Interview minister Ploumen: ‘Blijven inzetten op de Doha Agenda’

Ondanks dat een akkoord in Bali maar moeizaam tot stand komt, blijft minister Lilianne Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking inzetten op een succesvolle afronding van de Doha Ronde. Vice Versa sprak in Bali met haar over haar rol en inzet.

Deze week vindt de Negende Ministeriële Conferentie van de WTO plaats. Van de 159 landen hebben er 125 hun ministers gestuurd naar de WTO. De statuur die zij daarmee geven kan de WTO in deze moeilijke tijden wel gebruiken. Nederlands’ minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ontbreekt daarbij niet. Ook al zit ze niet direct aan de onderhandelingstafel – dat is het mandaat van EU-handelscommissaris Karel de Gucht -, de minister hoeft zich allerminst te vervelen.  Iedere dag is er een overleg tussen de EU-lidstaten met het oog op de onderhandelingen om de standpunten af te stemmen en ter briefing. En  daarnaast  heeft de minister volop ‘bilateraaltjes’ met de andere aanwezige ministers, ontmoet ze ngo’s en is ze een graag geziene gast bij achtergrondsessies. Tussendoor woont ze nog eventjes de kick-off bij van de opnames van ‘Stille Kracht’ – de film van Paul Verhoeven en Gerard Soeteman die toevallig tijdens de WTO-conferentie plaatsvindt.

We ontmoeten de minister in een luxe hotel nabij het conferentiecentrum. Terwijl enkele hotels verderop nog druk wordt onderhandeld over een akkoord, praten we met haar over haar inzet op de conferentie en de toekomst.

Dit is de eerste WTO conferentie waar een Nederlandse minister is die handel én ontwikkeling combineert. Wat zijn op deze top de belangrijkste onderwerpen als u kijkt naar handel en ontwikkeling?

‘Het een kan niet zonder het ander. Wat mij betreft moeten we voorbij de oude tegenstellingen tussen vrijhandel en ontwikkelingssamenwerking, omdat vrijhandel ook economische groei heeft gebracht voor veel lage-inkomenslanden. Maar er is een aantal kanttekeningen te maken, en daarom is het goed om hier te zijn.

‘Trickle down gaat niet vanzelf. Je moet zorgen dat iedereen kan profiteren van groei. In zijn beste verschijningsvorm is de WTO het forum om inclusieve economische groei te faciliteren. Niet iedereen krijgt daarbij alles wat hij of zij daarbij graag zou willen, maar over ontwikkelingslanden hoor je dat dit akkoord enorm veel gaat opbrengen. Handelsfacilitatie bijvoorbeeld – het stroomlijnen en transparanter maken van procedures –is niet alleen nuttig voor grote multinationals, maar juist ook voor de Zuid-Zuid handel. Vrachtwagens met zaai- en pootgoed hoeven straks niet meer drie dagen aan de grens te wachten waardoor kleine boeren zaad krijgen wat niet goed meer is.

‘Voor het eerst zijn de gebruikelijke en oude tegenstellingen tussen Noord en Zuid, arm en rijk, weggevallen. Dat weerspiegelt heel scherp de nieuwe verhoudingen in de wereld. Voor mij is het goed om te zien hoe het samengaan van wat ik doe, hulp, handel en investeringen, ook hier resoneert.’

Er wordt gevreesd dat een akkoord op handelsfacilitatie vooral multinationals bevoordeelt.

‘Ik ben het er daar niet helemaal mee eens. Transparante procedures komen iedereen ten goede. Vergis je niet: de handel over de grens tussen Sierra Leone en Liberia is vooral in handen van vrouwen met een buitengewoon laag inkomen. Die moeten iedere keer de grens over en krijgen te maken met ondoorzichtige procedures. Soepelere procedures zullen ook gelden bij Zuid-Zuid handel die vooral door kleinere bedrijven wordt gedaan.’

Als kleine bedrijven door een dergelijke overeenkomst worden weggeconcurreerd, heeft u daar dan ook oog voor?

