WTO top: wat staat er op de agenda?

Morgen gaat de Negende Ministeriële Conferentie van de WTO van start in het Nusa Dua Convention Centre in Bali. Wat staat er precies op de agenda?

De komende WTO-conferentie heeft dit keer een behapbare agenda. Waar tijdens de vorige onderhandelingen nog het hele Doha-pakket op de agenda stond, met thema’s variërend van diensten en industriële producten tot intellectuele eigendomsrechten en landbouw, is er dit keer een ‘Doha-lite’ pakket gecreëerd. Slechts tien procent van de Doha-agenda is overgebleven. De agenda draait nu om drie belangrijke thema’s: handelsfacilitatie, voedselzekerheid en een pakket voor de Minst-Ontwikkelde Landen (MOL’s).

Handelsfacilitatie

Voor westerse landen is handelsfacilitatie de grootste binnen te halen vis. Doel is om douaneprocedures te simplificeren en transparanter te maken om op die manier goederen gemakkelijker van A naar B te krijgen. Nu import- en exporttarieven voor een heel groot deel verlaagd zijn, zijn het non-tarrifaire belemmeringen zoals omslachtige douaneprocedures die de grootste handelsbelemmeringen vormen. Er is winst te behalen: volgens het Peterson Institute for International Economics kost in Sub-Sahara Afrika het doorvoeren van een container 1,968 dollar, 8 in te vullen documenten en 44 dagen wachten voor inklaringspapieren. Daar staat Singapore tegenover met slechts 400 dollar, 5 dagen wachten en vier in te vullen documenten. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft uitgerekend dat het bruto mondiaal product er 40 tot 360 miljard dollar op vooruit gaat.

Het voorstel is weliswaar door de EU en de VS ingebracht, maar volgens hen gaat het allerminst om een Westerse agenda: een deal is ook gunstig voor ontwikkelingslanden omdat daar de meeste tijd en geld verloren gaat aan omslachtige procedures. Dat neemt niet weg dat het door de meeste ontwikkelingslanden wordt gezien als een ‘westerse agenda’. Zij vrezen dat de deal op hun nationale budgeten drukt en dat zij voor het geschillenbeslechtingmechanisme worden gedaagd als ze de afspraken niet implementeren. De agenda zou onevenwichtig zijn: de Europese Commissie wil verplichtende afspraken maken over handelsfacilitatie, terwijl er geen bindende afspraken zijn over de technische assistentie die de ontwikkelingslanden nodig hebben om de afspraken te implementeren. Ontwikkelingslanden voelen zich bovendien onzeker of ze de afspraken wel echt kunnen implementeren. De afspraken gaan ook over corruptie en het is maar de vraag of de arm van de handelsminister tot iedere individuele douaneambtenaar reikt.

Mocht er geen akkoord worden bereikt, dan betekent dit niet dat er helemaal niets meer zal gebeuren op het gebied van handelsfacilitatie. Landen zijn nu reeds bezig om hun transportprocedures te vergemakkelijken en dat zal ook zonder akkoord doorgaan. De winst zit ‘m erin dat het proces zal worden versneld. Dan nog kan het wel een tijdje duren: volgens een studie van het International Centre for Trade and Sustainable Development (ICTSD) heeft Zweden er maar liefst vijftig jaar over gedaan om te komen op het niveau dat nu in het akkoord wordt voorzien. In de huidige moderne tijden zal dit wellicht sneller kunnen, maar het zal niet een proces zijn dat zich van de ene op de andere dag voltrekt.

Voedselzekerheid

Als aanvoerder van de coalitie ontwikkelingslanden die samenwerken op economische- en handelskwesties (verenigd in de G-33) bepleit India een belangrijke verruiming van haar subsidiemogelijkheden op landbouwproducten. De wereldwijd afgesproken subsidieplafonds stammen uit 1994 en samen met Indonesië en China heeft India herziening van de afspraken op de onderhandelingstafel van de WTO gebracht.

Spil van de discussie: een grootschalige voedselzekerheidscampagne van de Indiase regering. India huisvest naar schatting ruim een derde van ‘s werelds allerarmsten, waarmee voedselzekerheid een kernissue is voor haar overheid. In september werd een grote operatie om de bevolking te kunnen voeden gestart met de National Food Security Act. Met dit plan wil de overheid voedsel van eigen boeren opkopen tegen een relatief hoge prijs, een deel hiervan opslaan als voorraad en de rest goedkoop aanbieden aan de eigen arme bevolking. Geen gering gebaar: op een totale bevolking van 1,2 miljard zou twee derde moeten profiteren van de voedselzekerheidswet. Maar nog voor de wet goed en wel geïmplementeerd is, lijkt een botsing in de WTO over deze ambitieuze plannen een vroegtijdig einde aan het voedselzekerheidsprogramma te maken. De geplande campagne zou de subsidieplafonds overschrijden.

