Maak tijd voor mensenwerk

Dat ontwikkelingssamenwerking vooral mensenwerk is, lijkt steeds vaker te worden vergeten. In het vakblad Vice Versa pleit Marc Broere voor waarachtiger samenwerking – inclusief de benodigde ‘quality time’.

Op mijn eerste reis naar Afrika in 1991 leerde ik ontwikkelingswerker Harrie Oostrom kennen. Hij werkte bij SNV en gaf leningen en adviezen aan bewoners uit de sloppenwijken die een eigen bedrijfje wilden beginnen. De paar dagen die ik met hem optrok, betekenden niet alleen mijn inwijding in de armoedeproblematiek, maar ook mijn kennismaking met de veerkracht van Afrikanen. ‘Ik heb ongelooflijk veel respect voor wie weet te ontsnappen uit de armoedecirkel’, vertelde Oostrom me. ‘Want geloof me: je moet ervoor knokken.’

Kwaliteit

Bij het volgen van de discussie over de toekomst van onze hulp merk ik dat regelmatig vergeten wordt dat ontwikkelingssamenwerking vooral mensenwerk is. Zoals de ene bakker lekkerder brood bakt dan de ander, heb je ook goede en slechte ontwikkelingswerkers of excellente en matige projectmedewerkers op de hoofdkantoren van ontwikkelingsorganisaties in Nederland. Het beleid van bijvoorbeeld ICCO, SNV of Hivos mag dan op papier staan als een huis, het zijn uiteindelijk de mensen die er vorm aan geven. Ik heb me er regelmatig over verbaasd hoe groot het verschil in kwaliteit kan zijn binnen een ontwikkelingsorganisatie. Een verantwoordelijke voor bijvoorbeeld een project in Oeganda of Bangladesh kan vele malen beter of slechter zijn dan zijn voorganger. Dat heeft meteen grote gevolgen voor de kwaliteit van het werk en de relatie met partners. Ontwikkelingswerk is een vak dat je kunt leren, maar je moet er ook feeling voor hebben. Harrie Oostrom had die.

Datzelfde geldt voor Willem Zevenbergen. Hij heeft ruim 45 jaar in het ontwikkelingswerk gezeten. Zevenbergen heeft altijd heilig geloofd in het samenspel tussen ontwikkelingswerkers en hun lokale counterparts. Volgens hem kunnen westerse ontwikkelingswerkers namelijk de kastanjes uit het vuur halen voor goede lokale bestuurders, die dagelijks moeten knokken met hun minister en andere nationale bestuurders die ver van hun volk afstaan. ‘Als je de ontwikkelingswerker afschaft, haal je het hart uit de ontwikkelingssamenwerking, het constructieve samenspel tussen mensen uit verschillende culturen. Wat je dan krijgt is een neutrale samenwerking tussen regeringen, waarbij de solidariteit verzwakt’, aldus Zevenbergen.

Menselijke maat

Ik heb sterk het gevoel dat in de huidige tijdsgeest, waarbij beheersmatige vraagstukken en de roep om resultaten steeds belangrijker wordt, juist de goede ontwikkelingswerkers zich steeds minder thuis gaan voelen bij het beleid. Dan denk ik bijvoorbeeld aan Aad van der Meer, die jarenlang bij ICCO werkte. Hij vertrok enkele jaren geleden bij deze organisatie, omdat er volgens hem steeds minder ruimte was om op een goede manier aan ontwikkelingssamenwerking te doen. ‘Het ministerie voert de druk op om scherper te letten op het beheer van ontwikkelingsgelden door de partner overzee’, vertelde hij me vlak voor zijn vertrek. ‘Dat vraagt in de praktijk van het werk om nog meer aandacht voor planning, monitoring en evaluatie. Mijn volgende reis naar Zimbabwe staat helemaal in het teken van de beheerscapaciteit van onze partnerorganisaties, terwijl ik eigenlijk wil praten over wat nu het verschil maakt in de Zimbabwaanse samenleving.’ Inmiddels heeft Van der Meer zijn eigen adviesbureau, Meer Mens, waarin de menselijke maat binnen ontwikkelingssamenwerking centraal staat, en geeft hij bijvoorbeeld assertiviteitscursussen voor zuidelijke ngo’s om de westerse donor op een gelijkwaardiger manier tegemoet te treden.