‘Economische groei is niet vanzelf inclusief. Je moet zorgen dat je mensen die uit de markt dreigen te vallen een plek geeft. We steunen bijvoorbeeld het initiatief Internationale Duurzame Handel, dat kleine boeren technische expertise aanreikt zodat ze op globale ketens kunnen worden aangesloten. Dat gebeurt via bilaterale interventies, maar op WTO-niveau worden ook de zorgen van de minst ontwikkelde landen multilateraal geadresseerd, in een aparte pijler zelfs.’

Jan Pieter Barendse, hoofd Handelspolitiek, vult aan: ‘Landen worden lid van de WTO om handel te stimuleren. Iedereen die lid is begrijpt dat handel een bijdrage levert aan duurzame ontwikkeling. Dus moet je handel versoepelen en verbeteren, onder andere door barrières weg te halen die geen nut of rol hebben. Intransparante regels zijn niet economisch efficiënt, ook al beschermen ze kleine bedrijfjes. Je kunt alleen werken met barrières die transparant zijn.’

De minst ontwikkelde landen zeggen echter dat het akkoord niet in balans is. Op handelsfacilitatie zijn er wel verplichtingen, maar op het pakket voor de minst ontwikkelde landen niet.

‘De onderhandelingen hebben wel gepoogd die balans te brengen en het is zeker ook de inzet van de Europese Unie en Nederland om een evenwichtig pakket te maken. In het akkoord op handelsfacilitatie zit een zekere flexibiliteit in het implementeren van de afspraken, waardoor landen zelf aan het roer staan. Dat is absoluut een verworvenheid. Maar wat hier op Bali, hopelijk, wordt afgesloten is niet een eindstation. Het is een vroege oogst: dat betekent dat we een eerste stap hebben gezet, maar daarmee is Doha nog niet van tafel.’

Nederland heeft zich in het verleden, met name onder minister Herfkens, sterk ingezet voor het afbouwen van katoensubsidies. Het is nu stil op dat vlak. Heeft u nog plannen daarvoor?

‘We hebben daar dit keer niet specifiek op ingezet. Dat heeft deels te maken met het feit dat de katoenkwestie wat de Europese subsidies betreft, voor dit moment is afgesloten. Op dit moment wordt er vooral nog tussen de VS en de Cotton4 (coalitie van Tsjaad, Mali, Benin en Burkina Faso, voor het afschaffen van katoensubsidies en –tarieven, red.) gesproken.’

Barendse‘Het blijft een moeilijk en complex dossier. Nederland heeft in het verleden gezegd: dit moeten we echt oplossen. Voor ons is dat gemakkelijk, omdat we vanuit Europa niet veel doen met katoensubsidie. De VS geven wel ontwikkelingshulp aan de Cotton4, tegelijkertijd handhaven ze hun katoensubsidies. Dat is een soort afkopen. Maar het zijn onderhandelingen tussen de VS en de katoenlanden waar wij als Nederland niet tussen zitten en daarom kunnen wij niet echt een rol spelen.’

Heeft u op Bali mogelijkheden gezien op specifiek ergens op te interveniëren voor de ontwikkelingslanden, net als destijds op katoen?

‘Nee, we hebben hier niet op heel specifieke punten geïntervenieerd. Dat heeft er ook mee te maken dat we in Genève ver zijn gekomen. We hebben daar bijvoorbeeld wel ingezet op oorsprongsregels, een kwestie waar armere landen mee worstelen. Na Bali wordt daar over door onderhandeld en Nederland is voorzitter van die werkgroep.’

Een ander belangrijk onderwerp hier op Bali is het voorstel van India over voedselzekerheid, waarin India vraagt om voedsel op te kopen voor arme boeren om die vervolgens op te kunnen slaan en uit te delen aan arme mensen. Hoe kijkt u naar de patstelling tussen India en de Verenigde Staten op dit onderwerp?

