‘Niet iedereen is geschikt als ondernemer’

Tom van der Leij

De discussie over hulp en handel duurt voort. Ook onlangs tijdens een debat in het Humanity House. Wat is beter, hulp of handel, was daar de centrale vraagstelling. Allert van der Ham, directeur SNV, Rachel Tocklu, directeur van Teampro gingen er met elkaar in debat. Volgens Van der Ham is niet iedereen een ondernemer en ligt er te veel nadruk op internationale handel.

Via een skypeverbinding zorgt Dirk-Jan Koch voor een inleiding op het debat. Hij was als diplomaat werkzaam in Congo en is nu directeur West- en Centraal Afrika van Search For Common Ground. Onlangs verscheen van zijn hand het boek De Kongo Codes. ‘Toen ik hoorde dat dit debat over hulp versus handel zou gaan, wilde ik niet meedoen. Wat een 20e-eeuws thema. In de 21e eeuw weten we inmiddels toch wel dat handel hulp nodig heeft om duurzaam te kunnen zijn, en de hulp handel?’ Koch is er duidelijk over: handel en hulp zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Handel en hulp hand in hand

Koch geeft vier redenen waarom volgens hem handel en hulp niet van elkaar te scheiden zijn. ‘In de Nigerdelta in Nigeria was het lang onrustig. Grote bedrijven als Shell waren daar werkzaam maar het was onduidelijk wat de lokale bevolking en het land zelf daar aan overhield. Hulporganisaties hebben gepusht dat bedrijven transparanter zouden worden in wat ze aan belasting afstaan aan het land. Nu is het er rustiger en stabieler.’

Het tweede voorbeeld heeft betrekking op Ivoorkust, waar veel koffie en cacao wordt verbouwd. Koch: ‘Op die plantages werkten duizenden kinderen en illegalen. De werkomstandigheden waren verschrikkelijk. Mede daardoor is er de burgeroorlog uitgebroken. Dat was slecht voor de productie van koffie en cacao. Vanuit Nederland kwam er toen het initiatief van Tony Chocolonely, voortbordurend op Max Havelaar dat een keurmerk instelde voor eerlijke handel. De situatie op de plantages verbeterde aanzienlijk. De drijvende kracht achter het keurmerk kwam van hulporganisaties.’

De derde reden waarom hulp en handel niet zonder elkaar kunnen is volgens Koch omdat niet alle gebieden klaar zijn voor handel. ‘Op sommige plekken zijn de mensen te ziek, de wegen te slecht en de mensen te slecht opgeleid voor handel. Hulp kan dan als springplank functioneren voor handel.’

Als laatste blijven landen soms te vaak hangen in de hulp. Als voorbeeld geeft hij Congo, waar de boeren steeds passiever werden omdat de hulporganisaties toch wel voedsel kwamen brengen. ‘Heineken heeft toen besloten om van strategie te veranderen door van lokale boeren ingrediënten te kopen. De Nederlandse overheid gaf hen hiervoor wel een zetje in de rug van vijf miljoen, maar inmiddels hebben ze voor 25 miljoen aan inkopen gekocht van lokale boeren. Hierdoor krijgt de economie een boost. Als er te lang alleen hulp wordt gegeven, is dat slecht voor de lokale economie.’

Handel in Afrika

Rachel Tocklu, die op haar zestiende vanuit Ethiopië naar Nederland kwam, richtte vijftien jaar geleden haar bedrijf Teampro op. Daarmee adviseert en assisteert ze Oost-Afrikaanse en Nederlandse ondernemers die met elkaar zaken willen doen. ‘De middenklasse in Afrika is enorm gegroeid. Toen ik vijftien jaar geleden in Kenia naar een restaurant ging, was ik vaak de enige zwarte. Nu niet meer, mensen gaan uit eten met hun hele gezien en kopen voor driehonderd dollar eten bij een luxe supermarkt. Bijna alle sectoren groeien in Afrika en dat maakt het interessant om er zaken te doen.’

Allert van den Ham, directeur van ontwikkelingsorganisatie SNV, maakt zich zorgen over een volgens hem aloude valkuil in de ontwikkelingssamenwerking. ‘Sinds minister Ploumen zich richt op internationale handel en ontwikkelingssamenwerking, is handel ineens een hype geworden. Alles wat nieuw is, is goed en alles wat oud is, is fout.’ Van den Ham zegt zelf een voorstander van handel te zijn, maar dat het moeilijk wordt in gebieden waar niets te handelen is. Hij maakt zich vooral zorgen omdat de nadruk zo op internationale handel ligt. ‘Veel Afrikanen kunnen daar niet aan meedoen, terwijl ze op lokaal niveau wel mee kunnen doen, als ze de kans krijgen.’