Met name de Verenigde Staten, maar in haar kielzog ook de Europese Unie, zijn fel gekant tegen de Indiase plannen. ‘Opmerkelijk’ is hier een understatement, gezien de grootschalige subsidiëring van de Amerikaanse overheid aan haar eigen boeren en ook de Europese vormen van steun aan de eigen landbouw – zij het verpakt in de vorm van inkomenssteun. Binnen de regels van de WTO zijn verschillende soorten landbouwsubsidies mogelijk. De ‘Amber box’ omvat de meest verstorende maatregelen: directe subsidie op landbouwproductie. Ontwikkelingslanden mogen tot tien procent van de totale waarde van hun productie subsidiëren, tegenover vijf procent voor ontwikkelde landen. Via de ‘Green box’ zijn subsidies mogelijk die handel niet zouden verstoren, zoals directe inkomenssteun en beschermende maatregelen voor het milieu of regionale ontwikkeling. De meeste ontwikkelde landen hebben hun steun aan boeren via de Green box vormgegeven en worden zo dus gekwalificeerd als niet-verstorend.

De G-33 wil een uitbreiding van de Green box met landhervormingsprogramma’s en mogelijkheden om infrastructuur en werkgelegenheid buiten de stad te ontwikkelen. Daarnaast moet het mogelijk worden via subsidie voorraden voedsel op te slaan om voedselzekerheid in tijden van tegenvallende oogst of schokken in de wereldvoedselprijzen te waarborgen. Indiase activisten die strijden voor het waarborgen van voedselzekerheid stellen dat de Indiase delegatie de ontwikkelingslanden moet leiden in de onderhandelingen, om zo de belangen van boeren en armen te beschermen. Maar hoewel de G-33 zich achter het voorstel van India heeft geschaard, zijn de meningen over de effecten van het plan op voedselzekerheid verdeeld. De vraag is hoe het Indiase plan de voedselprijzen in de regio beïnvloedt. Critici wijzen er op dat India als een van de grote rijstexporteurs (naast Vietnam en Thailand) gemakkelijk de prijzen kan beïnvloeden. Dit kan bovendien de concurrentiepositie van arme producenten in omringende landen verslechteren. De Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties en het International Centre for Trade and Sustainable Development (ICTSD) stellen dat het effect op voedselzekerheid afhangt van de schaal en timing van het bouwen van voorraden en dat transparantie in overheidsinterventie cruciaal is.

De ontwikkelde landen hebben met een compromisvoorstel van een vier jaar durende ‘peace clause’ overeenstemming willen bereiken, waarbij India en andere ontwikkelingslanden de ruimte krijgen te anticiperen op het einde van het subsidieprogramma na deze vier jaar. Tot die tijd zouden zij beschermd zijn tegen strafmaatregelen vanuit de WTO voor het overstijgen van de subsidieplafonds. Een onacceptabel compromis, wat India betreft.

De wereldwijde ambities van de oorspronkelijke Doha-agenda ten spijt, domineren ook hier de binnenlandse politieke situaties de onderhandelingen in de WTO. Terwijl de VS het niet in hun hoofd zouden halen de enorme boerenlobby onnodig tegen zich in het harnas te jagen door landbouwsubsidies te beperken, lonkt ook electorale winst aan Indiase zijde. Volgend jaar zijn er nieuwe verkiezingen in India en een voedselzekerheidsplan dat twee derde van de monden kan voeden maakt het antwoord op de vraag of herverkiezing mogelijk is betrekkelijk eenvoudig.

De minst ontwikkelde landen

Tot slot de agendapunten die zijn ingebracht door de minst ontwikkelde landen. Terwijl Doha ooit was bedoeld als een ontwikkelingsronde, lijkt deze agenda er nu maar een beetje bij te hangen, opgeslokt door de grote issues van voedselzekerheid (vooral voordelig voor de grotere ontwikkelingslanden) en handelsfacilitatie. Een groep van vier katoenproducerende landen (Benin, Burkina Faso, Tsjaad en Mali) eiste een paar weken geleden nog dapper dat de VS hun katoensubsidies aan eigen boeren moesten stopzetten. In het besef dat ze onmogelijk konden opboksen tegen de VS is de inzet nu dat het issue op de agenda blijft staan. Iets is beter dan niets, zullen ze gedacht hebben.