‘Als je met 160 delegaties tot een deal wilt komen, kun je niet zeggen: we staan met de ruggen tegen elkaar. Het is een collectieve inzet, laten we niet focussen op enkele spelers die iets met elkaar hebben op te lossen. Ieder land voelt de verantwoordelijkheid om zijn eigen bevolking te kunnen voeden, en terecht. Daar moeten we niets aan af doen. Maar er zijn ook veel lage en middeninkomenslanden die de positie van India problematisch vinden, omdat het Indiase beleid of het uitblijven van een akkoord repercussies op hun economie kan hebben. De inzet van de EU is om onderdeel van een oplossing te zijn, we hebben ons steeds constructief opgesteld – zo hoort het ook.’

Een belangrijk knelpunt is het wel of niet kunnen verhogen van de landbouwsubsidies. Maar de EU, en ook de VS, maken zich hier zelf ook schuldig aan.

‘Nederland is een groot voorvechter van het afschaffen van exportsubsidies. Binnen de EU hebben we daar niet alle 28 handen voor op elkaar gekregen.’

Is dat voor u een knelpunt waar ontwikkeling en handel elkaar duidelijk bijten?

‘Niet per se. Verschillende blokken van landen hebben exportsubsidies, uiteindelijk hinderen die naast de ontwikkeling van anderen ook de vrijhandel. De vraag is hoe je vanuit dat gegeven toch tot een ontwikkelingsvriendelijk akkoord komt dat andere landen niet schaadt, maar ook de winst op andere onderdelen uit het pakket niet minimaliseert.’

Wat zal precies uw inzet worden op de post-Bali agenda?

‘Het plan voor deze top was om met name over de post-Bali agenda te spreken, maar omdat het in Genève niet tot een akkoord kwam is dat niet meer gelukt. Dat is jammer, maar het geeft ook meer gelegenheid en tijd om te kijken wat de inzet van post-Bali moet zijn, als er een akkoord komt.

‘Zorgen voor inclusieve economische groei en het helpen opbouwen van gedifferentieerde economieën kan niet alleen maar in de WTO. De inzet van Nederland is altijd geweest om handel zo ontwikkelingsvriendelijk mogelijk te maken en dat blijft ook de inzet binnen de EU. Dat is nog geen gelopen race.

‘Juist als minister van hulp en handel is er een rol binnen de Europese Unie en in de dialoog met andere landen om ervoor te zorgen dat er  verbeteringen plaatsvinden. Het is ook niet voor niets dat ik de rol van honest broker voor de EPA’s op me heb genomen. Het is interessant om de twee perspectieven op tafel te kunnen brengen en te zorgen dat daar niet alleen de belangen van de Europese Unie behartigd worden, maar ook van de Afrikaanse landen.’

Ontwikkelingslanden zeggen dat de Doha-agenda nog steeds erg belangrijk voor hen is. Gaat u daar op inzetten?

‘Ja, absoluut. Wij vinden de Doha-agenda ook nog steeds belangrijk. Enerzijds is het slecht dat de Doha-ronde zo lang heeft stilgelegen. Anderzijds: laten we dan van de gelegenheid gebruik maken dat de verhoudingen in de wereld zijn veranderd. Voorheen stond Noord nog regelmatig tegenover Zuid, dat is veranderd. China is een constructieve speler gebleken, de stem van veel groeiende ontwikkelingslanden is krachtiger geworden. Als we uiteindelijk gaan oogsten, kan daarmee het resultaat voor die landen ook wel eens beter zijn dan toen de Doha-ronde in aanleg was.’

‘We kijken hoe Bali uitpakt en zetten daarna een stap terug om te kijken wat de post-Bali agenda moet worden. Als we weer een nieuwe ronde in gaan, waar zijn dan de kansen om als Nederland toegevoegde waarde te hebben?’

Lees alle artikelen over de WTO conferentie in ons dossier: http://www.viceversaonline.nl/dossiers/wto-conferentie-bali/

 

Auteur
Stefan Verwer

Datum:
06 december 2013
Categorieën: