Afrika: Het stereotype, de urgentie, de nuance en de verantwoordelijkheid

De media spelen een belangrijke rol in de beeldvorming over ontwikkelingssamenwerking. Snelle deadlines, weinig ruimte en het trekken van veel lezers of kijkers lijkt de stereotypen over ontwikkelingssamenwerking -en Afrika in het bijzonder- in de hand te werken. Wat zijn de keuzes die worden gemaakt door zowel ngo’s als de media, en wat geeft de doorslag? We vroegen het Maite Vermeulen (De Correspondent), Jacqueline Lampe (AMREF Flying Docters) en Bram van Nieuwenhuijzen (particulier initiatief TroTro).

Maite Vermeulen is Correspondent Conflict & Ontwikkeling voor De Correspondent en was daarvoor werkzaam bij NRC Next. In haar artikelen schrijft Vermeulen over de mooie en minder mooie kanten van Afrika: van de opkomst van de ICT-sector in Afrikaanse landen tot de hardnekkige mythes over China in Afrika. Ze ziet zelf dat het stereotype van Afrika als groeicontinent in de media steeds meer benadrukt wordt. ‘Maar dat neemt niet weg dat het andere clichébeeld van het verloren continent niet meer bestaat’, stelt Vermeulen. ‘Ik denk dat die twee extremen nu naast elkaar leven.’ Tot op zekere hoogte is zijn deze stereotypen onvermijdelijk denkt ze: ‘Je hebt als journalist bij een krant maar weinig woorden, dus moet je een duidelijke invalshoek kiezen en je verhaal kort en krachtig pitchen. Deze manier van werken werkt stereotypen in de hand. Dat is ook een reden waarom ik voor de Correspondent ben gaan schrijven, omdat wij de nuance online wel kunnen bieden.’

‘Een deel van het probleem is ook dat de nieuwsconsument over het algemeen niet zo geïnteresseerd is in Afrika, en dat geldt ook tot op zekere hoogte voor Latijns Amerika en Azië. Het is ver van ons bed. Maar dat is ook de uitdaging die wij journalisten aan moeten gaan. Wij moeten betere en interessantere manieren vinden om verhalen te presenteren en mensen wel enthousiast te maken’, vindt Vermeulen.

Dilemma

‘Ik heb voor De Correspondent een aantal stukken geschreven over de opkomst van de ICT-sector in Afrika. Dat is een goed voorbeeld van een heel positief verhaal. Allemaal jonge tech-nerds in Nairobi die apps bouwen om problemen in hun land op te lossen. Maar deze technologische revolutie vindt niet plaats in heel Afrika’, schetst Vermeulen de keuze van een journalist. ‘Het is vooral iets wat in steden gebeurt en vooral Zuid- en Oost-Afrika waar het internet veel sneller is. Toch is een kop als “In Afrika is de ICT-sector in opkomst” pakkender dan een genuanceerde insteek.’ Volgens Vermeulen is dat het dilemma in de journalistiek: ‘Het hele verhaal met alle mitsen en maren leest minder lekker. Je wilt als lezer niet eerst drie alinea´s kanttekeningen doorploegen voordat je bij het verhaal komt. In mijn verhaal heb ik er wel voor gekozen om het verhaal uit te leggen. In het stuk kijk ik naar Kenia want dat land is een voorloper op technologisch gebied, maar daar vertel ik wel bij dat deze situatie niet representatief is voor het hele continent.’

Toch vind Vermeulen het beïnvloeden van de beeldvorming niet alleen de verantwoordelijkheid van journalisten, maar ziet ze ook voor ngo’s een belangrijke taak weggelegd. ‘Mensen zijn heel sceptisch geworden over ontwikkelingshulp. Natuurlijk zijn er dingen die niet goed gaan, maar élke organisatie doet dingen die niet lukken. Het is een complete illusie dat het bij een ngo altijd goed gaat. Ik denk dat het goed is om daar als ontwikkelingsorganisatie eerlijk over te communiceren in plaats van een rooskleurig beeld te schetsen waar mensen toch alleen maar achterdochtig van worden. Ik denk dat het voor ngo’s werkt als zij hun passie laten zien voor hun werk en wat voor bijzondere dingen ze doen, maar tegelijkertijd ook laten zien als het mis is gegaan. Het beeld dat mensen hebben van ngo’s is heel erg belangrijk, hun imago is alles. Dat maakt ngo’s dus angstig om openheid te geven, maar ik geloof wel dat mensen dat kunnen waarderen en dat het uiteindelijk meer geloofwaardigheid oplevert en dat mensen dat kunnen waarderen.’

Ik denk dat de media, maar ngo’s misschien ook, vaker een metaperspectief kunnen bieden aan hun lezers, over de afwegingen die ze maken’, concludeert Vermeulen. ‘Dat merken we ook bij De Correspondent: wij laten het maakproces  van onze artikelen zien, en krijgen daar hele positieve reacties over. Lezers zijn daarin geïnteresseerd en krijgen daardoor meer inzicht in de problematiek.’

Verantwoordelijkheid

Jacqueline Lampe ziet vanuit haar positie als directeur AMREF Flying Docters voor zowel de media als ngo’s een belangrijke rol in de beeldvorming. ‘Maatschappelijke organisaties hebben de verantwoordelijkheid om neer te zetten wat er in Afrika gebeurt. Zij moeten nagaan wat wel en wat niet werkt. De media hebben de rol om een representatief beeld neer te zetten en de context te schetsen. Zij wijden zich aan de ene kant aan nieuwsgaring, maar anderzijds vormen zij ook van de publieke opinie. Bij hun ligt dus zeker ook een verantwoordelijkheid.’ Maar, zo benadrukt Lampe, ‘de verantwoordelijkheid van de één is niet zwaarder dan die van de ander, hij is alleen anders’.