Deze lokale boeren steunen om toegang te krijgen tot de lokale markt is iets dat de particuliere sector niet gaat doen, aldus Van den Ham. Datzelfde geldt voor onderwijs, gezondheidzorg en veiligheid. ‘Het bedrijfsleven gaat de allerarmsten niet helpen, maar deze allerarmsten zullen ook nooit geholpen worden zonder het bedrijfsleven. Daarom is het belangrijk dat hulp en handel hand in hand gaan.’

Handel als nieuwe hype

De eerste stelling waar Tocklu en Van den Ham over debatteren is: Het anti-hulp sentiment van de afgelopen jaren in Nederland dreigt van handel de nieuwe hype te maken in Afrika’s ontwikkeling.

Tocklu: ‘Wat ik de laatste tijd veel zie, is dat ngo’s allemaal entrepreneurs gaan helpen in Afrika. Je kunt niet zomaar voor bank gaan spelen, dat moet je aan experts overlaten. Je krijgt nu een soort kluitjesvoetbal op het gebied van handel, terwijl de expertise er nog niet is. Ik weet niet of dat de ontwikkeling van Afrika helpt. Bovendien doen ngo’s vaak zaken met grote bedrijven; dat is niet iets wat lokale Afrikanen helpt.’

Ook Van den Ham is kritisch. ‘Wat me opvalt is dat in de ontwikkelingssector de gedachte heerst dat iedereen een ondernemer is. Ikzelf bijvoorbeeld ben gewoon een loonslaaf. Niet iedereen is geschikt als ondernemer. Ik zou meer willen pleiten voor lokale marktontwikkeling, zodat boeren hun producten kwijt kunnen. Dat lukt nu niet door de grote jongens en coöperaties. Zoals ik al eerder zei is er teveel aandacht voor internationale handel. We moeten die lokale boer helpen die maïs verbouwd en dat niet internationaal kwijt kan, maar wel lokaal. Er is in Afrika te weinig goed kwalitatief voedsel beschikbaar.’

Tocklu: ‘Het wordt tijd dat Afrika eens gaat beseffen dat alles geld kost. Het is te afhankelijk van hulp. Zonder voorwaarden geld geven is fout.’ Daar is Van den Ham het niet mee eens. ‘Ook mensen in Afrika hebben recht op bepaalde dingen, zoals onderwijs. Ik heb tenslotte ook niet betaald voor mijn onderwijs.’ Tocklu is het wel met hem eens dat een ieder recht heeft op onderwijs, maar dat hoeft van haar niet zo nodig gratis te zijn. ‘De overheid is daar verantwoordelijk voor. Waarom zou het Westen hier verantwoordelijk voor zijn? Als de overheid geen geld heeft kan het geld lenen bij de Wereldbank. We moeten bewustzijn creëren dat mensen verantwoordelijk zijn voor hun eigen zaken.’

Van den Ham: ‘SNV geeft geen geld, maar zet expertise in. We vergroten de lokale capaciteit zodat ze inderdaad in staat zijn om hun eigen boontjes te doppen. Wat betreft de overheid, die kunnen we een handje helpen maar daar zijn we inderdaad niet verantwoordelijk voor.’

Bloemen eten

Uit de zaal komt ook reactie. Max Koffi (Africa in Motion):  ‘Voor zowel hulp als handel is op dit moment geen goed beleid. Het voordeel is vooral voor de landen die investeren of hulp bieden. Neem nu voedselzekerheid:  iedereen heeft recht op drie maaltijden per dag. Dit gebeurt in geen enkel Afrikaans land. Maar het aantal bloemenbedrijven rijst de pan uit, dat kost miljoenen hectaren aan land. Ook in Afrika eet men geen bloemen. We moeten pleiten voor een nieuwe stap, niet arme mensen en arme kinderen helpen, maar de overheid ondersteunen in hun verantwoordelijkheid.’

Tocklu: ‘Er is niets mis mee dat Nederland voordeel heeft aan handel, maar er moet ook gekeken worden wat ontwikkelingslanden nodig hebben zodat er een win-win situatie ontstaat.’ Van den Ham: ‘Internationale handel kan veel bieden in Afrika zoals werkgelegenheid en harde valuta. Maar handel gaat het niet alleen doen. Wie gaat de vijftien miljoen mensen in Nairobi voeden? Alles gaat over handelsstromen van Afrika naar Nederland maar het moet ook van het platteland in Afrika naar de steden. Wij moeten die technologie overbrengen. Ook arme mensen hebben recht op kwalitatief goed voedsel.’

