Annelies Zoomers: ‘Landenlijstjes zijn achterhaald’

Met het Tweede Kamerdebat over de landenkeuze in het vooruitzicht, interviewde Vice Versa Annelies Zoomers, hoogleraar International Development Studies aan de Universiteit Utrecht. Terwijl bijna iedereen discussieert over welke landen wel of niet partnerland zouden moeten zijn, bekijkt Zoomers het breder: ‘De wens van donoren om zichtbaar en langdurig in eigen ontwikkelingslanden aanwezig te zijn, is achterhaald.’

Net zoals in een eerder interview met Paul Hoebink, vroeg Vice Versa Annelies Zoomers wat zij zou doen als ze staatssecretaris van Buitenlandse Zaken was. Het leverde een verrassend gesprek op, waarin de hoogleraar vanuit een breed perspectief de landenkeuze bekritiseerde. Zoomers: ‘Ik geloof niet in landenlijstjes. Het kiezen van partnerlanden zoals dat nu gebeurt heeft allerlei vreemde kanten. Indonesië en Benin worden op die lijstjes in een adem genoemd.  Of een land nu 240 miljoen inwoners heeft of minder dan tien miljoen maakt natuurlijk veel verschil. We praten over landen alsof ze onderling uitwisselbaar zijn.’

‘Bovendien maken we ons lijstje eenzijdig. Nederland heeft een keuze gemaakt voor vijftien ‘vaste’ partners. Die keuze is gemaakt vanuit ons eigen perspectief. Voor veel landen zijn we echt niet de ideale partner. Relaties met onze partners zijn niet exclusief, ontwikkelingslanden zullen ook met anderen relaties blijven aangaan. Vergeleken met wat Nederland te bieden heeft is hulp vanuit China of Brazilië soms vele malen strategischer en interessanter’, aldus Zoomers.

Landenlijstjes zijn volgens haar bovendien te statisch: ‘De wereld verandert en veel is onvoorspelbaar. Het is opvallend dat zo weinig aandacht wordt besteed aan de vraag hoe lang Nederland in de partnerlanden denken te blijven, en onder welke voorwaarden. Vanuit diplomatiek oogpunt lijkt me het belangrijk dat een dwerg als Nederland goede relaties met de rest van de wereld onderhoudt. In plaats van ons definitief uit landen terug te trekken, ben ik voorstander van een meer flexibele aanpak met een zekere rotatie. Hoe voorzichtig je het ook doet: een abrupte beëindiging van bilaterale relaties leidt tot kapitaalvernietiging en diplomatieke schade.’

Grensoverschrijdende problematiek

Zoomers is sterk voorstander van een regionale aanpak: ‘In de discussie gaat het vooral om de vraag of Knapen wel voor de juiste landen heeft gekozen, maar in vrijwel alle gevallen gaat het om een grensoverschrijdende problematiek. Dat vraagt om een meer internationale oriëntatie met een juiste mix van bilateraal en multilateraal beleid, gecombineerd met de inzet van particuliere kanalen.’ In het huidige beleid wordt ingezet op het ontwikkelen van hoogwaardige programma’s op een beperkt aantal terreinen, waar door Nederland een verschil kan worden gemaakt. Zoomers: ‘Op zich zijn voedselzekerheid, de waterproblematiek, reproductieve gezondheidszorg en veiligheid en rechtsorde relevante thema’s, waarop door Nederland ambitieuze programma’s kunnen worden gebouwd.’

Wel wordt volgens de hoogleraar in het nieuwe beleid teveel nadruk gelegd op het belang van ‘Nederlandse’ expertise. ‘Dat vind ik provinciaal. Nederlandse oplossingen sluiten echt niet altijd aan bij problemen in ontwikkelingslanden. De manier waarop we in Nederland omgaan met het landregistratie laat zich niet kopiëren in landen zoals Bolivia. Op de achtergrond van het nieuwe beleid schemert een ouderwetse modernisatieagenda.’

Zoomers pleit ervoor om in het kader van OS te komen tot een bundeling van wereldwijde expertise (en niet alleen van eigen bodem). ‘Als met die expertise werkelijk een verschil kan worden gemaakt, zou het wereldwijd aangeboden moeten worden. Laat de ontwikkelingslanden op basis van wat we te bieden hebben zelf maar bepalen of ze geïnteresseerd zijn en met ons in zee willen. Afhankelijk van de vraag kan Nederland vervolgens overwegen expertise te ‘doneren’. Op deze manier kan Nederland op een succesvollere manier bijdragen aan haar internationale verantwoordelijkheid om ontwikkeling te stimuleren. Of andere landen met ons willen samenwerken zal slechts ten dele afhangen van de feitelijke expertise. Veel hangt af van de conditionaliteit van ons ‘sociaal kapitaal’. Staan we nog wel bekend als land waarmee je ‘zaken’ wilt doen. Worden we nog wel gezien als betrouwbaar en sociaal?’

Armoede is niet het gevolg van falend OS-beleid

Zoomers vindt het jammer dat Knapen zich heeft beperkt tot de meer traditionele sectoren zoals voedselzekerheid en water. ‘Ik had gehoopt dat Knapen ook zou kiezen voor nieuwe innovatieve thema’s die door andere donoren nog onvoldoende worden opgepakt.’ Nederland zou volgens haar de ‘kraamkamer’ kunnen zijn voor nieuwe ideeën, een plek waar aandacht wordt geschonken aan urgente problemen die nu niet op de agenda staan. Voorbeelden van nieuwe thema’s die urgent reflectie behoeven zijn volgens haar de gevolgen van de snelle urbanisatie, de consequenties van toenemende migratie, maar ook de rol van de jeugd – hoe om te gaan met een groeiende generatiekloof?

