Vrijdagmiddagborrel: Op Lowlands met Jan Pronk

Iedere vrijdagmiddag laat hoofdredacteur Marc Broere zijn gedachten over de week passeren. Met vandaag aandacht voor Lowlands, waar oud-minister Jan Pronk als een popster werd toegejuicht.

Afgelopen zondag was ik op Lowlands. Ik vond het heerlijk om er te zijn. Naast de muziek waren er speciale tenten van Amnesty International en OxfamNovib, en ook een programma waar presentator Andrew Makkinga gasten ontving, variërend van de jonge ontwikkelingswerker/ondernemer Daniel Knoop tot SP-voorman Emiel Roemer die uitlegde hoe zijn eerste bezoek aan Afrika afgelopen voorjaar zijn leven toch wel veranderd heeft. Eindelijk weer eens een grote groep van tienduizenden mensen samen waar een gevoel van positivisme uit sprak en betrokkenheid met de wereld.

Nog jaren mee

Een van de meest opmerkelijke gasten van Lowlands was Jan Pronk. De oud-minister was een van de professoren die op Lowlands University (al jaren georganiseerd door Coolpolitics) een volle tent van 900 mensen toesprak. Omdat Coolpolitics gefuseerd is met lokaalmondiaal (de uitgever van Vice Versa) mocht ik ‘backstage’ en heb ik uitgebreid kunnen bijpraten met Pronk, die ook vaste columnist is voor Vice Versa.

Pronk genoot van Lowlands. Hij was er speciaal voor overgekomen uit Zwitserland en al een dag eerder aangekomen. Mijn collega Stefan Verwer had hem over het festivalterrein meegenomen en het hoogtepunt van de dag was toen een leuke jongedame haar armen om Pronk heensloeg en zei: ‘Meneer, u kunt nog jaren mee op Lowlands.’ De oud-minister werd geïnterviewd voor 3FM en Met het Oog op Morgen en op een positieve manier herkend door veel festivalgangers.

Afgelopen woensdag kon u op deze site al de video van het college van Pronk zien. Het was een vlammend betoog van 50 minuten over de ratio en ethiek van ontwikkelingssamenwerking. Je zou denken dat hij het van papier oplas, maar dat was niet zo. Pronk had alleen maar een aantal steekwoorden voor zich liggen. Je moet het maar kunnen.

Kampioen van de derde wereld

In mijn boek ‘Berichten over Armoede’ uit 2009  schreef ik: ‘Vooral Jan Pronk, minister voor Ontwikkelingssamenwerking in de periodes 1973-1977 en 1989-1998, gaf het Nederlandse beleid internationaal aanzien. In de internationale politieke arena was hij nadrukkelijk actief om voor de belangen van ontwikkelingslanden op te komen. Het leverde hem in Nederland bij criticasters de spotnaam “kampioen van de derde wereld” op.’

Met dat aanzien geven doelde ik vooral op zijn visie. De optimistische nota ‘Een wereld van verschil’ uit 1989 en het veel minder optimistische ‘Een wereld in geschil’ uit 1993 worden toch wel algemeen beschouwd als de twee beste beleidstukken die er in de geschiedenis van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking zijn geproduceerd. Ze geven een goed beeld van de mondiale ontwikkelingen die op dat moment plaatsvonden en de mogelijkheden en beperkingen van ontwikkelingssamenwerking daarbinnen. Zoiets is na Jan Pronk nooit meer gedaan in het Nederlandse beleid.

Flinterdun

Zijn opvolger Eveline Herfkens had nog wel visie en beleid, maar haalde haar neus op voor notities. Agnes van Ardenne had een tomeloze ambitie en vond zichzelf de beste minister voor Ontwikkelingsamenwerking uit onze geschiedenis. Ze produceerde binnen een half jaar drie notities: de Afrikanotitie ‘Sterke Mensen, Zwakke Staten’, een nota over een nieuw Stabiliteitsfonds en haar belangrijkste visiestuk ‘Aan elkaar verplicht.’ Het pijnlijke was dat ‘Aan elkaar verplicht’ flinterdun was en de gekozen beleidsprioriteiten lijnrecht in leken te gaan  tegen de gedegen analyse uit haar eigen Afrika-notitie.

Bert Koenders werd toen hij aantrad wel als intellectuele opvolger van Pronk gezien, maar kon dat niet waarmaken. In zijn belangrijkste nota ‘Een zaak van iedereen’ stond weliswaar een interessante en gedegen analyse van de mondiale problemen, maar het is ook bij Koenders altijd opvallend geweest dat zijn beleidskeuzes niet leken aan te sluiten op de analyse uit zijn notitie.

Op dit moment is staatssecretaris Ben Knapen verantwoordelijk voor het ontwikkelingsbeleid. Ondanks zijn intellectuele achtergrond vallen zijn twee belangrijkste beleidsbrieven (de basisbrief en de focusbrief) vooral op door onbewezen aannames en ogenschijnlijk willekeurige keuzes. Ze lijken vooral haastig in elkaar geflanst om maar zo snel mogelijk te kunnen bezuinigen.

