Weblog: buitenlandjournalistiek blijft belangrijk

Al jarenlang wordt er gediscussieerd over de kwaliteit van de buitenlandberichtgeving in de Nederlandse media. Critici stellen dat er te weinig aandacht is voor met name berichtgeving over ontwikkelingslanden en waarschuwen ervoor dat Nederland zich steeds verder achter de dijk verschanst.

Het is een veelgehoorde kritiek op de media: het Nederlandse correspondentennetwerk zou wegens bezuinigingen steeds verder aan het inkrimpen zijn. Onderzoek heeft de afgelopen jaren echter uitgewezen dat het netwerk van correspondenten wel aan verandering onderhevig is, maar dat het qua omvang vooralsnog niet drastisch afneemt. Wel is er een verschuiving te zien: meer correspondenten worden gestationeerd in New York of Washington, wat ten koste gaat van de posten in andere delen van de wereld.

Minder buitenlandcorrespondenten?

Zo lijkt het aantal correspondenten in niet-westerse landen af te nemen, ten faveure van het correspondentennetwerk in de economische en politieke centra in de wereld. Een verslaggever in Sao Paulo moet daarom over het hele Latijns-Amerikaanse continent berichten, terwijl de Afrika-correspondent vanuit Nairobi of Johannesburg geheel Afrika verslaat. Dat dit ten koste kan gaan van de diepgang en de volledigheid van de verslaggeving over deze continenten ligt voor de hand. Waren er voorheen nog voldoende reizende journalisten, op dit moment lijken die mogelijkheden sterk af te nemen. Minder redactiebudgetten, maar ook minder journalistieke reisfondsen (zoals dat tot voor kort bijvoorbeeld door Freevoice werd beheerd).

De toename van de digitale communicatiemogelijkheden en niet te vergeten de burgerjournalistiek zouden dat gemis moeten kunnen opvangen. Verslaggevers kunnen zich via internet vaak sneller toegang tot informatie over landen en onderwerpen verschaffen dan voorheen. Maar in het vertrouwen op digitale informatievoorziening zit ook een gevaar: toegang tot internet is namelijk niet overal ter wereld gelijk en voor iedereen weggelegd. Zo is er in ontwikkelingslanden meer informatie te vinden over bijvoorbeeld stedelijke en rijkere gebieden, dan over de rurale en armere gebieden. En denk aan totalitaire regimes, die delen van het internet afsluiten in het kader van de beperking van de vrijheid van meningsuiting.

Correspondentennetwerk

Juist daarom is het zo belangrijk dat journalisten blijven reizen, media hierin blijven investeren en dat het correspondentennetwerk in stand gehouden wordt. Correspondent Bram Vermeulen schrijft in het boek ‘Het maakbare nieuws’ (2008) dat de buitenlandcorrespondenten in Nederland met alle beperkingen die ze hebben, in deze tijd van grote zelfobsessie, de poorten van Nederland nog op een kier proberen te zetten.

In de afgelopen jaren zag hij echter de ene na de andere krant zijn correspondenten uit Afrika terugtrekken. ‘Migratie, islamisering, terrorisme. Al die agendapunten vinden hier hun wortels, maar who cares? Nederland heeft het al druk genoeg met zichzelf.’ Zonder correspondenten, of met slechts één correspondent in één heel werelddeel, is de beeldvorming over verre landen bijna alleen nog in handen van hulporganisaties, regeringen en persbureaus. ‘Zonder buitenlandcorrespondent’, schrijft Vermeulen, ‘zouden we zomaar geloven dat verkiezingen in Afrika het begin zijn van (een) democratie. Zonder buitenlandcorrespondent denken we dat iedereen in Zimbabwe op sterven ligt. Zonder buitenlandcorrespondent zamelen we geld in voor Afrikaanse drama’s die we niet begrijpen.’

Het medialandschap verandert…

Het medialandschap verandert en de buitenlandjournalistiek moet daarin mee. Misschien is het daarom tijd voor een herdefiniëring van het steeds breder wordende begrip ‘buitenlandjournalist’ en moet er gediscussieerd worden over de mogelijkheid om lokale journalisten uit ontwikkelingslanden te betrekken bij de nieuwsgaring. Natuurlijk zijn er verschillen tussen lokale journalisten en kun je niet altijd verwachten dat lokale journalisten voor een Nederlandse lezer kunnen berichten, maar dat betekent niet dat een lokale journalist niet in staat is om een rol te spelen in de nieuwsgaring van Nederlandse media.

