Hoe redden we ’the unbankable’?

FOOD FOR THOUGHT – Om de Sustainable Development Goals straks te kunnen uitvoeren, is de private sector onmisbaar. Maar over welke private sector hebben we het eigenlijk? Waar het debat zich vooral focust op internationale bedrijven, dreigt de aandacht voor het nationale bedrijfsleven te verslappen. En die heeft grote moeite om financiering te krijgen. De grote vraag is dus: hoe redden we ’the unbankable’? 

The unbankable, zo worden ze met enig gevoel voor dramatiek wel genoemd; bedrijfjes die te groot zijn om in aanmerking te komen voor microfinanciering en te klein om aanspraak te maken op een zak met geld van grote financiële instellingen. Ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf (MKB) die het niet voor elkaar krijgen om geld los te peuteren bij een lokale bank. En dat is al tijden een probleem in ontwikkelingslanden. Maar wat kan hieraan worden gedaan?

Een sterke MKB-sector is immers essentieel om economische groei in een land op gang te brengen. De vraag is dus wat er gedaan kan worden om een krachtig MKB-segment op te bouwen en meer bedrijven toegang te bieden tot krediet. Hoe kunnen banken verleid worden sneller steun te verlenen aan ondernemers en hoe kunnen die er op hun beurt voor zorgen dat banken MKB’ers het voordeel van de twijfel geven?

Het feit dat het MKB zoveel moeite heeft om aan financiering te komen, heeft niets met onwil te maken, zeggen meerdere deskundigen. Robert Lensink, hoogleraar financiering voor ontwikkelingen in Wageningen, stelt dat het binnen veel sectoren in ontwikkelingslanden lastig is om aan financiering te komen. ‘Maar vanwege hoge default rates en slechte terugbetalingen is het erg risicovol om juist geld uit te lenen aan het MKB’, zegt hij. ‘Ook is de informatie die banken over MKB’ers ontvangen vaak onvoldoende. Daardoor komen een heleboel kleine bedrijfjes niet aan geld.’

‘Als je kijkt naar de geschiedenis van kredietverstrekking aan het MKB in Afrika, dan zijn er altijd problemen geweest met het terugbetalen van  leningen’, zegt de Nigeriaanse econoom Chibuike Uche, die als senior researcher verbonden is aan het Afrika Studie Centrum te Leiden. Uche hekelt het web aan regeltjes en de vele belastingen die het opzetten en winstgevend worden van een bedrijfje vermoeilijken, maar meent dat  het probleem vooral te maken heeft met een structureel tekort aan goed geschoolde mensen. ‘Veel MKB’ers gaan ten onder aan slechte bedrijfsvoering. Het gros van de bedrijven houdt geen of amper boekhouding bij of is zoveel geld aan belasting kwijt dat ze geen accountant kunnen betalen. Het voornaamste probleem is dus dat er te weinig wordt geïnvesteerd in onderwijs en het trainen van werkvaardigheden’, zegt Uche. ‘In de loop der jaren heb ik veel Libanezen, Chinezen en Syriërs naar Afrika zien komen. Mensen die bij aankomst niets hadden, maar die er wel in slaagden om goed lopende bedrijven te starten. Terwijl lokale mensen dit juist niet lukte. Dat geeft te denken.’

Competenties, kennis en data

Het lage opleidingsniveau in Afrika valt in alle sectoren op, maar volgens Diana Wesseluis, manager Afrika FI bij ontwikkelingsbank FMO, heeft het MKB hier veruit het meeste onder te lijden. ‘Een goed geschoolde Afrikaan zal niet snel in het MKB aan de slag gaan, maar proberen bij een groot bedrijf te solliciteren’, zegt zij. ‘Wil een bank een bedrijf financieren, dan is het belangrijk om een goede analyse te maken, maar MKB’ers kunnen vaak niet of onvoldoende inzage in cijfers geven. Daarnaast wil een bank kijken wat op dat moment de vraag en het aanbod in de markt is. In ontwikkelingslanden is die informatie vaker niet dan wel beschikbaar. Zeker in Afrika. Hetzelfde geldt voor de historie van de betalingen van bedrijven en personen. Het hele probleem draait dus in essentie om een gebrek aan competenties, kennis en data.’

