Vrijdagmiddagborrel: Het nieuwe idealisme mist politieke bevlogenheid

Iedere vrijdag bespreekt hoofdredacteur Marc Broere ontwikkelingen in de sector. Afgelopen week nam hij een kijkje in de wereld van het nieuwe draagvlak en toog naar het UZ-event en naar de Oegandadag. Conclusie: er is nog steeds veel animo voor een betere wereld in Nederland, maar het moet wel leuk of juist zielig zijn. Hoe dit nieuwe idealisme te kanaliseren naar de écht belangrijke onderwerpen die er toe doen binnen de ontwikkelingssamenwerking?

Hoe zit het eigenlijk met het draagvlak in Nederland voor een rechtvaardiger wereld? Volgens verschillende onderzoeken is het draagvlak voor traditionele ontwikkelingssamenwerking de afgelopen jaren in ieder geval behoorlijk teruggelopen. Nederland stemde bij de laatste verkiezingen massaal op politieke partijen die de internationale samenwerking wilden halveren of afschaffen. Ook beginnen Kamerbrieven over het Nederlandse ontwikkelingsbeleid tegenwoordig niet meer met de noodzaak om solidariteit te tonen met de armsten in de wereld of over maakbare dromen van een rechtvaardige wereld, maar met passages over ons nationale eigenbelang.

Toch wil de afkalving van het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking niet automatisch zeggen dat er geen draagvlak meer is voor een betere wereld. Die betrokkenheid lijkt alleen anders geworden. Precies een week geleden was ik op het vierde UZ-event in het Utrechtse Seats2Meet. UZ wil mensen en organisaties bij elkaar brengen die zich inzetten voor een betere wereld. Meer dan 150 mensen –vooral twintigers en dertigers- hielden zich via het Open Space principe bezig met een concreet vraagstuk om gezamenlijk aan te werken. OpenSpace houdt in dat je met z’n allen samen een agenda bepaalt en dat je vrij bent om sessies halverwege te verlaten als je denkt dat je geen input meer kunt leveren. Het is dan zelfs onbeleefd om toch de sessie uit te zitten.

Innovatief vermogen

Een van de initiatiefnemers van UZ is Michel Groenenstijn van Be-More: u weet misschien nog wel, die jongen met al die prachtige ideeën over hoe grote Nederlandse ontwikkelingsorganisaties als OxfamNovib en ICCO de bezuinigingen juist eigenlijk als een zegen moeten zien. Er gaat immers een wereld voor je open als je verder kijkt dan de subsidiepot diep is. Hij schreef de afgelopen maanden inspirerende essays over de toekomst van de Nederlandse ngo. Deze ‘zwermt’ en zet zich vooral in als de ultieme netwerkorganisatie. Zo’n rol vergt innovatief vermogen en vraagt van organisaties om buiten bestaande kaders te denken.

Ik moet eerlijk bekennen dat ik me niet helemaal thuisvoelde op het UZ-event. Wat ik heel erg miste was de politieke context van het werken aan een rechtvaardige wereld. Het was me allemaal net iets te vrijblijvend. Als we maar allemaal lief en aardig voor elkaar zijn, en op een middag bewapend met onze laptops en Iphones een concreet vraagstuk aanpakken (meedenken over een game voor Colombia of duurzame frituurolie in een ander ver land), dan wordt de wereld vanzelf een paradijs. De vergelijking met Emiel Ratelband (Tsjakka, als je er maar in gelooft) spookte regelmatig door mijn hoofd en dat voortdurende ophemelen van het Open Space principe door Niels Jansen (1%CLUB) begon wat sektarische trekjes te vertonen.

Aangename verrassing

Dan was ik afgelopen zondag op de Oegandadag in Den Haag. Toen ik las dat deze dag plaatsvond in de Haagse Hogeschool, dezelfde locatie als de jaarlijkse Afrikadag van de Evert Vermeer Stichting (EVS), leek me dat tamelijk gewaagd. Het evenement van de EVS gaat over heel Afrika en via de PvdA-connectie zijn er altijd interessante politici en oud-politici die nu belangrijke internationale functies hebben beschikbaar. Waarom in vredesnaam een Oegandadag in zo’n OS-tempel of OS-toplocatie houden? Maar tot mijn aangename verrassing hadden zich 800 mensen, inclusief enkele tientallen Ugandezen die in Nederland wonen, aangemeld voor de dag.

De initiatiefnemers hadden een uitstekend programma in elkaar getimmerd met negen inhoudelijke, workshops (variërend van ontwikkelingssamenwerking tot investeren in Oeganda), films, een informatiemarkt en een cursus projectvoorstellen schrijven door Wilde Ganzen. Verder gaven de Oegandese minister van Financiën, de Oegandese ambassadeur in Nederland en de Nederlandse ambassadeur in Oeganda acte de presence. Een betere lobby om Oeganda op de lijst van Nederlandse partnerlanden te houden was niet denkbaar. Oeganda is een land waar ik een speciale band mee heb en ik vond het hartverwarmend om te zien dat 800 mensen op een zonnige zondag naar Den Haag togen om zich op een positieve manier met de ‘parel van Afrika’ bezig te houden.

