
Voordelen handelsfacilitatie te positief ingeschat?
Handelsfacilitatie zou een win-win situatie zijn voor zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden en wel 1 triljoen euro opleveren aan extra handelsinkomsten. Tenminste, dat beweren sommige studies. Maar de meningen over de voordelen zijn verdeeld en de schattingen van de winsten dubieus. Vice Versa neemt handelsfacilitatie nader onder de loep.
Als de onderhandelaars vandaag of morgen een deal krijgen op voedselzekerheid, dan is de kans groot dat er ook een deal op handelsfacilitatie zal komen. Handelsfacilitatie is een van de drie agendapunten tijdens de conferentie deze week. Hieronder worden douane procedures versneld waardoor de handel makkelijker, sneller en goedkoper wordt. Door transparantie te vergroten zou bureaucratie en corruptie worden verminderd. Volgens de WTO zijn de kosten van handel nu goed voor 10 % van de totale waarde van de goederen die worden verhandeld. Die kosten zijn in sommige landen hoger dan de tarieven die worden gebruikt.
Vage aannames
Als dat nu allemaal wordt afgeschaft, dan gaat de wereldeconomie er wel 1000 miljard euro op vooruit. Althans, dat zegt WTO-directeur Roberto Azevedo, evenals EU en VS vertegenwoordigers. Die torenhoge cijfers baseren ze op een studie van de Internationale Kamer van Koophandel (ICC).
Maar deze cijfers zijn op vage aannames gebaseerd, laat een onderzoek van de Global Development and Environment Institute Tufts University zien. Want terwijl het bij exportcijfers en importcijfers om vast gedefineerde zaken gaat, is handelsfacilitatie veel minder duidelijk te meten. Het is niet duidelijk te kwantificeren hoeveel het oplevert als er informatie over douaneprocedures op het internet staat, of welke financiële voordelen het precies heeft als alle douanedocumentatie zal worden geharmoniseerd. De getallen die de Internationale Kamer van Koophandel gebruikt, zouden daarom arbitrair zijn en onmogelijk te correleren met andere variabelen.
Bovendien zijn de data die zijn gebruikt gedateerd. De empirische studies die in de ICC studie worden gebruikt gaan terug tot de jaren van voor de financiële crisis, toen de groei van het BNP en de handel er heel anders uitzag. De studie claimt bovendien dat de winsten voor ontwikkelingslanden groter zijn dan die voor ontwikkelde landen, maar ook de schattingen die hiervoor zijn gebruikt zijn dubieus.
Ook de kosten worden niet meegerekend. Want hoewel de Internationale Kamer van Koophandel stelt dat er 20 miljoen banen zullen worden gecreeërd, waarvan 90 % in ontwikkelingslanden, houdt de studie er geen rekening mee dat er ook banen verloren zullen gaan ten koste van handelsliberalisering.
Deze voordelen zouden daarom niet in de onderhandelingen moeten meespelen, schrijft Jeronim Capaldo, senior researcher bij GDEITU in de Financial Times. Ze zijn echter al wel herhaaldelijk gebruikt door Karel de Gucht, EU-Handelscommisaris, en WTO-woordvoerders en hebben hun weg gevonden in de pers. In de complexe onderhandelsdynamiek spelen deze processen mee.
Andere studies laten bescheidener uitslagen zien. Zo zegt de OECD dat een akkoord 40 miljard op zou leveren: een heel wat bescheidener getal.
Win-win
Welke studies er ook worden gebruikt, op Bali wordt keer op keer benadrukt dat handelsfacilitatie een win-win situatie oplevert. Te meer omdat in Genève is overeengekomen dat ontwikkelingslanden de verplichtingen pas na hoeven te komen op voorwaarde dat ze hulp krijgen om de afspraken te implementeren. Ze mogen zelf bepalen hoeveel tijd ze nodig hebben voor implementatie. Een expert groep, ingesteld door de leden van de WTO, zou bepalen wanneer een land klaar is.
‘Het is een sweet deal’, zegt Deborah Elms, hoofd van de TEMASEK Foundation for Trade&Negotians. ‘Als iemand jou geld geeft om veranderingen door te voeren die het transport van goederen gemakkelijker maakt, kan ik me niet voorstellen dat je niet direct je handtekening zet.’ Ook Nicolas Imboden, directeur van de ngo IDEAS, is positief. ‘Handelsfacilitatie is een voorbeeld voor de internationale overeenkomsten in de toekomst. Als je namelijk standaarden creeërt zonder verplichtingen voor ontwikkelingslanden, dan marginaliseren deze landen zichzelf. Tot nu moesten ontwikkelingslanden doen wat de ontwikkelde landen hen opdroegen, maar onder deze provisie kunnen ze de afspraken implementeren volgens hun eigen voorkeuren. Dat is winst.’
Ook Winand Quaedvlieg van VNO-NCW juicht een akkoord op handelsfacilitatie toe. Het is niet alleen goed voor het Nederlandse bedrijfsleven, die daar miljoenen mee zou kunnen verdienen, maar het zou bedrijven ook helpen om in ontwikkelingslanden te investeren. ‘Alles wat met export van bloemen en bederfelijke waar te maken heeft zal sneller gaan, daardoor bederft het minder snel. Daar kun je fortuinen mee verdienen.’ Daarvan zouden ook ontwikkelingslanden profiteren. Voorstanders van een handelsfacilitatie akkoord wijzen er bovendien op dat de Zuid-Zuid handel toeneemt doordat de grensprocedures minder inefficient worden.
