
Vijf vragen aan… Henk van Stokkom
In de tweede week van het Smart Aid-debat gaat het over nieuwe financieringsmogelijkheden voor de sector. Vice Versa sprak daarom met Henk van Stokkom, eigenaar van DoenDenkers. Dat is een adviserend bedrijf voor vermogensfondsen en vermogende particulieren. ‘In de internationale samenwerking is het rendementdenken een trend, terwijl het in andere sectoren juist op z’n retour is. Het gevaar is dat sociale doelen door de mangel gehaald gaan worden en er alleen nog financieel verantwoorde hulp overblijft.’
Vermogensfondsen zijn stichtingen met een eigen vermogen. Uit hun vermogen worden door deze fondsen giften gegeven aan goede doelen. DoenDenkers doet net als vermogensfondsen niet aan fondsenwerving. Henk van Stokkom steunt met DoenDenkers opdrachtgevers in het bepalen en uitvoeren van hun beleid. Deels werkt hij ook met het midden- en kleinbedrijf (mkb) in ontwikkelingslanden. Volgens Van Stokkom gaan vermogensfondsen een steeds grotere rol spelen in internationale samenwerking, vanwege het eigen vermogen dat zij in projecten kunnen en durven steken. Bovendien loopt volgens hem de tijd van de grote ontwikkelingsorganisaties met een fondsenwervende rol op z’n eind.
Wat zijn uw belangrijkste adviezen aan vermogensfondsen?
‘Als ik om de tafel ga zitten met vermogensfondsen, is vrijwel het eerste advies wat ik geef: “Niet het idee, maar de uitvoering is bepalend.” Je idee kan nog zo mooi zijn, maar zonder goede uitvoering zal er niets uit voortkomen. Daarna adviseer ik ze om slechts met mensen te werken waar ze echt mee kunnen samenwerken. Samenwerken is alleen mogelijk als je het ongelooflijk eens bent over het doel van je werk en de middelen die je daarbij gebruikt. Als derde is het belangrijk dat mensen gaan nadenken over wat ze nu écht willen doen. Het onderwerp moet niet te breed zijn, dus is het belangrijk dat ze zich goed bezinnen over het wat, waar en waarom. Soms komen ze dan heel ergens anders uit, maar dat is helemaal niet erg.’
‘De vierde tip die ik ze meegeef is om voorzichtig en breed te beginnen. Bij het opstarten is het belangrijk om te beginnen met kleine giften, in plaats van direct voor het grote werk te gaan. Tenslotte adviseren we om nooit te beginnen met langjarige financieringen. Kleine organisaties zijn vaak niet meer dan een groep mensen. Als je daar afspraken mee gaat maken, bestaat de kans dat de mensen met wie je de afspraken hebt gemaakt voor het einde van de termijn alweer vertrokken zijn, en dat andere mensen met heel andere kwaliteiten hun plaats opvullen. Daarom raden wij aan om in beginsel van jaar tot jaar te financieren.’
Hoe ziet u de rol van vermogensfondsen in internationale samenwerking?
‘De vermogensfondsen die wij begeleiden zijn van nature kleine partijen in relatie tot de problemen waar ze aan willen werken. Dat geldt zelfs voor een Bill en Melinda Gates Foundation met z’n 30 miljard dollar. Ik denk ook dat stichtingen met veel geld behoorlijk overschat worden en ze niet in staat zijn om een grote deuk in een pak boter te slaan. Ze kunnen wel een aanzet tot verandering geven.’
‘Ik zal een voorbeeld geven waar vermogensfondsen belangrijk zijn in internationale samenwerking. Eind jaren negentig deed Michael Kremer, professor Ontwikkelingsstudies aan Harvard, in Kenia een proef op het gebied van deworming, het ontwormen van kinderen. Het bleek dat de pillen bij de kinderen niet alleen een positief effect hadden op het ontwormen, maar ook op de prestaties op school. Dat is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, waarbij relatief weinig kosten zijn gemaakt. Het onderzoek werd gefinancierd door de Wereldbank en de Nederlandse stichting Liberty hielp de pillen te financieren. Deze stichting leverde deels eigen geld en miljoenen kinderen hadden er uiteindelijk baat bij. Kortom: Particuliere vermogensfondsen mogen risico’s lopen, het is tenslotte hun eigen geld en moeten daar meer mee durven.’