Haar collega Frederik-Jan van den Bosch, manager van het op MKB-gerichte FMO Massif Fonds, vult aan: ‘Het begint bij de ondernemer, die sterk is in het maken van zijn of haar product, maar veel minder goed in het financieel in elkaar zetten hiervan. Daarvoor is financiële basiskennis nodig en veel mensen hebben die nu eenmaal niet. Omdat de gemiddelde bankier in risico’s denkt en niet in mogelijkheden, zoeken zij naar zekerheden. Overal, ook in ontwikkelingslanden, is veel financiering te krijgen, zolang jij als ondernemer maar voldoende zekerheden biedt. Maar te veel MKB’ers lukt dat niet. Daarom zie je dat banken liever in zee gaan met grote bedrijven of mensen die al goed kennen.’

Trainen

Een hoop (aspirant-)MKB’ers snakken dus naar educatie en training. Volgens Robert Lensink is in  vergelijking met vijf jaar geleden het aanbod hiervan flink gegroeid. ‘Wat gesuggereerd wordt, en wellicht zit daar een kern van waarheid in, is dat door de grote aandacht voor microfinanciering de zogenaamde middengroep een tijdlang wat in de vergetelheid is geraakt. Gelukkig zie je dat nu veranderen en wordt er steeds meer aandacht geschonken aan het trainen van mensen’, zegt hij. ‘MKB’ers leren wat van belang is bij het aanvragen van financiering, hoe zij bepaalde formulieren moeten invullen en beter voorbereid naar een bank te gaan. Je kan niet van bankiers verwachten dat ze soepeler met de screening omgaan, dus moeten ondernemers beter geschoold worden. Maar wil je dit structureel verbeteren, dan zal er meer subsidie moeten vrijkomen om dit soort trainingen te geven.’

Zo denkt iedereen over zijn eigen oplossingen na. ABN Amro streeft er bijvoorbeeld naar om in samenwerking met derde partijen krediet te gaan verlenen aan cacao- en koffieboeren en daarbij te werken met een zogenaamde Rating, vertelt Emilie Ottervanger, relatiemanager bij de afdeling Agri Commodities van ABN Amro. Deze rating moet gezien worden als een checklist die snel informatie verschaft over de ervaring, professionaliteit en behoeften van kleine boeren in gebieden waar partners van ABN Amro actief zijn. ‘Daarbij kijken we naar negen elementen. Bijvoorbeeld hoe oud de boer is, hoe lang hij al ervaring heeft, hoe zijn financieel management in elkaar steekt en hoe het gesteld is met de staat van zijn land en productie’, zegt Ottervanger. ‘Aan de hand daarvan hopen we te bekijken waar zo’n boer behoefte aan heeft en welke training hem geboden kan worden. Vervolgens moet een van onze lokale partners of een ngo daarna snel en efficiënt assistentie kunnen verlenen.’

Technische assistentie in ruil voor steun aan MKB

Het trainen, bijscholen en bijstaan van ondernemers is één ding. Maar hoe kunnen lokale banken worden bewogen vaker met MKB’ers in zee te gaan?

Wesselius: ‘Op dit gebied gebeurt er redelijk veel. FMO geeft prioriteit aan het steunen van banken die het MKB financieren. Je dwingt banken dus om actief te worden binnen een sector die niet voldoende presteert, waardoor die bank vervolgens het risico loopt om verlies te lijden. FMO probeert dat te beperken door vervolgens technische assistentie aan te bieden, onder de voorwaarde dat een lokale bank beleid ontwikkelt rondom de financiering van het MKB. Wij helpen daarbij en kunnen over het algemeen de helft van de kosten financieren voor het aantrekken van consultants en mensen die kunnen helpen om beleid en procedures te ontwikkelen.’