‘Bij AMREF besteden wij veel tijd aan de beeldvorming van ontwikkelingssamenwerking bij de achterban. Dat doen we op verschillende manieren. Een van die manieren is door de media in te lichten over wat wij zien als positieve ontwikkelingen’, vertelt Lampe. ‘De media zijn op zoek naar nieuwe invalshoeken. Als je die invalshoeken hebt, dan wordt je verhaal vaak meegenomen. Als organisatie zijn wij er in 2013 in geslaagd om een nieuwe invalshoek met twee succesverhalen in de media te brengen.’ Omdat er geen budget is bij AMREF voor grote campagnes, zijn we aangewezen op aandacht van de media om publiciteit te verwerven. ‘De media zijn ongelofelijk belangrijk voor ons,’ benadrukt Lampe.

Urgentie

‘Voor fondsenwerving heb je wel een bepaalde urgentie nodig’, stelt Lampe. ‘Hiervoor moet je het probleem behapbaar maken en een gezicht geven. Daarin zijn we heel realistisch. We laten geen zielige beelden zien, maar wel beelden die het probleem aangeven. In onze overige communicatie gebruiken we juist beelden van de resultaten van het werk van AMREF Flying Doctors en in de teksten van onze fondsenwervende acties leggen wij ook de nadruk op de successen van ons werk. Hier plaatsen we dan wel de opmerking bij dat we nog meer geld nodig hebben, maar dat proberen wij altijd op een nette en verantwoorde manier neer te zetten.’

De druk van het grote publiek op ontwikkelingssamenwerking ziet Lampe als een belangrijke reden om juist een gebalanceerd beeld van Afrika neer te zetten: ‘Als er een veel te positief beeld in de media heerst, moet je wel degelijk laten zien wat er nog mis is en wat er dus nog nodig is. Maar’, stelt ze, ‘dat hoeft niet op een schreeuwerige, negatieve manier. Dat kan ook op een respectvolle, positieve manier waarbij je toch de urgentie aangeeft. Ik heb het expliciet niet over een negatief beeld, want een negatief beeld is voor mij weinig respectvol. Het is zo makkelijk om een negatief beeld neer te zetten. De media en de maatschappelijke organisaties moeten juist laten zien hoeveel er mogelijk is.’

Meer nuance

Bram van Nieuwenhuijzen is als penningmeester actief bij Stichting TroTro, een initiatief dat in Ghana werkt aan kleine projecten op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs en werkgelegenheid. Van Nieuwenhuijzen erkent de conclusies uit het artikel dat er genuanceerder naar Afrika gekeken moet worden. ‘Niet alleen tussen landen, maar zelfs binnen landen zijn de verschillen al gigantisch. Dat is niet alleen in Afrika zo, maar ook hier,’ stelt hij. Van Nieuwenhuijzen geeft daarbij aan dat volgens hem meerdere partijen een rol spelen in de beeldvorming. ‘Je kunt niet zeggen dat de één een verantwoordelijkheid heeft en de ander niet. De insteek van de ene club is anders dan die van de ander. Ngo’s zien graag dat bepaalde krantartikelen gepubliceerd worden zodat er urgentie wordt gecreëerd en ze hun projecten kunnen vergroten.’ Volgens Van Nieuwenhuizen vinden de media een positief verhaal over de goede voortgang niet zo interessant en zo worden er bepaalde verhalen wel gepubliceerd en andere minder.

‘Wij proberen zelf bij TroTro ook te werken aan de beeldvorming die mensen van Afrika hebben. Wij hebben niet voor niets als onderliggend doel het creëren van bewustwording.’ Van Nieuwenhuijzen legt uit dat in de communicatie niet alleen het goede of alleen het slechte benadrukt moet worden. ‘Het is geen zwart-wit verhaal, maar een én-én verhaal. Ik vergelijk de situatie vaak met de situatie in Nederland 60 jaar geleden. Als je bedenkt hoe het hier vroeger was, komt dat heel erg in de buurt bij hoe het in veel Afrikaanse landen nu is. Als je kijkt naar de landbouwkundige context tenminste.’ Bij de achterban van TroTro is dit bewustzijn wel al actief, want ‘van mijn achterban zijn heel veel mensen al in Ghana geweest, zij hebben het zelf gezien en weten hoe het daar is’. De vergelijking met Nederland gebruik ik met name als ik een nieuw publiek aanspreek, zoals binnenkort bij mijn oude Rotaryclub. Dan vertel ik dat er wel economische groei is, maar dat die groei niet voor iedereen is’, legt Van Nieuwenhuijzen uit.

Overigens heeft Van Nieuwenhuizen zelf overwegend positieve ervaringen met de media. ‘Het is niet mijn ervaring dat alle journalisten alleen maar vanuit een negatieve invalshoek kijken. Als je een goed verhaal hebt met een positieve inslag en je kunt aangeven waarom dat nodig is, dan is men best genegen om daar wat mee te doen. Maar’, zo legt Van Nieuwenhuijzen uit, ‘ook al is het prettig dat de berichtgeving vanuit de media positief is, het levert niet direct iets op. Het is wel belangrijk, maar het is niet de hoofdmoot.’