Tweede kans voor Van Lieshout

Peter Knip, directeur van VNG International, was verbaasd toen hij zag dat er alleen op pagina 21 van het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) werd verwezen naar de rol van gemeenten in ontwikkelingssamenwerking.

Nu de evaluatie van het Logo South programma klaar is, wordt het tijd om als gemeentelijk Nederland wat te laten horen, vindt Knip. Zowel Peter van Lieshout, hoofdauteur van het WRR-rapport als Isa Baud, co-auteur van de Logo South evaluatie, werden daarom uitgenodigd voor een debat over de rol van lokale overheden in ontwikkelingssamenwerking. In een volle perszaal op het ministerie van Buitenlandse Zaken kreeg Van Lieshout een tweede kans.

Professor Peter van Lieshout wil graag uitleggen waarom lokale overheden zo weinig expliciet worden genoemd in het rapport. Eén van de lessen van zestig jaar ontwikkelingssamenwerking is volgens hem dat je voorzichtig moet zijn met het bedenken van Grote Antwoorden. Eén oplossing voor de ontwikkeling van het Zuiden bestaat er namelijk niet.  ‘Het gaat erom dat we professionaliteit voorop stellen. Lokale overheden zijn niet per definitie het antwoord.’ Ook is er een divers antwoord op de vraag welke vorm van overheid de meeste aandacht behoeft in een specifiek land. Welke overheidsstructuur is het meest effectief? Is dit juist een sterke centrale of decentrale overheid? Hier bestaan volgens Van Lieshout geen simpele antwoorden op. ‘Ik besef dat de meeste mensen in de zaal bij een gemeente werken en dus vanuit deze rol kijken naar wat zij kunnen betekenen. Juist in het rapport willen we dit vraagstuk echter vanuit een ander perspectief bekijken.’

Kwaliteitscriteria voor goede hulp

Volgens Van Lieshout zou ontwikkelingshulp aan een aantal kwaliteitscriteria moeten voldoen. Allereerst moet er stil worden gestaan bij de kwaliteit van de redenering om ergens te investeren. Vaak worden ontvangende landen naar de mond gepraat. Professionaliteit moet voorop staan. Ten tweede moet er kennis worden toegevoegd. Een derde criteria is dat er wordt geïnvesteerd in langdurige relaties. ‘Probeer echt iets af te maken.’ Vraag je ook af wat de precieze doelstellingen zijn. Hoe kunnen deze doelstellingen worden gerealiseerd? Als de doelstelling ontwikkeling is, dan kun je ook andere onderwerpen aangrijpen en gaat het meer om het ontwikkelen van vormen van zelfredzaamheid. Dit zou een interessante discussie kunnen zijn. Ten slotte is het ook belangrijk dat er aandacht wordt besteed aan de contraproductieve kant van ontwikkelingshulp.

Logo South programma

Na de toelichting van Van Lieshout op het WRR rapport, gaat Isa Baud in op de evaluatie van het Logo South programma van VNG International. In het Logo South programma werken vijftig Nederlandse gemeenten en waterschappen aan de capaciteitsopbouw van lokale partners in het Zuiden. Baud constateert dat de rol van lokaal bestuur in de afgelopen dertig jaar veel belangrijker is geworden, mede door het proces van decentralisatie en een diversificatie van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het WRR rapport erkent deze verschillende bestuurslagen en stelt dat de inhoud van ontwikkelingssamenwerking relevant moet zijn voor de ontvangende landen. Ook moet het beleid in de context passen. Hier is Baud het mee eens. Het Logo South programma is hier volgens haar een goed voorbeeld van, omdat thema’s zoals afvalverwerking en huisvesting aansluiten bij nationaal beleid in het Zuiden. Bovendien komt de vraag vanuit de partnerlanden. Voor deze vraaggerichtheid is echter wel een sterk bestuur vanuit het Zuiden nodig. Baud benadrukt dat het belangrijk is dat het lokale niveau wordt gekoppeld aan het sectorale (zoals woningbouwcorporaties) en nationale niveau. Ook grensoverschrijdende netwerken spelen een belangrijke rol.

Nieuwe vorm van ontwikkelingssamenwerking

Van Lieshout noemde al eerder het belang van duurzame samenwerking. Volgens Baud is de toewijding van de betrokken partners in het Logo South programma erg sterk. Het programma is gebaseerd op bestaande organisaties en staf. Er bestaat daardoor al een ingebouwde structuur voor de lange termijn. De toegevoegde waarde zit dus in het project zelf. Door de directe uitwisseling van kennis, peer-to-peer, ontstaat er bovendien een nieuwe vorm van ontwikkelingssamenwerking die een katalyserende werking kan hebben in de praktijk, aldus Baud. VNG International zou wel meer aandacht moeten besteden aan de inhoudelijke monitoring van het programma. Zo zou er een kenniscentrum kunnen worden opgericht, zodat er meer kennis komt over de processen van beleidsvorming tot beleidsuitvoering. Dit is belangrijk voor de effectiviteit van het programma.

Ook zou het Logo South programma zich meer kunnen richten op de ondersteuning van de stedelijke economie. Hierin kunnen gemeenten een belangrijke rol spelen. ‘Juist op gemeentelijk niveau gaat het om de echte ontwikkeling, de universele kwaliteit van leven’, aldus Baud. Tot slot vindt Baud dat de rol van gemeenten worden onderschat, ondanks dat zij relatief kleine spelers zijn. Gezien het feit dat ook de politieke condities binnen Nederlandse gemeenten van belang zijn, is hier nog veel te leren.

Decentralisatie als eindpunt?

