E-motive: Nederland leert van het Zuiden

Ontwikkelingssamenwerking gaat meestal uit van Noordelijke experts die mensen in het Zuiden ergens mee helpen. Gisteren op de E-motive dag in Den Haag werd dit omgekeerd. Het moet maar eens afgelopen zijn met de ‘zielige kindertjes van Afrika’: mensen uit het Zuiden doen ook iets nuttigs. En wij kunnen veel van hen leren.

De hippe term E-motive staat voor niets minder dan: equality motive. Het concept gaat ervan uit dat zowel mensen uit Nederland als uit ontwikkelingslanden voor gelijke uitdagingen staan op het gebied van integratievraagstukken en sociale samenhang en samen naar oplossingen kunnen zoeken. Daarvoor worden uitwisselingen georganiseerd en samenwerkingsverbanden gestart. De nadruk ligt op ‘leren van het Zuiden’. Want, zoals Carin Boersma, projectleider Oxfam Novib, aan dagvoorzitter Ralf Bodelier vertelt: ‘Professionals in ontwikkelingslanden zijn vaak veel verder in het oplossen van problemen rond integratie en wijkproblemen dan wij.’

Dat mensen uit ontwikkelingslanden niet alleen maar hulpbehoevend zijn, daar is men het  vandaag wel over eens. Samira Bouchibti, ambassadeur van het Forum voor Democratische Ontwikkeling: ‘Mensen daar zijn niet alleen maar ziek, zwak en misselijk’. De beeldvorming van ontwikkelingslanden stoort de aanwezigen mateloos. Zowel ontwikkelingsorganisaties als de media houden het imago in stand van een hongerig, zwak, onontwikkeld  Zuiden waar weinig tot niets uit voort kan komen. Dit beeld moet veranderd worden, want heel veel dingen gaan wél goed, en misschien soms zelfs beter dan in Nederland. Van zielige kindertjes in Afrika met hongerbuikjes wordt iedereen dan ook een beetje zat. Hoewel Samira Bouchibti zich wel haast toe te voegen: ‘We moeten ook niet van de daken schreeuwen dat alles alleen maar goed gaat, want natuurlijk is er honger, zijn vrouwen slachtoffer van seksueel geweld en zijn veel mensen arm. Dat moeten we ook blijven zien.’

Wat je van ver haalt is lekker

Toch moet gelijkwaardigheid meer voorop komen te staan. Bouchtibi: ‘In het zuiden bestaat ook een civil society. Mensen vinden het leuk als je op een gelijkwaardige manier met hen praat. Uiteindelijk willen ze allemaal hetzelfde als wij hier in Nederland: een veilige buurt, een goede toekomst voor hun kinderen, met elkaar in contact komen.’ En ze lopen ook tegen dezelfde problemen aan. Marco de Swart, programmamanager Civil Society Oxfam Novib: ‘In Nederland koesteren vooral de mensen in achterstandswijken een wantrouwen tegenover publieke functies. Dat zie je in ontwikkelingslanden ook.’

Over het nut om mensen uit ontwikkelingslanden heen en weer laten vliegen, met alle bijbehorende milieuvervuiling en kosten, stelt Ralf Bodelier een aantal kritische vragen. Maar Sjoera Dikkers (Tweede Kamerlid PvdA) vindt het van belang dat mensen uit het Zuiden hun ervaringen kunnen delen. ‘Zij kunnen voor ons echt het verschil maken. Je wilt geïnspireerd worden. Het is verrijkend. Wat je van ver haalt, is lekkerder, dat is nu eenmaal zo.’ En dat mag wat geld kosten, volgens de PvdA politica: ‘Dan maar wat minder naar de aanleg van nieuwe wegen of een JSF toestel.’

Niet nieuw

Het concept van uitwisseling en gelijkwaardigheid is niet nieuw. Stedenbanden doen bijvoorbeeld al jaren aan uitwisseling en ook bedrijven zijn er druk mee bezig. Op het niveau van burgers echter, loopt uitwisseling nog wat achter, volgens Marco de Swart. ‘De grote wereld wordt vaak gezien als een bedreiging; daar past contact met iemand ver weg niet meteen bij.’