‘Dat is mijn visie op de rol van vermogensfondsen in internationale samenwerking: Als kleine private stichting kun je risico’s lopen die grote organisaties niet kunnen of willen lopen. Daarom kunnen vermogensfondsen heel veel bereiken. Organisaties krijgen te maken met geldgevers die resultaat willen zien, net als bedrijven. Ik zie denkfouten opdoemen die men in de financiële sector juist wil uitbannen. Het resultaatdenken van aandeelhouders heeft de financiële sector ontzettend in de problemen gebracht. Toch omarmen veel ontwikkelingsorganisaties het bedrijfsleven en het kwartaalresultaat nu, met Cordaid, ICCO en soortgelijke organisaties voorop. Alsof ze blinde paarden zijn.’
Grote stichtingen als de Gates Foundation zijn volgens u dus juist minder effectief?
‘We overschatten alles wat groot is. Vooral omdat vaak niet gedacht wordt in termen van het vliegwiel, maar in termen van een complete auto. Men staart zich blind op groot, groter, grootst. Daar zit een gevaar in: Too big, to fail. In de financiële wereld was uiteindelijk de belastingbetaler de klos dankzij dat denken. In de samenleving zie je een waanzinnige adoratie voor mensen met veel geld, grote bedrijven enzovoorts. Natuurlijk doet een grote stichting heel veel goeds en is hun werk nuttig, maar laten we er niet meer van maken dan het is. In Nederland werkt nog steeds ruim zestig procent van de mensen bij het mkb. Grote stichtingen zoals de Gates Foundation bestaan hier helemaal niet. Alleen een paar grote clubs veranderen de wereld ook niet.’
Harry Hummels voorspelde eerder deze week dat het een trend wordt in internationale samenwerking om naast sociaal rendement, het doel van een stichting, ook te kijken naar financieel rendement dus herinvestering. Van geef-geld naar investeren. Wat is uw mening daarover?
‘Die trend is inderdaad waar te nemen, het ligt in de gedachtelijn van het rendementdenken. Het baart mij zorgen. Ik zie in de praktijk dat het rendementdenken allesoverheersend kan worden en daardoor veel schade kan opleveren, wat ik net ook al aangaf. In andere sectoren is deze strategie dus op zijn retour, maar in de internationale samenwerking is het juist een trend. Het gevaar is dat sociale doelen door de mangel gehaald gaan worden, alles omgezet wordt in rendement en er alleen nog financieel verantwoorde hulp overblijft. Dus Hummels heeft gelijk, maar het is geen trend die ik met vreugde bekijk. Ik raad juist aan om het sociaal rendement niet uit het oog te verliezen. En dat zeg ik met een achtergrond in de financiële wereld.’
Hoe ziet u de toekomst van stichtingen in ontwikkelingssamenwerking? Moeten er innovaties doorgevoerd worden?
‘Ik denk dat de fondsenwervende organisaties de kolenboeren van morgen zijn. Daar bedoel ik mee dat het me zou verbazen als organisaties als Cordaid en ICCO over tien jaar nog bestaan. Als ze al bestaan, dan in een compleet andere vorm. De wereld is veranderd. Vroeger belde je een verzekeringsagent als je een verzekering wilde afsluiten. Die kwam bij je thuis, dronk een kop koffie en gaf je uitleg. Die man, die tussenpersoon, bestaat niet meer. Hij is vervangen door het internet. Zo is het ook in de ontwikkelingssamenwerking denk ik. Mijn stelling is dat vermogensfondsen de grote concurrenten worden van fondsenwervende instellingen. Waarom zou je nog geld aan een fondsenwervende organisatie geven als ze zich direct omdraaien om het geld te steken in een lokaal project? Dat kun je zelf ook doen. Ik denk dat de keten van die tussenpersonen, de fondsenwervende organisaties, steeds meer wordt overgeslagen.’
‘Ik denk dat de enige overlevingsstrategie voor Cordaid, Oxfam en anderen is om hun strategie te kantelen. Dat kan door er een gesloten systeem van te maken, zoals bijvoorbeeld Apple dat doet. Oxfam kan er voor kiezen zich te presenteren als één systeem, een totaalconcept: “Wij van Oxfam bieden deze dingen aan.” Of ze kunnen zich presenteren als een dienstverlener in het proces, maar niet meer als het hoofdonderwerp: “Dit project wordt mede mogelijk gemaakt door Oxfam.” Een laatste advies voor een andere strategie is dat deze organisaties beter gaan kijken naar hun specifieke toegevoegde waarde. Welke functie kunnen zij vervullen in een knooppuntstructuur? Hoe onderscheiden ze zich van andere organisaties? Daar wordt mijns inziens te weinig over nagedacht. De missies van deze organisaties lijken sterk op elkaar en het verschil is onduidelijk.’
Iedere woensdag stellen wij vijf vragen aan een inspirerend persoon van buiten of binnen de sector over het thema van de week.