Van Lieshout zet zijn kanttekeningen bij het betoog van Baud. Allereerst moet de vraag worden gesteld wat de betekenis is van gemeenten in het Zuiden. Hoe wil je die ondersteunen? Het woord decentralisatie suggereert dat er eerst sprake is van een sterke centrale overheid, aldus Van Lieshout. ‘Het Nederlandse model kun je echter niet overbrengen naar het Zuiden. Hoe bepaal je welke functies voor lokale overheden prioriteit hebben? Is er wel behoefte aan de deskundigheid die het Logo South programma brengt?’

Baud is het eens met de opmerking over decentralisering. Decentralisering is zeker niet het eindpunt. Ook vindt ze dat er niet alleen naar gemeenten moet worden gekeken. Juist grensoverschrijdende netwerken, sectorale organisaties, nationale overheden en lobbygroepen spelen ook een rol. Hier moet meer aandacht voor komen in het beleid. Verder ziet ze dat de verantwoordelijkheid van gemeenten heel divers is in verschillende landen. De keuze om ergens in te investeren moet niet alleen relevant zijn, maar ook strategisch en passen in de context. Ten slotte stelt Baud dat juist de verschillende kennisniveaus en type kennis van de betrokken partners ervoor zorgen dat er sprake is van complementariteit aan kennis. Door de professionele achtergrond van medewerkers binnen het Logo South programma zijn medewerkers beter in staat om de bruikbare kennis te vertalen naar de eigen situatie.

Eyeopener

Nadat Van Lieshout en Baud aan het woord zijn geweest, is het tijd voor vragen en opmerkingen uit het publiek. Hans van der Ven van de gemeente Heusden stelt dat de vraag van lokale overheden in het Zuiden vaak heel praktijkgericht is. De partners in het Zuiden zijn niet gewend om te denken op de lange termijn. Michaela Hordijk, die namens de Universiteit van Amsterdam heeft meegewerkt aan de evaluatie van het Logo South programma, merkt op dat juist de ‘verguisde missies’ naar Nederland hiervoor een eyeopener zijn. Door een bezoek aan Nederlandse gemeenten kunnen ze de input vanuit Nederland vertalen in een strategie voor de lange termijn voor de eigen lokale situatie. Isa Baud stelt dat herformulering van vragen over de behoefte van partners mogelijk is in langdurige relaties tussen partners. Toch zal er altijd een spanning blijven bestaan tussen vraaggerichte of sturende kaders. Dialoog en flexibiliteit is daarom zo van belang.

Margriet Nieuwenhuis van Cordaid merkt dat er in de praktijk spanningen zijn tussen nationaal en lokaal bestuur. Ze pleit voor meer uitwisseling tussen lokale overheden en een buurt- of wijkgerichte aanpak. Peter van Lieshout vindt dat er zorgvuldig moet worden omgegaan met decentralisatie. ‘Decentralisatie is zelden uit liefde voor lokaal bestuur.’ Bovendien kan het in fragiele staten juist contraproductief werken als er wordt ingezet op lokaal niveau.

Code of conduct

Peter van Lieshout stelt de professionaliteit van gemeenten aan de orde en stelt voor om een code of conduct op te stellen voor particuliere initiatieven en gemeenten. Er is nu sprake van vrij spel. De kwaliteit van de uitvoering van overheidsdiensten is echter wel erg belangrijk. Hans Buis, namens VNG International, vindt dit een interessant initiatief. ‘VNG International is bereid om die handschoen op te pakken.’ Wel vindt hij dat de gemeentelijke internationale samenwerking professioneler zijn dan particuliere initiatieven. Gemeenten hanteren wel degelijk principes, alleen zijn die niet expliciet vastgelegd.

Draagvlak vs. Beleid

Tenslotte leeft ook het draagvlak onderwerp bij gemeenten. ‘Het zijn spannende tijden voor ontwikkelingssamenwerking’, aldus Rolf Swart, namens VNG International. ‘Dit is het moment voor herijking van ontwikkelingssamenwerking, maar hoe blijft de gemeente daarin overeind? In de integrale samenwerking tussen instituties is er nog een lange weg te gaan.’ Ook Martha Klein van COS Noord-Holland stelt vast dat het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking vermindert. ‘Hoe moeten we deze kloof overbruggen?’ Volgens haar moet er meer aandacht komen voor mondiale thema’s.

Jan Hecker van de gemeente Vlaardingen benadrukt dat het werk van gemeenten voor internationale samenwerking soms best lastig is. ‘We hebben al een strijd te voeren binnen onze gemeente om uit te leggen dat we ook nog iets te doen hebben in de wereld. Juist nu hebben we steun nodig voor het werk dat we doen.’

Peter van Lieshout erkent het probleem met draagvlak. Volgens hem is het in de beeldvorming niet altijd duidelijk wat de plaats is van gemeenten in ontwikkelingssamenwerking. ‘Zijn het fantastische aangelegenheden voor burgemeesters en wethouders om één keer per jaar een reisje te maken of proberen gemeenten op een professionele wijze bij te dragen aan de reële knelpunten in het Zuiden? Voor de beeldvorming is dit heel erg van belang.’ Van Lieshout vindt dat het debat hierover niet op alle punten helder is. ‘Ik weet ook niet of de professionaliteit en doelgerichtheid in alle gemeenten van betekenis is. Maar nu daag ik u een beetje uit.’ Er wordt gelachen in de zaal. Toch blijft er die spanning tussen draagvlak en beleid. Volgens Van Lieshout ligt er een strategische vraag voor VNG. ‘Kiezen we voor capaciteitsopbouw en de lange termijn of zijn we een club van grote projecten?’

Op de website van VNG International is het evaluatierapport te downloaden van het Logo South programma.

Auteur
Ilse Zeemeijer

Datum:
30 maart 2010