De FMO-medewerkers zien andere ontwikkelingsbanken dezelfde stappen ondernemen. Tegelijkertijd merken zij dat er veel aandacht voor het probleem bestaat binnen de internationale gemeenschap, maar dat het per ontwikkelingsland enorm verschilt hoe hierop wordt ingespeeld. ‘Natuurlijk zijn bijna alle landen het erover eens dat de MKB-sector ontwikkeld moet worden, maar in veel naties ontbreekt het op dit moment aan goede infrastructuur, aanbod van elektriciteit of toegang tot water. Daar moet eerst aandacht aan wordt besteedt, anders kan de MKB-sector zich daar nooit ontwikkelen’, zegt Wesselius.

Risicomanagement

Een volgende steun in de rug van het MKB zou ook de assessment tool kunnen zijn die de Sustainable Economic Development Unit van het Koninklijk Instituut voor de Tropen op dit moment ontwikkelt. Althans, dat stelt hoofd van de unit Bart de Steenhuijsen Piters. Deze tool moet lokale bankiers meer sectorkennis verschaffen en daarmee meer inzicht geven in de risico’s die aan kredietverstrekking kleven. ‘Met name in de landbouwsector hebben MKB’ers moeite om aan financiering te krijgen’, zegt De Steenhuijsen Piters. ‘Kredietverschaffers stoppen hun geld liever in vastgoed of ICT, sectoren met producten die meer zekerheid bieden in de vorm van geld, goederen of rechten. De handelsstromen in de landbouwsector worden minder goed begrepen door banken, omdat ze daar weinig inzicht in hebben. Daarnaast geldt: hoe kleiner je bedrijf, hoe terughoudender een bank zal zijn om je een lening te verschaffen. Daardoor zijn met name kleine boeren de dupe.’

‘Wil je dit aanpakken, dan moet er iets worden gedaan aan het risicomanagement van banken. Omdat ze de sector niet begrijpen, schatten lokale banken het risico van transacties in de landbouwsector vaak veel te hoog in. Maar als je de juiste kennis zou delen met de risicobeoordelaar, dan zou de risico-inschatting naar beneden gaan en er meer geld deze sector invloeien.’

‘Het KIT ontwikkelt momenteel een risk assessment tool, een instrument voor mensen bij banken die risico’s moeten beoordelen, om een groter en beter inzicht te krijgen in de actoren in een bepaalde keten. Dat moet een beoordelingsinstrument worden dat zij nu nog niet hebben. NewForesight is een partij die nu al iets dergelijks doet. Zij maakt de activa van kleine spelers in de ketens begrijpelijker, zodat banken die kredietnemers serieuzer kunnen gaan nemen.’

‘Het inzicht van een risicobeoordelaar op het gebied van sociale relaties in de keten kan door middel van zo’n tool sterk verbeterd worden. Zo weten lokale bankiers straks exact met wie zij te maken hebben. Als een risicobeoordelaar begrijpt welke actoren waar in de keten staan, dan is de kans groot dat daaruit naar voren komt dat het risico veel kleiner is dan aanvankelijk werd gedacht. Uiteindelijk moet dat ervoor zorgen dat de kredietwaardigheid van de actoren verhoogd wordt’, besluit hij.

Onbekend aantal

Hoeveel bedrijfjes er momenteel zijn die niet aan geld kunnen komen, is niet bekend. ‘Er zijn hele ruwe schattingen van een paar jaar geleden’, zegt Robert Lensink. ‘Wereldwijd zijn er misschien wel vijfhonderd miljoen kleine bedrijven die geen toegang hebben tot financiering en zo zijn er misschien ook wel een paar miljard mensen voor wie dat geldt. In elk land verschilt dit. En bovendien houdt elk land er weer een andere definitie van het MKB op na. Maar gemiddeld zijn er heel veel kleine bedrijfjes die geen toegang hebben tot geld.’

De omvang toont volgens Diana Wesselius duidelijk aan dat er meerdere zaken ten grondslag liggen aan dit probleem. ‘Wil je hier echt iets aan doen, zorg dan dat er goede randvoorwaarden voor ontwikkeling bestaan. Pas dan kan zo’n sector goed gefinancierd worden. Je kunt niet zeggen: alle banken moeten de MKB-sector financieren en dan is het opgelost. Daarvoor is dit probleem veel te groot.’