Een ander belangrijk thema voor de minst ontwikkelde landen is markttoegang. In 2005 besloten de ministers in Hong Kong dat ontwikkelde en, waar mogelijk, opkomende landen vrije markttoegang moesten geven voor minst ontwikkelde landen. Terwijl de EU onder het Everything But Arms-initiatief al 100 % vrije markttoegang geeft, doet de VS dat maar voor een geschatte 82,5 procent. Bovendien worden sommige belangrijke producten, zoals textiel, uitgezonderd van de vrije markttoegang. Minst ontwikkelde landen hopen naast een vergrote markttoegang tot de VS, tevens meer toegang te krijgen tot de markten van India, China en Brazilië.

Daarnaast willen de MOL’s duidelijkere en transparantere regels voor de zogenaamde ‘Rules of Origin’. Herkomstregels bepalen of een product daadwerkelijk uit een lage-inkomensland komt zodat er van de vrije markttoegang geprofiteerd kan worden, maar met de tegenwoordige wildgroei aan ketens zijn deze niet meer eenvoudig te bepalen. De Rules of Origin schrijven voor hoeveel lokale waarde moet zijn toegevoegd aan een product voordat het wordt bestempeld als product uit een MOL en dus preferentiële toegang heeft tot westerse markten. Maar deze regels zijn inflexibel en beperkend waardoor MOL’s soms moeilijk kunnen profiteren van hun vrije toegang. Bovendien worden de regels unilateraal bepaald en zijn er geen geharmoniseerde standaarden. Inzet is dus meer flexibele en geharmoniseerde regels.

Een ‘Services Waiver’ moet de diensten van de minst ontwikkelde landen toegang geven tot westerse markten, maar analisten betwijfelen het commerciële nut van deze waiver. Het zou slechts een excuus zijn voor westerse landen om andere ontwikkelingslanden géén vrije toegang te geven onder de meestbegunstigde natie-clausule van de WTO (most-favoured nation-principe). Bovendien zou de waiver alsnog niet het probleem oplossen van de toetreding van natuurlijke personen (bijvoorbeeld als Tanzaniaanse verpleegsters tijdelijk hun werk in Nederland willen aanbieden) omdat nationale werkvergunningen dit blijven beperken.

En nog meer…

Naast dit Bali-pakket staan er nog twee plurilaterale overeenkomsten op de agenda. Deze overeenkomsten worden gesloten door een groep gelijkgestemde landen binnen de WTO. De Information Technology Agreement (ITA) is daar één van. Deze overeenkomst voorziet in vrij verkeer van ICT-producten. Daar waar westerse landen meer markttoegang willen tot de markten van India en China, houden deze laatste twee landen hun reserves. India vreest dat haar hardware-industrie, in tegenstelling tot de software-industrie nog niet zo ver ontwikkeld, te zware klappen te verduren krijgt. Het land beroept zich erop nog steeds een ontwikkelingsland te zijn en daarom zou het nog niet alle verplichtingen moeten aangaan zoals het westen dat doet. China beroept zich eveneens op haar status van ontwikkelingsland. Tot frustratie van de VS en EU, die zich geconfronteerd zien met toenemende concurrentie en vinden dat de opkomende landen nu eens hun verantwoordelijkheid in het handelsstelsel moeten nemen.

Daarnaast is er een akkoord op diensten in de maak door een coalitie dat zich the really good friends of services noemt. Ngo’s vrezen dat de vrijhandel in diensten die in dit akkoord wordt beklonken in de toekomst de standaard zal worden voor het handelsstelsel en dat op termijn de mogelijkheid van ontwikkelingslanden om hun dienstensector te beschermen, hiermee teniet wordt gedaan.

Mocht er helemaal nergens een akkoord op worden bereikt, dan kan de WTO in ieder geval nog een klein feestje vieren: dezer dagen wordt het 160ste WTO-lid, Jemen, verwelkomd.

Volg de website van Vice Versa vanaf dinsdag tot en met vrijdag voor een update van de laatste stand van zaken.

Lees alle artikelen over de WTO conferentie in ons dossier.