Volgens Tocklu gebeurt dat al, onder andere ook tussen Kenia en Tanzania. Steeds meer bedrijven realiseren zich dat lokaal verkopen veel meer winst oplevert dan exporteren. ‘De meeste Afrikanen zitten helemaal niet op ons te wachten. De ontwikkeling gaat snel. Wij hebben Afrika nodig, Afrika ons niet. Ons voedsel wordt allemaal in Afrika geproduceerd.’

Stoppen met hulp

De tweede stelling luidt: Ontwikkelingshulp helpt de gevers meer dan de ontvangers.

Ook de zaal mag meestemmen en opvallend veel mensen zijn het eens met deze stelling. Van den Ham: ‘Dat is vaak waar, daar moeten we niet voor weglopen. We moeten proberen het anders te organiseren. Maar laten we niet vergeten dat handel ook niet zonder belangen is. Neem het voorbeeld dat Koch gaf over Heineken in Congo. Die kreeg vijf miljoen van de Nederlandse overheid. Twintig procent van hun omzet werd dus gesubsidieerd. En dan praten we over een bedrijf dat vorig jaar meer winst maakte dan ooit tevoren.’ Tocklu denkt niet per se dat het verkeerd is dat een land voordeel heeft van hulp of handel, maar zou wel willen dat er transparantie over is. ‘De ontvanger moet hier wel van op de hoogte zijn.’

Uit de zaal komt de reactie dat er niet te handelen valt met een ongelijkwaardige partner. Tocklu: ‘De verhoudingen blijven scheef, daar ligt een taak voor lokale overheden. In Ethiopië bijvoorbeeld heb je nieuwe bedrijven waar niet in geïnvesteerd mag worden. Ze moeten eerst sterk worden voor het buitenland mag investeren. Maar dat is geen taak van het Westen, maar van de regering zelf.’

Iemand anders uit de zaal is van mening dat als de helft van het ontwikkelingsgeld in educatie was gepompt, Afrika veel verder was geweest dan het nu is. ‘Het land zelf moet het leiderschap op zich nemen en niet afhankelijk blijven van het Westen. Het Westen moet stoppen met de hulp. Daar wordt uit de zaal op gereageerd: ‘Wat we missen is een denkomslag. Het Westen moet geen hulp geven maar onze mindset veranderen.’ Daarop wordt gereageerd: ‘We moeten zelf onze mindset veranderen. Afrika is jaren gebruikt,  het is tijd dat het verandert.’

Diaspora

De laatste stelling van de avond luidt: Jonge Afrikanen in de diaspora doen al aan ontwikkeling nieuwe stijl. Ze sturen hun familie steeds minder geld, en steeds vaker een businessplan.

Op deze stelling komt veel reactie uit de zaal, van de diaspora. ‘Jonge Afrikanen hier weten niet veel van Afrika. Ze sturen vooral nog veel geld’, en ‘dat is meer een hype dan de realiteit’.

Tocklu: ‘Als het een hype is, dan is het een goede hype. De diaspora heeft hier veel te doen. Ze zijn vaak succesvoller in het zakendoen omdat ze knowhow hebben meegekregen uit het Westen. Ik zie zelf niet per se veel mensen een businessplan naar huis sturen, maar wat wel steeds vaker gebeurt, is dat de diaspora zelf naar het land van herkomst gaat en een bedrijf opricht.’

Van den Ham: ‘Uit internationale literatuur blijkt dat veel van dat geld wordt geïnvesteerd in educatie en gezondheidszorg voor de thuisblijvers. Dus het feit dat de diaspora geld naar huis stuurt is niet slecht.’ Uit de zaal: ‘Net als met de discussie handel versus hulp zou ik deze twee niet tegenover elkaar willen zetten. Mexico bijvoorbeeld is afhankelijk van het geld dat het ontvangt van de diaspora (VS). Maar ook investeren in bedrijven is een goed idee.’

De conclusie van de avond: Hulp of handel werkt niet. Soms werkt hulp beter en soms handel. En bij handel moet verschil gemaakt worden tussen lokale en internationale handel.

 

 

Auteur
Arjanne Aleman

Datum:
08 juli 2014