelingencrises veel ruimhartiger te hulp schieten.’
Noodhulp staat onder tijdsdruk en vergt snel handelen. Is er binnen zo een situatie volgens u voldoende ruimte voor professionalisering van medewerkers?
‘Rampen laten zich lastig plannen. Hulporganisaties die zich bezig houden met noodhulp moeten ervoor zorgen dat er altijd goed getrainde teams klaar staan. Natuurlijk, op het moment dat een ramp zich voordoet moet er snel gehandeld worden. Dat ontslaat hulporganisaties niet van de plicht om ook in rustiger tijden zorg te dragen voor goede voorbereiding en training van de medewerkers. Gek genoeg gebeurt dit onvoldoende.
In Groot Brittannië verscheen onlangs de Humanitarian Emergency Response Review. In deze Review wordt de vergelijking gemaakt tussen het Britse leger en de humanitaire sector. Het leger besteedt 95% van de tijd aan training en ongeveer 5% van de tijd aan daadwerkelijke actie. In de humanitaire sector is dat precies andersom en wordt waarschijnlijk zelfs minder dan 5% van de tijd aan training besteed. Terecht pleit de Review vervolgens voor meer investeringen in training. Op dit moment is humanitair personeel, ook op belangrijke posities, vaak te jong en onervaren.’
Foto: www.vluchteling.nl