Kritiek
Vanuit civil society bestaat er echter veel kritiek op het akkoord. Volgens Tetteh Hormeku van het Third World Network Africa zijn douaneprocedures niet het grootste struikelblok voor ontwikkelingslanden. Beter kan de infrastructuur worden aangepast, omdat dat het grootste probleem is voor interregionale handel.
Debapriya Bhattarachya, hoofd van het Bengaalse Centre for Policy Development is het daar niet helemaal mee eens. ‘Natuurlijk is infrastructuur een probleem, maar je moet beide aanpakken. Het een kan niet zonder het ander.’ Volgens hem is een akkoord wel degelijk in het belang van ontwikkelingslanden zoals Bangladesh.
Waar hij zich meer zorgen over maakt is de assistentie die landen ontvangen. Ook al staat in de clausule dat ontwikkelingslanden hulp krijgen, dit is niet een verplichting. ‘Beloftes hebben we al zo vaak gehoord en daar is weinig van terecht gekomen.’
Maersk
Bovendien zullen ontwikkelingslanden inkomsten verliezen, zegt Tetteh Hormeku. Zij verdienen nu op de heffingen voor transport en hoewel op lange termijn belastingen een betere inkomstenbron is, hebben landen op dit moment de inkomsten nog nodig voor hun ontwikkeling. ‘Natuurlijk is het beter dat inkomsten uiteindelijk via belastingen geïnd worden. Maar voordat we dergelijke systemen hebben, en bedrijven niet meer belasting ontwijken, moeten we onze huidige inkomstenbronnen niet weggooien.’
Voor Hormeku is echter nog wel de grootste vrees dat handelsfacilitatie de weg zou effenen voor grote multinationals als Maersk. In de clausule staat namelijk dat de verzending per schip of vliegtuig bespoedigt moet worden en dat bedrijven hun eigen opslagplaatsen, veiligheid en logistiek regelen. In de praktijk zullen het vooral grote multinationals zijn die deze capaciteit bezitten en van de privileges gebruik mogen maken. Nationale bedrijven die voorheen dit regelden, kunnen dat dus in de toekomst niet meer doen.
Bovendien schrijft de tekst voor dat landen niet meer in hun nationale wetgeving mogen opnemen dat er verplicht lokale koeriersbedrijven gebruikt mogen worden. Hormeku vreest dat lokale bedrijven daardoor worden weggeconcureerd, en lokale banen verloren gaan. Het is precies om deze reden dat India en sommige andere ontwikkelingslanden bezwaren maken tegen een deal op handelsfacilitatie.
Handelsfacilitatie zou ook niet de regionale handel ten goede komen, denkt Hormeku. ‘Als transportprocedures in handen komen van de grote bedrijven, dan zullen zij hun bestaande routes gaan gebruiken en die lopen niet tussen Nigeria en Liberia, maar tussen Nigeria en Rotterdam. Omdat ontwikkelingslanden nog veel problemen hebben met infrastructuur, is het duurder om onderling te handelen.’ Als lokale bedrijven worden gebruikt dan kunnen regeringen hen nog aanmoedigen om met buurlanden te handelen, maar zodra grote bedrijven de handel bepalen dan is die politieke ruimte verdwenen, vreest Hormeku.
Nicolas Imboden sust de bezwaren echter. Imboden, die zelf bij de douane heeft gewerkt in Ghana, denkt dat een beetje competitie juist wel goed zou zijn. ‘De monopolie van veel lokale bedrijven is extreem verspillend. Buitenlandse bedrijven zullen inderdaad de lokale industrie overnemen als de regering geen actie onderneemt die efficiënter te maken, maar als ze bijvoorbeeld joint ventures aangaan met buitenlandse bedrijven of hun eigen bedrijven efficiënter maken, zullen ze die slag niet hoeven verliezen. Omdat ontwikkelingslanden zelf mogen bepalen hoelang ze erover doen om de afspraken te implementeren, kunnen ze in de tussentijd eraan werken om hun lokale douaneprocedures competities te maken.’
Export en import
Maar Hormeku is er nog niet gerust op, want een ander bezwaar dat hij noemt is de clausule in de tekst dat bepaalt dat bedrijven en regeringen de mogelijkheid moeten krijgen om commentaar te geven op de douaneprocedures dat een land wenst te nemen. Op die manier kunnen grote bedrijven veel invloed uitoefenen op de in-en uitvoerregels van een land, vreest Hormeku.
Sommige ontwikkelingslanden wijzen er daarnaast op dat handelsfacilitatie vooral leidt tot meer importen en dit zou ten koste gaan van hun handelsbalans, omdat zij nog te weinig exporteren. Een veelgehoord argument dat hiertegen in wordt gebracht is dat de meeste landen in Global Value Chains (GVC) zijn geïntegreerd: de importen kunnen dus gebruikt worden om in eigen land waarde toe te voegen en deze vervolgens te exporteren. Maar Hormeku is het niet eens met dit argument, omdat Ghana bijna geen toegevoegde waarde creeërt.
Dat veel lage inkomenslanden nog niet voldoende in Global Value Chains zijn geïntegreerd, merkt ook de WTO-ambassadeur van Lesotho, Nkopane Monyane, op. ‘Volgens een studie van UNCTAD uit 2013 is 67 % van de Global Value Chains toe te wijzen aan ontwikkelde landen, 25 % aan opkomende landen en slechts 8 % aan minst-ontwikkelde landen.’ De cijfers spreken voor zich.
Of deze discussies in de toekomst relevant blijven, is nog maar de vraag. Tot nu is er nog steeds geen akkoord bereikt. Daarmee blijft de kans bestaan dat het hele handelsfacilitatie pakket alsnog van tafel wordt geveegd.
Lees alle artikelen over de WTO conferentie in ons dossier.