Een van de successtories van het E-motive programma werd deze dag apart uitgelicht: de OASE-game. Roderique Alonso uit Brazilië verzon een wijkprogramma voor de favelas, over hoe mensen hun wijk zouden willen zien. De wijkbewoners mogen hun dromen op creatieve manieren uitbeelden. Ze maken samen kunstwerken in de wijk en doen mee aan teambuilding activiteiten. Nederlandse professionals brachten een bezoek aan dit project in Brazilië en waren onder de indruk. Vervolgens kwam Roderique Alonso naar Nederland om hen te trainen en onder zijn leiding werd het concept ook in Amsterdam-Noord opgezet.

Culturele verschillen tussen Brazilië en Nederland waren er wel, met name op het gebied van het Nederlandse individualisme: ‘Er moest meer moeite gedaan worden om mensen echt uit hun huizen te krijgen’, aldus Alonso. Maar uiteindelijk bracht het project in beide landen een soortgelijk effect van saamhorigheid teweeg. Mensen zijn overal hetzelfde.

Workshops

Zoals bij de meeste seminars het geval is, konden ook op deze dag de bezoekers aan een workshop deelnemen. De workshop van de Hogeschool Amsterdam ging over het belang van kwalitatief onderzoek en het gebruik van beelden in de impactmeting van projecten. De kracht van mensen uit het Zuiden stond centraal: laat ze hun eigen verhaal vertellen. Alle deelnemers waren het er mee eens dat impactmeting niet alleen een kwestie van getalletjes is, maar vooral van verhalen van mensen zelf.

De vraag is echter: hoe overtuig je donoren van dit belang? Menig gefrustreerde ontwikkelingswerker verzuchtte hoe ze ellenlange lijsten moest invullen voor subsidieaanvragen, waarbij geen ruimte was voor de daadwerkelijke verhalen van mensen. De mooie verhalen waarvoor zij hun werk doen. Hoe breng je dat aspect weer terug in ontwikkelingssamenwerking? Misschien is het binnenkort tijd voor de NGO-sector om daar samen met het ministerie antwoord op te vinden. Want MFS heeft z’n langste tijd gehad en de tekenen wijzen erop dat het weer tijd wordt voor inhoud. En wie weet komen daarmee ook de verhalen van mensen weer terug.

In een andere workshop iets meer luchtigheid. Hier konden de deelnemers zelf de OASE-game ervaren door teambuilding-activiteiten te doen (bijvoorbeeld door met elkaar een knoop in een touw proberen te leggen). Het had echt impact, volgens een studente van de Hogeschool Amsterdam, want de deelnemers kwamen zowaar een beetje nader tot elkaar. Wellicht een goede methode om ambtenaren en ontwikkelingswerkers over een nieuw medefinancieringsstelsel te laten discussiëren?

Hoe het ook zij, mensen en hun capaciteit stonden duidelijk centraal deze dag. Zoals na afloop de comédienne Soulo Notos het verwoordde aan de hand van een poster uit de jaren ‘90 met daarop afgebeeld een droge woestijn met de woorden Honger in Afrika: ‘E-motive zet mensen op de poster.’

E-motive, opgestart in 2006, is een gezamenlijk programma van Oxfam Novib, Movisie, Hogeschool van Amsterdam en Mano. Al deze instanties hebben hun eigen rol in het E-motive programma. De Hogeschool van Amsterdam probeert de impact van projecten te meten. Movisie maakt de resultaten beschikbaar voor maatschappelijke organisaties en Mano helpt deze organisaties hun doelstellingen te realiseren. Oxfam Novib koppelt deze partners aan elkaar en heeft binnen het project nog een geheel eigen doelstelling, namelijk: de beeldvorming over ontwikkelingslanden positief beïnvloeden.