Onbedoelde nevenschade of bewuste uitsluiting

Bij Pronk is me bovendien altijd opgevallen dat hij ook na zijn ministerschap inhoudelijk en intellectueel is blijven doorgroeien in zijn visie op mondiale ontwikkelingen. Ik herinner mij een interview dat ik samen met Hans Beerends in 2004 met hem had voor ons boek ‘De Bewogen Beweging, vijftig jaar mondiale solidariteit.’ Pronk had toen net zijn inaugurele rede op het Institute of Social Studies in Den Haag gehouden: ‘Collateral damage of calculated default.’ Met andere woorden: Onbedoelde  nevenschade of bewuste uitsluiting.

‘Globalisering betekent dat de middenklasse zich de schaarse middelen toe-eigent en in staat is haar belangen te handhaven door anderen erbuiten te houden’, doceerde Pronk terwijl hij door zijn werkkamer ijsbeerde.

Het ontwikkelingsvraagstuk had volgens hem steeds meer te maken met toegang tot moderniteit, toegang tot schaarste. Het is geen probleem van het noorden versus het zuiden meer. Het zijn twee werelden geworden die weliswaar weliswaar dicht op elkaar liggen maar tegelijkertijd heel verschillend zijn. Hij illustreerde het met het voorbeeld van de West-Bank in Palestina, de westelijke oever van de Jordaan. Dit was volgens hem een goed voorbeeld van hoe de wereld vandaag de dag in elkaar zit.

Op de maat van de middenklasse

De Westbank bestaat uit twee landen op hetzelfde oppervlakte die als het ware over elkaar heen liggen. De Israëlische nederzettingen zijn gelegen op vruchtbare gronden en zijn met elkaar verbonden door wegen. De Palestijnen mogen geen gebruik maken van deze wegen. Met de huidige globalisering is dat net zo. De wereld is zo georganiseerd dat er een groep is die het goed heeft met toegang tot moderne middelen als vliegtickets, mobiele telefoons en internet. Als je tot die klasse behoort, kun je gemakkelijk contacten met elkaar onderhouden en een levensstijl voeren met prijzen gesneden op de maat van de middenklasse. Maar daaronder ligt een andere wereld, een wereld van mensen die uitgesloten zijn, of zelfs, als het over vluchtelingen gaat, uitgestoten worden.

Uitsluiting is erger dan uitbuiting, vond Pronk. Het ontwikkelingsprobleem is daarom moeilijker op te lossen dan vroeger. Vroeger waren de uitgebuitenen binnen het systeem uitgebuit en konden ze binnen datzelfde systeem naar mogelijkheden zoeken om hun situatie te veranderen, bijvoorbeeld door te staken. Als je uitgesloten bent, heb je niets meer: dan sta je buiten de muur. Dus heb je mensen binnen het systeem nodig die de poorten voor je openmaken.

Overeenkomstig mensen hun eigen inzichten

Op Lowlands presenteerde Pronk zijn visie op hoe hij anno 2011 over mondiale ontwikkelingen en de rol van ontwikkelingssamenwerking daarbinnen denkt.  Lees het artikel van woensdag er nog maar even op terug, of beter: kijk nog eens naar de video.

Naast de haarfijne visie op internationale ontwikkelingen zei Pronk ook rake dingen over de uitvoering van ontwikkelingssamenwerking. Pronk noemde ontwikkeling ‘een proces dat verandering inhoudt, geleidelijk plaatsvindt en dat moet leiden tot verbetering overeenkomstig mensen hun eigen inzichten’. Ik heb heel bewust het laatste deel van de vorige zin in vetgedrukte letters gezet.

Of nog een mooie uitspraak: ‘Ontwikkeling is niet een project dat gemakkelijk gemanaged kan worden met een begin en een einddatum. Het is een proces dat altijd doorloopt’.

Het is een visie die haaks staat op het huidige denken dat er vanuit gaat dat resultaten van ontwikkelingsinterventies heel makkelijk en zelfs wetenschappelijk te meten zijn met een nulmeting, het controleren van logframes, ‘randomised controlgroups’, etcetera. Ik heb het gevoel dat de geleerde lessen, zoals die door Pronk werden aangestipt, nog steeds niet in praktijk worden gebracht omdat nieuwe regeringen weer in alle valkuilen van vroeger trappen en dat presenteren als vernieuwing en meer effectiviteit.

Geschiedvervalsing

Het is tegenwoordig bon ton om te zeggen dat ontwikkelingssamenwerking vroeger getypeerd werd door goede bedoelingen. Ook Knapen schrijft in zijn basisbrief dat ‘goede bedoelingen alleen niet genoeg zijn.’ Er wordt daarmee gesuggereerd dat er vroeger niet aan effectiviteit werd gedaan en het nu allemaal beter is. En met de ‘tijd van de goede bedoelingen’, wordt dan eigenlijk altijd ‘de tijd van Jan Pronk’ bedoeld.

Ik vind dat er hier sprake is van een stukje geschiedvervalsing. Als het maar vaak genoeg geroepen wordt, gaan mensen het ook nog geloven en dat is zeer kwalijk. Het is eigenlijk hetzelfde als bondscoach Bert van Marwijk nu opeens zou gaan roepen dat Johan Cruijff helemaal geen goede voetballer was en het Nederlands elftal in 1974 heel naïef voetbal speelde dat gekenmerkt werd door goede bedoelingen.

Als er iemand in Nederland binnen de ontwikkelingssamenwerking wél met z’n tijd is meegegaan en zijn visie doorontwikkeld heeft, dan is dat wel Jan Pronk.

 

 

 

Auteur
Marc Broere

Datum:
26 augustus 2011
Categorieën: