
Rakesh Rajani: ‘It’s the people, stupid!’
Rakesh Rajani is overtuigd van de kracht van de burger. Hij vindt dat echte verandering van onderaf komt, vanuit de mensen zelf. In ontwikkelingshulp moet je niet kijken naar dingen die kapot zijn en ze proberen te maken. Je moet dingen die werken helpen om nog beter te werken, aldus Rajani. Hivos en de Teldersstichting organiseerden een debat over de toekomst van burgerschap en nodigden Rajani uit. Vice Versa was aanwezig bij het debat en sprak vooraf kort met de expert uit Tanzania.
Hivos, waar Rajani de positie van senior associate vervult, is naar eigen zeggen op zoek naar ‘nieuwe ideeën voor een sector in crisis’. Rakesh Rajani vindt die crisis een goede zaak. Druk op de ketel is ook een uitdaging. De man uit Tanzania zit vol ideeën waarin burgers centraal staan. Als hij zegt ‘It’s the people, stupid!’, bedoelt hij dat verandering niet van buitenaf komt. Rajani: ‘De mensen zelf maken het verschil. Als we hen willen helpen moeten we volgens mij vragen: hoe kunnen we dingen die mensen zelf aan het doen zijn ondersteunen?’
De ideeën van Twaweza, een organisatie die Rajani leidt, sluiten hierop aan vertelt Rajani: ‘In principe kijk je van oudsher in ontwikkeling naar gaten. Je ziet iets dat kapot is en probeert het te maken. Maar vaak kan je het niet maken, omdat je niet snapt waarom het kapot is. Onze opvatting is anders. Wij kijken niet echt naar wat niet werkt. Wij concentreren ons op wat wel werkt en helpen het nog beter te laten werken.’
Rajani is naast senior associate bij Hivos hoofd van Twaweza (vrijvertaald ‘we kunnen het zelf’). Twaweza is een tienjarig initiatief in Oost-Afrika ter bevordering van toegang tot informatie, agency van burgers en publieke accountability. Daarnaast is hij oprichter van HakiElimu (‘recht op onderwijs’). HakiElimu is een vooraanstaande civil society organisatie uit Tanzania. Zij werken aan verbetering van het openbare onderwijs door mensen er uitdrukkelijk zelf bij te betrekken.
Wereld in tweeën
Bij Twaweza verdeelt men de wereld in twee delen. Aan de ene kant is er ‘officialdom’, waar het gaat om formele ontwikkeling. Hier werken de overheden, donoren en ngo’s aan hun beleid. Vanuit officialdom komt al vijftig jaar veel activiteit, maar deze wereld is volgens de Tanzaniaan ‘failliet’; mensen komen alleen opdagen voor die vergaderingen als je ze ervoor betaalt. Daaraan kan je volgens Rajani zien dat mensen er niet echt in geloven. Daarnaast zijn de ontwikkelen die voortkomen uit het officialdom vaak hol. ‘Het is te vaak zo,’ zegt’ het hoofd van Twaweza, dat mensen die de basisschool hebben afgesloten nog niet kunnen lezen.’ De mensen uit de sector weten volgens de Tanzaniaan niet goed wat ze hieraan moeten doen, al bedoelen ze het goed. Wat ze doen is nog een rapport schrijven, nog een onderzoek doen en nog een vergadering organiseren. Er is een ‘deep failure of the imagination’, aldus Rajani: het ontbreekt aan creativiteit.
De andere kant van de wereld is de ‘lived reality’, de realiteit waar de ‘gewone’ mensen in leven. Hier haalt Twaweza haar inspiratie vandaan. Lived reality is het dagelijks leven, en Rajani meent dat er een ernstige disconnectie is tussen deze kant en het officialdom. Ook in de lived reality gebeurt heel veel. Het is lang niet allemaal perfect, maar er heerst een totaal andere energie dan in het officialdom, aldus Rajani. Mensen zoeken in het dagelijks leven constant naar oplossingen voor de problemen die ze hebben. Rajani zegt dat officialdom de kant is van de smoesjes. In het dagelijks leven wacht je niet tot iemand je komt helpen, je zoekt het zelf uit.