Een ander goed voorbeeld om mijn betoog te illustreren vind ik het verhaal van het dorp Velez Malaga op de Filippijnen. Jarenlang vochten de bewoners samen met ICCO’s partnerorganisatie Task Force Malapad (TFM) voor een stuk land van 144 hectare waar ze volgens de wet recht op hadden. Een beruchte grootgrondbezitter hield hun bezit tegen en verdedigde zich niet slechts met juridische middelen, maar ook met privé-milities. De bewoners bleven onverzettelijk en uiteindelijk kregen ze hun land toegewezen. Tijdens mijn week in Velez Malaga zag ik dorpsbewoners huilen van blijdschap en trots dat ze zich door eenheid en met steun van TFM uit een situatie van uitbuiting hadden weten te ontworstelen. Langdurige solidariteit maakte hier het verschil: ICCO houdt zich al sinds de jaren zeventig bezig met de landhervorming op de Filippijnen.

De projectverantwoordelijke van ICCO, Dirk Bakker, werd als een echte en trouwe bondgenoot gezien, net als zijn jongere collega Manon Stravens. Zij vertelde me wat volgens haar het belangrijkste resultaat was van de langdurige steun: de arme boeren hadden zelfrespect en eigenwaarde gekregen, en het gevoel meer controle over hun eigen leven te hebben. Stravens sprak echter ook haar zorgen uit: ‘Juist dit soort werk is niet zo meetbaar; het past lastig in een logframe. Als we snelle resultaten van ons werk moeten laten zien, vallen dit soort zaken daarom helaas altijd tussen wal en schip. Zelfrespect, eigenwaarde en de veerkracht om samen dingen op te pakken zijn misschien wel de minst meetbare onderdelen, maar ik vind ze wel de belangrijkste en duurzaamste resultaten van ons werk. Ontwikkelingssamenwerking is het werk van mensen, want alleen mensen kunnen verandering teweegbrengen. Déze impact zou je zichtbaar moeten maken, niet de infrastructuur, de aantallen trainingen die gegeven worden, of de hoeveelheid schooltjes die gebouwd worden.’ Ze gaf daarbij meteen het belangrijkste dilemma aan: ‘Zelfvertrouwen en eigenwaarde kun je alleen maar meten met goede diepte-interviews en observaties, of door je als projectmedewerker van een ontwikkelingsorganisatie wat langer onder je doelgroep te begeven. Maar wanneer heb je daar in ons werk nog tijd voor?’

Krachtenveld

Ik wil er nadrukkelijk voor pleiten om van ontwikkelingssamenwerking weer mensenwerk te maken. De WRR schrijft terecht dat er geen standaardrecepten voor ontwikkeling zijn. Die recepten zijn niet alleen per land verschillend, maar ook per regio en zelfs per dorp. Alles heeft zijn eigen krachtenveld. Dat vereist maatwerk en dat kan alleen maar door mensen worden gedaan. Terwijl ik dit stuk schrijf moet ik herhaaldelijk denken aan Henk Gemser, chef de mission van Nederland tijdens de Winterspelen. Toen hij nog actief was als coach, liet Gemser zijn schaatsers nooit op vooraf bepaalde schema’s starten. Ze hadden eerst een paar rondes nodig om ‘met het ijs in gesprek te gaan’: om het ijs, de eigen benen en de specifieke omstandigheden van de schaatshal te voelen. Op basis daarvan werd pas het schema bepaald. Bij ontwikkelingssamenwerking zou het op een vergelijkbare manier moeten gaan.

Tegen de huidige stroom in moet er weer een sfeer van rust gecreëerd worden, waarin ontwikkelingswerkers of projectmedewerkers van Nederlandse ngo’s met hun partners kunnen praten over hoe ze samen het verschil kunnen maken in een land, gebied of dorp. Wat kan jij bijdragen en wat kan ik doen? Om vervolgens te bepalen wat er niet alleen daar maar ook hier moet gebeuren, want het gaat om wederzijdse verantwoordelijkheden. Ik pleit voor echte verdieping van relaties tussen ontwikkelingsorganisaties hier en ngo’s daar, en tussen regeringen hier en regeringen daar. Pas als er weer geïnvesteerd wordt in quality time, kunnen we komen tot ontwikkelingssamenwerking in plaats van ontwikkelingshulp.

Auteur
Marc Broere

Datum:
08 mei 2010