Nog fundamenteler is dat er vraagtekens gesteld kunnen worden bij de aanname van netcoördinatoren en hoofdredacties dat hun lezers en kijkers niet meer geïnteresseerd zouden zijn in het buitenland, waardoor zij minder geld vrijmaken voor producties in ontwikkelingslanden. Hoe kan het immers dat honderdduizenden Nederlanders betrokken zijn bij kleinschalige ontwikkelingsprojecten, of donateur zijn van een grote hulporganisatie? Zouden deze mensen geen interesse hebben in journalistiek over ‘verre’ landen? Hoe kan het dat Joris Luyendijks boek over buitenlandjournalistiek ‘Het zijn net mensen’ in 2006 een ware hype werd en dat er meer dan 100.000 exemplaren van zijn verkocht?

Ook collega Minka Nijhuis gelooft niet dat het publiek zo gemakzuchtig is als vaak wordt beweerd. In een essay voor ‘Het vergeten verhaal’ van 2005 stelde ze een aantal kritische vragen over de aanname dat mensen alleen maar makkelijk verteerbare kost van dichtbij huis voorgeschoteld willen krijgen. Een bewijs dat het wel meevalt met de zogenaamde luiheid en onverschilligheid is volgens haar de reactie op de reportage ‘Het gezicht van armoede’ van journalist Dick Wittenberg en fotograaf Jan Banning. Voor het magazine M van NRC Handelsblad verbleven Wittenberg en Banning enkele weken in het dorpje Dickson in Malawi. Hun artikel leverde meer dan vierhonderd brieven van lezers op.

‘Schrijver en fotograaf beheersen de kunst van het vertellen en nemen tijd en aandacht voor hun onderwerp, hebben oog voor details en mijden clichés en algemeenheden. Zo weten ze een dorp tot leven te wekken in zijn worsteling met de armoede en de inwoners een gezicht te geven. Het is een verhaal dat lezers niet verplettert of afstompt, maar dat hen beroert en tot nadenken stemt. Zoals dat de bedoeling is van een goede reportage. Als het zelfs met zo’n impopulair onderwerp al lukt de lezers te boeien, dan moet er toch ruimte zijn voor heel veel meer van dit soort verhalen?’ aldus Nijhuis. Het vak van journalisten op reportage moet volgens Nijhuis in ere worden hersteld. ‘Met alle nieuwsgierigheid, eigenzinnigheid en gedrevenheid die daarbij horen. Ze zouden voor meer continuering en diepgang kunnen zorgen door onderwerpen die in het nieuws zijn geweest te blijven volgen. Ze moeten kiezen voor het maken van een eigen verhaal en de jacht op het nieuws overlaten aan de persbureaus.’

De Vlaamse schrijfster Lieve Joris formuleerde het tijdens een debat naar aanleiding van Luyendijks bestseller als volgt: ‘De buitenlandjournalistiek valt alleen te redden als we haar vertragen. Stilstaan, ademhalen, kijken, ruiken, proeven. De goede buitenlandredacteur laat zich drijven door de nieuwsgierigheid voor die nieuwe en onbekende wereld, niet door de haast van de redactie.’

Laat de buitenlandjournalisten ons dan ook maar overvloedig trakteren op het nieuws van achter de horizon. En laten we het goede voorbeeld prijzen en – belangrijker nog – het goede voorbeeld volgen. Dit is dan ook een oproep aan de buitenland journalist: ‘Blijf gaan, blijf kijken, blijf schrijven, blijf fotograferen en filmen, en blijf kritisch’.

Lokaalmondiaal organiseert de Dick Scherpenzeel Prijs, waarmee de organisatie het belang van de buitenlandjournalistiek wil belichten en een ode wil brengen aan de buitenlandjournalist die doorgaat met berichten over ontwikkelingsprocessen in niet-westerse landen. Inzenden is niet meer mogelijk: de deadline voor inzendingen verstreek op 31 maart. De teller staat op 58 inzendingen: dat zijn er meer dan vorig jaar.

De prijs wordt 8 juni uitgereikt. Vorige week werden de genomineerden bekend gemaakt.

Dit artikel werd geschreven in het kader van een serie over de buitenlandjournalistiek op de website DeNieuweReporter. Eerdere afleveringen van deze serie over buitenlandcorrespondenten vind je hier.

Auteur
Stefan Verwer

Datum:
10 mei 2011
Categorieën: