Hulp die wel werkt, die is er ook!

Hoe er welvaart kwam in Dickson, Malawi

We kennen wetenschapper Wiet Janssen als iemand die buitengewoon kritisch is over ontwikkelingssamenwerking. Maar vandaag schrijft hij naast een aantal kritische kanttekeningen ook over hulp die wél werkt. En wat zijn dan de voorwaarden voor geslaagde ontwikkelingshulp?Het geheim van die projecten is simpel: ze helpen mensen aan een inkomen.’

In het dorpje Dickson in centraal Malawi heeft niemand meer honger. De maïsoogsten zijn er nu ruim voldoende om van te leven. Er zijn zelfs royale overschotten die verkocht worden op de markt. De meeste bewoners zijn zelfs begonnen met het verbouwen van tabak, want dat brengt meer op dan maïs. De laatste jaren is er niemand meer van de honger gestorven. De mensen hebben nu geld voor medicijnen, een lamp, keukengerei etc. Een aantal gezinnen heeft een bakstenen huis, en sommige hebben koeien of geiten, of een span ossen en een kar. De rijkste man van het dorp heeft zelfs een motorfiets en spaart voor een truck. Het gaat goed in Dickson!

Bittere armoede

Vijf jaar geleden heerste er nog bittere armoede. De kindersterfte was 40%. Ook veel volwassenen stierven van de honger in de periode vóór de oogst. Hoe kwam de verandering tot stand? Na een artikel over Dickson in het NRC in 2005 is er door een aantal mensen een hulpproject opgezet. In eerste instantie liep het niet zo best. Maar een jaar geleden werd een lokale, pas afgestudeerde landbouwingenieur ingehuurd. Hij introduceerde kunstmest en voet-aangedreven pompen voor irrigatie. Hij bracht heel veel kennis over, en hij begeleidde de mensen bij de toepassing ervan. En ziedaar: het werkte, de mensen werden welvarender! En Dickson is niet het enige geval van hulp die helpt. In Mali bijvoorbeeld is met behulp van irrigatie de rijstproductie verveelvoudigd, en is er werk en inkomen gegenereerd voor 30.000 boeren, plus tijdelijk werk voor een groot aantal seizoenarbeiders. Zoals bijna alle Afrikaanse landen was Mali altijd een netto voedselimporteur, maar nu heeft het een overschot. Nederland heeft een belangrijke bijdrage aan dat project geleverd.

Mensen aan een inkomen helpen

Ik heb zelf ook in heel wat projecten meegewerkt die succesvol waren. Niet alleen in de landbouw, ook in kleine industrie. Het geheim van die projecten is simpel: ze helpen mensen aan een inkomen. Wie voldoende geld verdient is immers niet meer arm. De belangrijkste voorwaarde om geld te kunnen verdienen is kennis waarmee je iets kunt maken of doen waar iemand anders goed voor wil betalen. Maar Nederland noch de andere donoren hebben daar aandacht voor. Verreweg de meeste hulp betreft het verbeteren van publieke voorzieningen en het inrichten van de maatschappij. Maar dat leidt niet tot ontwikkeling. Dat geldt vooral Afrika, waar de helft van de Nederlandse hulp heen gaat. Weliswaar gaan er nu meer kinderen naar school, maar de kwaliteit van het onderwijs is nog steeds heel slecht. De ouders, vooral die onder de armere groepen, vinden de school vaak nutteloos omdat de kinderen er niets leren waarmee ze kunnen bijdragen aan het gezinsinkomen. Veel kinderen gaan daarom niet naar school. Slechts de helft van alle kinderen maakt de lagere school af, en van dat deel leert maar een kwart goed lezen en schrijven.

Ook worden door de donoren overal in Afrika drinkwaterinstallaties gefinancierd, maar meestal zijn die binnen twee, drie jaar weer kapot. Veel hulp gaat verder naar wegenbouw en reparatie, maar in de meeste landen in Afrika zijn de wegen binnen de kortste keren weer in een even slechte staat. Nederland doneert ook heel veel medicijnen, maar in veel gevallen bereiken die nooit de medische posten in de dorpen, of kunnen de armen de 50 cent niet betalen voor het medicijn. De geldstroom voor publieke voorzieningen heeft bovendien negatieve bijeffecten, zoals een hoge wisselkoers van de lokale munten (“Dutch disease”) waardoor boeren en bedrijven moeilijker kunnen concurreren. Zie mijn vorige artikel. En het belangrijkste: dit soort hulp is niet duurzaam, want dezelfde hulp is steeds opnieuw nodig, jaar in jaar uit. Nederland en ook de andere donoren financieren dit soort activiteiten al dertig jaar. Zonder zichtbaar resultaat.

Niet vlotten

Ook met de inrichting van de maatschappij wil het niet vlotten. Vrouwen hebben bijna overal minder rechten dan mannen. Ookkomen verkrachtingen in Afrika veel voor, en is vrouwenbesnijdenis in veel landen vaak nog normaal. De corruptie blijft hoog. Volgens de meeste schattingen verdwijnt zo’n 30% van het staatsbudget, dus ook van de hulp die via de regering loopt. Democratie werkt niet echt, de mensen stemmen op de kandidaat van hun etnische groep. De grootse groep krijgt het dus meestal voor het zeggen, en de rest heeft weinig in te brengen. Het rechtssysteem is onbetrouwbaar. Wie geld heeft of goede relaties krijgt vrijwel altijd gelijk. Met hulp is aan al die zaken weinig te veranderen. Het punt is dat maatschappelijke processen geworteld zijn in de sociale cultuur. In Afrika zijn mensen loyaal aan hun grootfamilie, en niet aan de samenleving in het algemeen. Het machtssysteem is gebaseerd op het cliëntelisme. Wie een probleem heeft of een gunst wil zoekt iemand met invloed, b.v. een politicus. Die helpt dan, maar daar moet iets tegenover staan: geld, politieke steun, enz. Rechtsregels worden daarbij genegeerd. Het cliëntelisme kun je niet even met hulp afschaffen. Het maatschappelijk systeem verandert wel stukje bij beetje in de richting van een Europese rechtstaat als er economische ontwikkeling plaatsvindt. Maar dat duurt tientallen, zo niet honderden jaren.

Kennis moet marktgeoriënteerd zijn

De hulp richt zich dus vooral op problemen die met hulp niet kunnen worden opgelost. En er wordt nauwelijks hulp gegeven om mensen kennis bij te brengen en ze onafhankelijk te maken van de hulp, terwijl voorbeelden zoals Dickson en Mali laten zien dat dat prima kan werken. De kennis moet natuurlijk marktgeoriënteerd zijn: er moet vraag zijn naar het product (c.q. dienst), de mensen die het nodig hebben moeten het kunnen betalen, de leverancier moet de kopers weten te vinden, de kwaliteit moet in orde zijn, en de prijs moet voldoende hoger zijn dan de kosten. Bij teveel aanbod daalt de prijs, dus afhankelijk van de aard van de markt is er een grens aan het aantal mensen dat een bepaald product aan kan bieden. Deskundigen kunnen helpen de juiste keuzes te maken.

Ook is er vaak een donatie nodig om het vliegwiel op gang te brengen, zoals in Dickson de waterpompen en wat kunstmest. Maar als de mensen eenmaal weten hoe het werkt kunnen ze het meestal verder wel zelf. En ze kunnen de kennis doorgeven aan hun kinderen. Dit soort hulp is dus duurzaam: het positieve effect blijft bestaan lang nadat de hulp is gestopt. In plaats van grote hoeveelheden geld zouden we deskundigen naar Afrika moeten sturen om lokale deskundigen op te leiden, die dan weer de kennis bij de mensen brengen. Er is dan ook minder kans op bijeffecten zoals Dutch disease. Ik pleit er daarom voor om de Nederlandse hulp op het gebied van publieke voorzieningen en maatschappelijke organisatie fors in te krimpen, en de hulp vooral te richten op de overdracht van kennis waarmee de armen een inkomen kunnen verdienen.