Plaatsing
De vraag is natuurlijk, op basis van deze verdeling, waar Rajani zijn organisaties Twaweza en HakiElimu plaatst. Hij antwoordt: ‘Ik denk dat we op sommige manieren aan beide kanten horen. Aan de ene kant zijn we een officiële entiteit. We zijn onderdeel van het proces aan de kant die we ‘officialdom’ noemen. Maar wat we proberen, en waar we soms in slagen, is de lived reality kant erbij te betrekken. Daarvandaan halen we onze ideeën. Uiteindelijk is de manier waarop wij succes meten niet gebaseerd op hoeveel geld we hebben uitgegeven of hoeveel hokjes we kunnen afkruisen. Het is gebaseerd op de verandering die heeft plaatsgevonden in het leven van mensen, in de lived reality. Daar gaat het om.’
Rajani heeft naar eigen zeggen begrip voor hulpcritici als Dambisa Moyo en William Easterly. Maar hij vindt niet dat hulp afgeschaft moet worden. Bovendien is Rajani van mening dat blauwdrukken voor hulp vermeden moeten worden. Hij ziet bijvoorbeeld best het nut in van zuidelijke ngo’s direct laten financieren door de Nederlandse overheid. Maar het kan niet zo zijn dat meteen al het geld via deze weg wordt besteed. Je moet aandacht hebben voor de context van elke situatie, aldus Rajani.
‘Hulp is belangrijk, maar niet het antwoord’, aldus Rajani. Wat moet er dan gebeuren om het antwoord te vinden? Rajani: ‘Afhankelijk van de situatie waar je in zit, is het antwoord anders. Als je te maken hebt met overheden zou hulp iets anders moeten doen dan wanneer je te maken hebt met burger organisaties. De hoofdzakelijke filosofie is als volgt: kijk naar de krachten van verandering, kijk naar de instituties die belangrijk zijn voor mensen, kijk naar wat die mensen aan het doen zijn dat werkt en zet er meer vaart achter. Zorg voor meer wind in de zeilen van een varend schip.’
Niet afschaffen
Rajani bedoelt niet te zeggen dat het officialdom deel van de wereld afgeschaft moet worden. Bepaalde manieren van handelen moeten wel veranderen. Als voorbeeld geeft Rajani de grote hoeveelheid geld die is besteed aan good governance en capaciteitsopbouw bij lokale overheden. Het heeft volgens Rajani niet geholpen omdat men niet begreep waarom het mis ging en hoe de machtsstructuren in elkaar zitten. Rajani: ‘Als je veel geld besteedt aan technocratische oplossingen voor wat eigenlijk politieke problemen zijn, dan werkt het niet.’
De formele kant van de ontwikkelingssector moet zich veel meer richten op de lived reality. ‘Je moet burgers in staat stellen [empower them , red.] om te weten wat er gaande is, om ideeën te krijgen, om ideeën te delen, ze te produceren, ze te bediscussiëren, om te innoveren en die gereedschappen te gebruiken wanneer zij willen. Dan zullen mensen op een punt komen dat ze zich realiseren dat ze een ’good governance’ systeem nodig hebben, want sommige dingen kunnen ze niet helemaal zelf,’ aldus Rajani. Het doel volgens de Tanzaniaan is om mensen zover te krijgen dat ze afstappen op het officialdom en ze dwingen voor hun te werken. Zo gebeurde het, zegt Rajani, immers ook in Nederland: ‘Er was niet een of ander koning van buitenaf die kwam en zei: nu breng ik jullie democratie.’
Het gaat om informatie
Voor onderzoek leven de mensen van Twaweza regelmatig een hele periode tussen de mensen die ze willen helpen. In het vele onderzoek zijn Rajani en zijn mensen er achter gekomen dat in Oost-Afrika, hoe klein het dorpje ook is, vijf belangrijke netwerken bestaan waardoor informatie wordt uitgewisseld. Deze netwerken zijn overal te vinden en zullen blijven bestaan, ‘ook al droogt elke hulpdollar op’, aldus het hoofd van Twaweza.
Die netwerken zijn mobiele telefoons, religie (de kerk, moskee, synagoge), massamedia (radio, krant, televisie), docenten en de kleine kiosken die in elk dorp basisgoederen verkopen. Ieder van deze netwerken biedt de mogelijkheid to het uitwisselen van informatie. Ze zorgen voor een gelijk speelveld. Vroeger, vertelt Rajani, was het zo dat als de leider zei ‘dit is het’, dan was dat het ook. Je had namelijk geen mogelijkheid om zelf uit te zoeken hoe het zat.
Als de overheid nu zou proberen om een van de vijf netwerken af te sluiten, stelt Rajani, zouden de mensen in opstand komen. Mochten ze één kiosk sluiten, dan opent er meteen een ander. Mensen zullen moeite doen om deze netwerken te behouden en ze zijn bereid ervoor te betalen.
Discussie en actie
Elk van deze netwerken staan ook in verbinding met elkaar, zegt Rajani. Als iemand iets interessants hoort op de radio over bijvoorbeeld een schoolhervorming in een andere stad, vertelt hij dat door aan degene die hij tegenkomt bij de kiosk. Misschien vertelt diegene het weer verder tijdens het vrijdagmiddaggebed of stuurt een sms aan zijn zus twee dorpen verder.
Door de verspreiding van informatie via deze netwerken komt er discussie op gang. Mensen gaan zich afvragen: ‘Als zij dat kunnen, waarom wij dan niet?’ Dan komen ze in actie, betoogt Rajani. Begin januari 2011 beloofde de Tanzaniaanse overheid bijvoorbeeld verbetering in voortgezet onderwijs. Elke school zou een bepaald bedrag krijgen. HakiElimu en Twaweza zetten een initiatief op samen met burgers om deze belofte te controleren. Er bleek dat 93 procent van het geld niet goed terecht kwam. De publiciteit rond dit initiatief, dat een paar honderd dollar kostte, zorgde ervoor dat de overheid in actie kwam. Het resultaat was een miljoenensubsidie voor de onderwijssector. Het verspreiden van toegankelijke informatie had dus verstrekkende gevolgen.
Echt ownership
Het werk van Twaweza lijkt veel op wat echt bedoeld wordt met ownership. Rajesh Rajani: ‘Jammer genoeg heeft de term ownership door de jaren heen in ontwikkelingssamenwerking een negatieve bijklank gekregen. Grof gezegd houdt het in dat een ontwikkelingsprofessional zegt: Ik ga je ervan overtuigen om te zeggen dat mijn project geweldig is, of dat nou zo is of niet.’ Hij vervolgt: ‘De ware betekenis van ownership is dat iemand zegt: ik doe iets waar ik in geloof. Het gaat om vrijheid. Je moet dus ook de vrijheid hebben om te zeggen: dit project slaat nergens op.’
Rajesh vindt dat het ook niet zo kan zijn dat mensen in Afrika enkel toegang krijgen tot het internet als zij ‘goede dingen’ doen zoals mensenrechten bevorderen. Het moet ook mogelijk zijn om het internet te gebruiken voor de lol. ‘Uiteindelijk doe je dingen omdat je er zin in hebt. Oppervlakkige dingen horen daar ook bij. Arme mensen moeten ook voetbaluitslagen kunnen checken of een tv programma kijken dat slecht voor ze is. Dat is een deel van vrij zijn,’ aldus Rajani.
Stabiliteit
Die avond ging de Tanzaniaan in debat met Arend Jan Boekestijn. Boekestijn liet in zijn introductie merken er niet van overtuigd te zijn dat je door burgers te ondersteunen maatschappelijke veranderingen kunt bewerkstelligen. Hij verwees hierbij, net als in zijn boek, naar de theorie van Douglass North. Toch was hij in principe enthousiast over Rajani’s theorie. Als het werkt, zei hij, hebben we een fantastische vorm van hulp te pakken die effectief is en goedkoop! Boekestijn bleek echter, deels in de rol van ‘advocaat van de duivel’, niet bereid om als donor verantwoordelijkheid te nemen voor eventuele gevolgen van het verspreiden van informatie. Het risico dat overheden publicatie verkeerd opvatten of dat burgers de stabiliteit verstoren vindt hij te groot. ‘Elke reactie krijgt een reactie’, stelde Boekestijn. ‘Alles zou kunnen ontploffen, daar moeten donoren over nadenken.’ In bepaalde landen is het volgens de VVD’er dus niet slim om informatie te verspreiden over het functioneren van de overheid.
Rajani reageerde kalm en stelde dat de prijs voor stabiliteit soms te hoog is, maar dat de burgers zelf die afweging en keuze moeten kunnen maken. De man die zichzelf in brand stak in Tunesië had genoeg van stabiliteit, aldus Rajani. Het belangrijkste is dat de mensen zelf de keuze maken. ‘Was vechten tegen apartheid het bijvoorbeeld ook niet waard?’ vroeg Rajani. ‘Dat was niet de keuze van de Nederlandse overheid,’ aldus de Tanzaniaan. Boekestijn kreeg zowel van Rajani als van de zaal het verwijt paternalistisch te zijn. Het principe van de keuze aan de burger laten leek niet tot hem door te dringen. Dit suggereert dat Boekestijn, ondanks zijn kritische houding tegenover ontwikkelingssamenwerking, goed past binnen het officialdom.