
N van NGO: een tussenbalans na het non-paper
De discussie over de N van NGO gaat nu alweer de zevende week in. Afra Galama maakt de balans op van het debat sinds het verschijnen van het non-paper van Ben Knapen eind januari.
Eind januari kwam eindelijk het langverwachte non-paper van het ministerie van Buitenlandse Zaken uit. Een paper waarin vooral veel vragen werden gesteld en geen duidelijke visie naar voren kwam leidde niet meteen tot een opleving in de discussie. De toespraak van Knapen een week later tijdens het lustrum van de NCDO scheen iets meer licht op zijn toekomstplannen.
In zijn non-paper schetst Ben Knapen een vijftal veranderende trends – van OS naar Internationale Samenwerking; niet langer één-op-één; grotere diversiteit; opkomst zuidelijke ngo’s; en afnemend vertrouwen – die bij hem een aantal fundamentele vragen oproepen over de rol van ngo’s. De staatssecretaris zegt bij te willen dragen aan de discussie ‘niet door geharnaste meningen te verkondigen, maar door vragen te stellen.’ De antwoorden op deze vragen zijn cruciaal voor de toekomstige relatie tussen overheid en maatschappelijk middenveld, aldus Knapen.
‘Nergens Over Nagedacht’ paper?
Het gebrek aan visie van het non-paper leidt in eerste instantie tot grote teleurstellingen in de sector. Zo noemt Jack van Ham, oud-directeur van ICCO, het ‘een niks, een leeg, een lullig stukje papier’ en een ‘Nergens Over Nagedacht’ paper. Lau Schulpen van de Radboud Universiteit vindt het onbegrijpelijk dat het ministerie denkt een daadwerkelijke bijdrage te leveren aan de discussie door vijf ontwikkelingen te schetsen, daar vragen bij te stellen, maar verder geen enkele eigen invulling aan de beantwoording van die vragen te geven. ‘Toen het ministerie in december aangaf te komen met een non-paper als input voor de discussie over de toekomstige relatie met ngo’s hadden weinigen kunnen bevroeden dat de term letterlijk genomen moest worden.’
Toch zijn er ook positieve geluiden over het non-paper. Zo stelt Michiel Verweij in een reactie op de Vice Versa site: ‘Het is te vroeg voor conclusies. Dus wat is er beter dan relevante vragen te stellen? Ik zie het als een slimme en voorzichtige zet om de tweede helft in te gaan.’
Vanuit Tanzania komt SNV’er Rinus van Klinken met een interessante aanvulling op het non-paper. Hij mist twee trends die hij in het veld tegenkomt, maar die niet in het paper genoemd worden. De eerste is de rol van kennis binnen ontwikkelingssamenwerking. Van Klinken stelt dat ‘de erkenning is gegroeid dat de blueprint benadering [het idee dat het beste pad naar ontwikkeling verloopt door het modernisatie proces te volgen zoals dat in het westen is gebeurd, red.] niet echt werkt en dat de ontwikkelingsuitdaging er juist uit bestaat om te zoeken naar lokale relevante oplossingen, die passen binnen de bestaande context.’ De tweede trend die het non-paper volgens Van Klinken mist is ‘de groeiende kloof tussen nationaal beleid en programma’s en de lokale realiteit in veel ontwikkelingslanden.’ De SNV’er stelt dat de opkomst van lokale organisaties in ontwikkelingslanden waar de staatssecretaris over schrijft vooral de urbane ngo’s lijken te zijn, geconcentreerd in de hoofdsteden.
Mondiaal burgerschap
Een week na het uitkomen van het non-paper komt Knapen in een toespraak voor het NCDO met een uitgebreidere visie op ontwikkelingshulp en de rol van het maatschappelijk middenveld. In zijn speech stelt hij dat de ‘klassieke, brede ontwikkelingssamenwerking’ vervangen moet worden door mondiaal burgerschap, maatschappelijk verantwoord ondernemen en particuliere initiatieven. Daarbij legt de staatssecretaris een belangrijk deel van het antwoord op de nieuwe rol van ontwikkelingssamenwerking in handen van burgers, die met hun consumentengedrag een belangrijke rol spelen op het gebied van duurzaamheid. Aan ontwikkelingsorganisaties de taak om aan te sluiten bij de ‘noodzaak van mondiaal burgerschap.’ Knapen verlegt daarbij het zwaartepunt van activiteiten in ontwikkelingslanden naar activiteiten in Nederland.