Zandvlooien

Toch had ik ook op de Oegandadag soms het gevoel dat dit niet helemaal ‘mijn wereld’ was. Het publiek bestond voor een groot deel uit mensen van kleine stichtingen die zich met Oeganda bezighouden. Ondanks dat ik de betrokkenheid van deze mensen zeer waardeer en hartverwarmend vind, heb ik over kleine stichtingen vaak kritisch geschreven omdat ik ze een stap terug vind naar ontwikkelingshulp in plaats van het doorontwikkelen naar echte internationale samenwerking.

En op de Oegandadag werden mijn vooroordelen ook weer bevestigd. Zo sprak ik met de oprichtster van de stichting Djigger-Shoes. Deze buitengewoon sympathieke mevrouw houdt zich bezig met Djiggers (zandvlooien). Tijdens een bezoek aan Oeganda had ze tot haar ontsteltenis gezien dat er zoveel strompelende mensen waren, zowel kinderen als volwassenen. Ze bleken last van zandvlooien te hebben op de voeten wat tot jeuk en ‘ondragelijke pijn’ leidde. ‘Omdat ik zelf pedicure ben kan en wil ik deze voeten graag gezond maken’, vertrouwde ze me toe. Haar stichting zet ongeveer 5000 euro per jaar om. Heel kleinschalig dus, en dat is ook een bewuste keuze. ‘Dan kan ik er goed toezicht op blijven houden. En natuurlijk is het de bedoeling dat de mensen in Oeganda het probleem zelf ook belangrijk gaan vinden.’ In die laatste twee zinnen schuilen nu precies mijn reserves tegen dit soort hulp.

Er waren veel organisaties die zich met wezen en gehandicapten bezighielden, of met aids. Ik beken het eerlijk: niet mijn favoriete onderwerpen binnen de sector. Op de folders zag je vaak de Nederlandse initiatiefnemers gefotografeerd staan tussen de doelgroep en stichtingen zijn soms zelfs genoemd naar de oprichters. Maar toch: het zijn wel allemaal mensen die met hart en ziel aan de slag zijn en geraakt zijn door de armoedeproblematiek.

Een vrouw die achter een van de stands stond verklaarde het succes van deze kleine stichtingen. ‘Iemand die geeft wil iets terugzien. Dat zie je niet meer bij grote organisaties.’

Brug slaan

Dat er nog betrokkenheid is, dat staat buiten kijf. En in deze periode van fixatie op ons nationale eigenbelang ben ik erg blij dat er in Nederland nog evenementen als UZ of de Oegandadag zijn. Maar waarom lukt het niet meer om die betrokkenheid op te roepen bij echt structurele onderwerpen? Hoe slaan we nu de brug tussen de particuliere initiatieven en de jongeren van UZ naar het  ‘échte’ ontwikkelingswerk, met die ongemakkelijke waarheid van de oorzaken van de armoede in de wereld? Hoe krijg je nu diezelfde betrokkenheid bij de thema’s die maar niet aangepakt worden: bij handel, coherentievraagstukken, etcetera.

De volgelingen van Niels Jansen en Michel Groenenstijn moeten toch ook warm te krijgen zijn voor écht onrecht en niet alleen maar voor leuke computerspelletjes voor een betere wereld of voor nog wat vrijwilligerswerk in een weeshuis na hun strandvakantie in een ontwikkelingsland? En onze lieve pedicure moet toch ook geraakt kunnen worden door een Afrikaanse boer die letterlijk blaren op zijn voeten heeft van het keiharde werken maar geen schijn van kans heeft omdat er Nederlandse landbouwproducten op zijn markt worden gedumpt?

Misschien ligt een deel van de oorzaak ook wel bij de grote ontwikkelingsorganisaties die zich nog wél met deze grote thema’s bezighouden. Ze zouden deze thema’s veel persoonlijker en kleiner kunnen maken. Op dit terrein kunnen ze nog veel leren van de mensen van UZ en de kleine particuliere initiatieven. Een campagne bijvoorbeeld waarin je inzoomt op één West-Afrikaanse boer die slachtoffer is van de dumping van Nederlandse landbouwproducten. Zo maak je het persoonlijk en kun je die ongemakkelijke waarheid van armoede een gezicht geven en mensen aansporen voor deze boer (en alle boeren in de regio) op te komen. Welke organisatie gaat dit nu eindelijk eens oppakken?

 

 

Auteur
Marc Broere

Datum:
15 april 2011
Categorieën: