Deel 1 hoorzitting: WRR-rapport goed opgevolgd in focusbrief

Vandaag werd in de Tweede Kamer een hoorzitting gehouden met experts van de WRR raad, de ontwikkelingssector, het bedrijfsleven en onderzoekers. In vier rondes werden experts uit de ontwikkelingssector bevraagd over hun visie op de nieuwe koers van het ontwikkelingsbeleid. In de eerste ronde kwamen twee prominenten uit de WRR-raad aan het woord: Peter van Lieshout en Robert Went. De Kamerleden wilden vooral van hen weten: ‘Vindt u de keuzes van Knapen goed gemaakt in zijn nieuwe beleid?’

De belangstelling onder Tweede Kamerleden was groot voor deze hoorzitting. Negen van de tien woordvoerders ontwikkelingssamenwerking waren aanwezig. De eerste ronde begon met twee woordvoerders van de WRR, Peter van Lieshout, projectleider en raadslid, en Robert Went, projectcoördinator. Zij gaven hun visie op de vertaalslag die de staatsecretaris maakte in de focusbrief. Het inmiddels ruim een jaar oude WRR rapport is immers in grote lijnen doorslaggevend geweest voor de invulling van zijn beleid. De heren gaven eensgezind antwoord.

Effectiviteit
Om onduidelijkheden in taalgebruik te voorkomen werden meerdere definities verder uitgediept. Moet ontwikkelingshulp of ontwikkelingssamenwerking als juiste benaming gebruikt worden? Het is namelijk niet gebaseerd op gelijkwaardige relaties zoals het begrip samenwerking verondersteld, maar het begrip hulp is te kort door de bocht omdat het beleid daar steeds verder vanaf wil gaan. Sjoera Dikkers (PvdA) wilde vooral meer duidelijkheid horen over het begrip eigenbelang: ‘De vertaling van eigenbelang in de focusbrief heeft vooral betrekking op economisch eigenbelang, terwijl een betere wereld ook in ons eigenbelang is’, aldus Dikkers. Ook vond zij dat de rol van het maatschappelijk middenveld er bekaaid van afkomt. Maar volgens Van Lieshout is dat een vertekend beeld omdat het maatschappelijk middenveld niet op zichzelf staat maar verweven is in alle sectoren. Tijdens de invulling van het beleid kan het maatschappelijk middenveld zo veel betrokken worden als nodig is.

Tijdens de hoorzitting laaide kort de discussie weer op over de effectiviteit van besteding van ontwikkelingsbudget. Tweede Kamerlid Johan Driessen (PVV) stelde namelijk dat het ontwikkelingsbudget weggegooid geld is. Hier maakt de WRR vertegenwoordigers meteen korte metten mee door een marge van mislukking in acht te nemen: ‘een 15% failure target is nodig’. De reden hiervoor is dat er geen simpele receptuur is in ontwikkelingssamenwerking. Zaken als corruptie ondermijnen effectieve aanbesteding. ‘Ontwikkelingssamenwerking zul je op de voet moeten volgen en je moet je nek durven uitsteken’, aldus Van Lieshout.

NL Aid
Meerdere Kamerleden bleken nieuwsgierigheid te zijn naar de mogelijkheid een een agentschap onder de naam NL Aid aan te stellen. Van Lieshout noemde het een misverstand dat NL Aid een vervanger zou zijn van de NGO sector, maar meer bedoeld was als een gecoördineerde aanpak van Nederland om ontwikkelingssamenwerking vorm te geven. Daarom vroeg Tweede Kamerlid Klaas Dijkhoff (VVD) om een paar woorden van inspiratie te horen van de WRR-heren. Zij spraken: ‘NL Aid zou een strategisch kader kunnen worden om zowel de NGO sector als het bedrijfsleven onder te scharen. Dit zou als voordeel hebben dat de aanpak meer lange termijn visie en coherentie heeft, en tevens meer gericht is op expertise en professionalisering.’ Is het u wel duidelijk?

Landenkeuze
Van Lieshout en Went noemden de hoofdlijnen van de WRR goed herkenbaar in het nieuwe beleid en op een eerlijke manier neergezet. De constructie is goed terug te vinden dat ontwikkelingssamenwerking breder en dieper moet. Ook de vertaling naar de landenkeuze werd een ‘goed beredeneerde keuze’ genoemd, op een of twee landen na. Welke landen dit om ging gaven de heren niet aan. Later in het gesprek leek dit enigszins tegenstrijdig nadat de heren aangaven dat de precieze criteria niet duidelijk naar voren komen in de focusbrief. Dit lijkt aan te sluiten op de analyse die Dr. Lau Schulpen eerder deze week toezond. Hieruit blijkt dat de landenlijst eerder per ongeluk goed gekozen is dan op basis van een gedegen analyse. Later in het debat werd zijn analyse nogmaals aangehaald.

Opvallend was de uitspraak van de WRR-raad dat de meeste Sub Sahara Afrika landen binnen een paar jaar gestegen zouden zijn naar middeninkomens-landen. Daarom is de ouderwetse bilaterale aanpak niet langer houdbaar in die landen, aldus van Lieshout en Went, en zou er opnieuw gekeken moeten worden naar de Nederlandse betrokkenheid aldaar. Tweede Kamerlid Irrgang (SP) zette zijn vraagtekens bij het optimisme van Van Lieshout en Went over deze verwachte economische vooruitgang. Hij vond dat landen in Sub Sahara Afrika meer aandacht moeten krijgen in het beleid. Een aantal landen in het Grote Merengebied waar Irrgang zich in het verleden hard voor heeft gemaakt krijgt nu namelijk geen steun meer. Vandaar zijn vraag: ‘Waarom krijgen landen als Congo en Burundi geen hulp meer terwijl Nederland daar aantoonbaar veel verschil kan maken, en krijgt Indonesië wel hulp terwijl dat land al lang zelfstandig economisch groei doormaakt?’ De landenkeuze bleek voor meerdere Kamerleden een pijnpunt. Ondanks dat de keuze voor de betreffende 15 landen naar de mening van de WRR-heren een goed beredeneerde keuze is, zijn de criteria voor deze specifieke landenkeuzes hen ook niet duidelijk. Als voorwaarde van betrokkenheid in ‘moeilijke landen’ als Congo en Burundi geldt in is extra inzet vereist. Men moet dan accepteren dat de opbouw van staatssystemen heel lang en moeilijk zal zijn en dat dit veel toewijding vereist. De lange adem. Zou dat een reden zijn deze landen niet op te nemen in het landenlijstje? De WRR benadrukte immers al eerder in de hoorzitting dat een goed ontwikkelingsbeleid gericht moet zijn op een tien jaar en niet op twee jaar. Zou Knapen daar toe bereid zijn in zijn ambtstermijn?

 

Auteur
Karlijn Muiderman

Datum:
18 april 2011