Mondiaal burgerschap lijkt hét nieuwe buzzword van de ontwikkelingssector te zijn. Uit de artikelen en reacties op de nieuwsblog ’N van NGO’ blijkt dat dit begrip niet alleen door Knapen omarmd wordt, maar dat ook steeds meer organisaties zich geroepen voelen om mondiaal burgerschap te bevorderen. Het idee dat er alleen een duurzame, rechtvaardige en vrije wereld kan bestaan als wij als burgers en consumenten ons eigen gedrag aanpassen, vindt steeds meer aansluiting bij ontwikkelingsorganisaties. Toch klinken er ook kritische geluiden over de plannen van Knapen. ‘Als Knapen inderdaad wil dat Nederlandse ngo’s zich gaan richten op Nederland (en mondiale problemen neem ik aan), dan vrees ik dat dit beperkt blijft tot het beïnvloeden van de Nederlandse consument,’ zo analyseert Frank van der Linde, oud-directeur van Fairfood. Lau Schulpen voegt hier aan toe dat de Nederlandse overheid zelf óók de verantwoordelijkheid heeft zichzelf onder de loep te nemen.
Particuliere initiatieven en maatschappelijke legitimering
Dat Ben Knapen naast mondiaal burgerschap meer aandacht wil voor particuliere initiatieven valt eveneens niet in goede aarde. Zo worden particuliere initiatieven ‘te servicegericht’ gevonden, zouden ze geen structurele oorzaken van armoede en onrecht aanpakken en wordt gezegd dat ze meer gedreven worden door ‘wat wij bij willen bijdragen dan wat er precies nodig is.’ Daarnaast is het ‘erg inconsequent’ dat na alle discussie over aid effectiveness en ownership de staatssecretaris nu de focus legt op kleine initiatieven, aldus professor Mirjam van Reisen, die de Marge Klompé leerstoel bekleedt in Tilburg.
Ngo’s lijken duidelijk hun eigen meerwaarde te zien ten opzichte van de particuliere initiatieven en andere spelers in het speelveld van ontwikkeling. Vera Hendriks, communicatiemedewerker van Agriprofocus, analyseert dat ngo’s ervan overtuigd zijn dat ze iets te bieden zijn, maar komen vooralsnog niet uit hun woorden wat dat precies is. Hoewel ‘kennis’ en ‘ervaring’ veel genoemd worden als kwaliteiten van ngo’s, stelt Hendriks dat innovatie de kracht van ngo’s is.
Financiering
Naast mondiaal burgerschap en particuliere initiatieven blijft de financiële relatie tussen overheid en maatschappelijk middenveld een centraal punt in de discussie. In zijn non-paper stelt staatssecretaris Ben Knapen dat een voortzetting van het medefinancieringsstelsel na 2015 niet meer vanzelfsprekend is. Dit komt niet geheel als een verrassing. Vanuit de sector klinkt erkenning over dat de relatie tussen overheid en maatschappelijk middenveld aan veranderingen onderhevig is en een nieuwe fase in moet gaan. Toch lijkt nog steeds de algemene opvatting te heersen dat het een plicht van de overheid is om het maatschappelijk middenveld te financieren en dat ook de overheid zelf hierbij gebaat is. ‘Naast het feit dat ontwikkelingssamenwerking ethisch gezien belangrijk is, is het economisch dom om te bezuinigen,’ stelt Mirjam van Reisen. ‘Er wordt nu olie gevonden in Afrika en Azië neemt het daar over.’ De hoogleraar vindt dat Nederland de concurrentie aan moet gaan met China, zodat we niet te veel terrein verliezen. Vooral op het gebied van democratie en mensenrechten staat Nederland sterk, aldus Van Reisen.
Een ander heikel punt in de discussie blijft de vraag of de Nederlandse overheid zuidelijke ngo’s direct moet financieren. Hierover blijven de meningen sterk verdeeld. Zo vindt de één het een ‘uitstekend idee’ omdat veel lokale ngo’s inmiddels sterk genoeg zijn om rechtstreeks geld te ontvangen. Terwijl de ander stelt dat directe financiering geen goed alternatief voor het huidige stelsel is omdat het zou leiden tot een verdere ‘verstatelijking van de hulp’ en bovendien ondermijnend zou werken aan het beoogde doel van het ministerie van een sterker mondiaal burgerschap. Daarnaast vraagt Rinus van Klinken zich af of directe financiering nu echt het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden helpt. In zijn ogen hebben veel sterke lokale ngo’s die in aanmerking zouden kunnen komen voor deze financiering ‘het contact met hun basis verloren.’ Zijn advies aan de staatssecretaris is dan ook dat er meer aandacht moet komen voor de diversiteit van maatschappelijke organisaties in ontwikkelingslanden.
Heeft u nog adviezen voor staatssecretaris Knapen of wilt u een bijdrage leveren aan de discussie over de toekomst van het maatschappelijk middenveld? Grijp uw kans en discussieer nu nog mee op de Nieuwsblog N van NGO.