Ook ontbreekt het in het nieuwe beleid volgens Zoomers aan een kritische reflectie van het tot nu toe gevoerde beleid. ‘In discussies wordt het aanhouden van armoede vaak verklaard door falend ontwikkelingsbeleid. Uiteindelijk komt het door falend mainstream beleid. Knapen legt teveel nadruk op de noodzaak van economische groei en de rol van het bedrijfsleven. In veel opzichten heeft het neoliberale beleid in de afgelopen twintig jaar geleid tot minder gunstige resultaten, en het zou goed zijn als toch wat kritischer wordt nagedacht over de keerzijde van economische liberalisatie.’

‘De liberalisatie van grondmarkten en natuurlijke hulpbronnen en de nadruk op het belang van het aantrekken van buitenlands kapitaal, liggen ten grondslag aan de huidige ‘grab’ van natuurlijke hulpbronnen. Voor zover het bedrijfsleven investeert in sociale doelen gebeurt dat vaak in de vorm van ouderwetse ‘projecten’ zoals schooltjes. In de ontwikkelingssector was het eindelijk zover dat men een einde wilde maken aan geïsoleerde projecten, en nu komen deze via de achterdeur weer binnen. Dit terwijl we weten dat het op de lange termijn niet duurzaam is. Ontwikkelingsprojecten worden op deze manier vaak gebruikt als doekje voor het bloeden.’

‘In het huidige beleid wordt veel waarde gehecht aan ‘verlicht eigenbelang’. Eigenlijk moet het gaan om het erkennen van ‘eigen verantwoordelijkheid’, bepleit Zoomers. ‘Nederland is onder anderen via handel, migratie en toerisme verbonden met de rest van de wereld. Ons beleid heeft directe gevolgen voor wat er elders in de wereld gebeurt. Omdat wij bijvoorbeeld onszelf targets stellen voor een reductie in de uitstoot van CO2, wordt in Indonesië bos omgezet in palmolieplantages. Waar we zelf invloed uitoefenen zijn we ook medeverantwoordelijk voor het oplossen van problemen. Een van de grootste uitdagingen is te komen tot een coherent beleid. Op dit moment is er vooral sprake van fragmentarisatie en van een groeiende ‘bilateralisatie’. Dat staat haaks op wat we nodig hebben’, aldus Zoomers.

Innovatieve oplossingen

‘Bij het nadenken over de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking dient het idee dat door Nederland op het grondgebied van andere landen zichtbare resultaten worden behaald, te worden losgelaten. Dit klassieke beeld van ontwikkelingssamenwerking is achterhaald. In plaats daarvan moet gezorgd worden voor een concreet aanbod van innovatieve oplossingen die ‘er toe doen’ en toegankelijk zijn voor de landen die hier interesse in tonen’, schrijft Zoomers in een artikel in de Internationale Spectator.

Met het ontwikkelingsbeleid ‘nieuwe stijl’ dat Zoomers in het artikel voorstelt, kan op een andere manier gekeken worden naar de traditionele vorm van bilaterale hulp. Terwijl er sinds de Focusbrief volop discussies zijn losgebarsten over de wel en niet geselecteerde landen, kan er wellicht beter gediscussieerd worden over het nut van landenkeuze in het algemeen. Waarom moeten er landen gekozen worden? Zoomers: ‘Landen kiezen is uit de tijd en heeft iets koloniaals. Laten we er maar voor zorgen dat we iets bruikbaars te bieden hebben. Dan zullen geïnteresseerde partners zich vanzelf aandienen.’

Tenslotte komt het gesprek opnieuw op de nadelen die kleven aan de landenbeperking. Voor tal van landen waarmee op dit moment door Nederland relaties worden onderhouden zal binnenkort het doek vallen. Dit zal in veel landen kapitaalvernietiging veroorzaken. Terwijl in sommige van de ‘oude’ landen goede progressie werd gemaakt, moet in een aantal ‘nieuwe’ landen eerst het wiel worden uitgevonden. Dit leidt volgens Zoomers onherroepelijk tot diplomatieke schade.

‘Volgens Knapen zijn ‘om burgers bij OS te betrekken zichtbare resultaten nodig’. Dat vertaalt zich in de praktijk in een steeds selectiever wordend landenbeleid. Natuurlijk moet ontwikkelingsbeleid leiden tot duidelijke en positieve resultaten en moet verantwoording worden afgelegd over keuzen en resultaten. Maar in het maken van afwegingen moeten ook de negatieve gevolgen worden meegenomen. In sommige landen waar Nederland nu stopt, hoeft Nederland zich voorlopig echt niet te vertonen.

Een goed imago als open en sociaal land is in het belang van de Nederlandse belastingbetaler.’ Tenslotte (met een ondertoon van ironie): ‘Als het werkelijk draait om een ‘verlicht eigenbelang’ (met voordelen voor het Nederlandse bedrijfsleven), waarom zouden we ons dan restricties opleggen door de afzetmarkt te beperken tot partnerlanden?’