
G20 blind voor oplossing voedselproductie?
Met een snel groeiende wereldbevolking en een veranderend klimaat wordt het steeds moeilijker om alle monden van voedsel te voorzien. Terwijl geld stoppen in de ontwikkeling van kleine boeren relatief succesvol is gebleken, zo beweert het International Fund for Agricultural Development (IFAD). Maar waarom praat de G20 alleen over het beschermen van hun eigen landbouwbelangen, in plaats van zich te richten op mondiale vooruitgang?
Op donderdag 23 juni werd IFAD’s Rural Poverty Report 2011 voor het eerst in Nederland gepresenteerd op het Institute of Social Studies in Den Haag door Kevin Cleaver, Associate Vice President van IFAD en hoofdsamensteller Edward Heinemann. Daarna mocht Jan-Douwe van der Ploeg (Wageningen Universiteit) er zijn wetenschappelijke commentaar op leveren. De lezing, georganiseerd door de Society voor International Development, trok een volle zaal zelfs tijdens etenstijd.
Simpel
Cleaver komt net uit Parijs, waar de Ministers van Landbouw van de G20 en een aantal grote internationale organisaties vergaderen over de volatiliteit (verschuivingen) van de voedselprijzen in de afgelopen jaren. Hij laat de zaal weten dat hij blij is op het ISS te zijn in plaats van daar: ‘Gisterennacht discussieerden we tot na twaalven, maar we kwamen geen steek vooruit.’
En dat terwijl de situatie toch ogenschijnlijk simpel in elkaar steekt. IFAD schat dat met de voortgaande bevolkingsgroei in 2050 er één miljard mensen honger zullen hebben. Daarom moet de voedselproductie worden verdubbeld. Volgens Cleaver kan dat het beste door plattelandsontwikkeling en kleine boeren te stimuleren. Rapporten uitgebracht door de Wereldbank, de Wereldgezondheidsorganisatie en de FAO laten steeds vaker hetzelfde beeld zien: investeringen in rurale ontwikkeling zijn een bewezen effectieve manier om armoede concreet te bestrijden. ‘Zo makkelijk en zo voordelig’, aldus Cleaver.
Voedselproblemen
Helaas zijn er redenen waarom die ontwikkeling niet zo makkelijk gaat als zou kunnen. De stijging van de voedselprijzen sinds de crisis, te weinig investeringen in landbouw en onderzoek, de gestegen olieprijzen (voor transport van voedsel) en slecht overheidsbeleid zijn enkele van die redenen. Daarnaast wordt groei van de voedselproductie flink bemoeilijkt door het veranderende klimaat: aantasting van het land, regenseizoenen die uitblijven en natuurrampen maken de toekomst van veel boeren onzeker. Verder maakt de voedselproductie steeds vaker plaats voor biobrandstoffen.
Een deel van het probleem zit hem ook in de veranderde vraag. Door de opkomende welvaart in China en India groeit de vraag naar producten van een hoge kwaliteit. Wat wordt geproduceerd sluit niet meer aan op die vraag. Daarom moet de hele sector meer vraaggestuurd gaan werken.
Ten derde moet het landbouwbeleid zich veel meer gaan richten op vrouwen en jongeren. De meeste mannen trekken naar de stad om daar een beter inkomen te zoeken. Vrouwen blijven achter en worden daardoor de enige verantwoordelijke voor voedselproductie. Een beleid hoofdzakelijk gericht op vrouwen en vrouwengroepen, bijvoorbeeld met microfinanciering, zou daarom veel effectiever zijn. Tegelijkertijd moet worden voorkomen dat jongeren wegtrekken, omdat ze geen heil meer zien in opgroeien op het platteland.
Modernisering?
Het Rural Poverty Report 2011 komt met verschillende oplossingen. Overheden moeten bijvoorbeeld meer gaan investeren in modernisering en onderwijs, om zo de landbouw voor jongeren weer aantrekkelijk te maken en tegelijkertijd de voedselproductie op te schroeven. Daarnaast is het belangrijk dat boeren zich organiseren in collectieven.
Volgens Heinemann heeft de tafel van landbouwontwikkeling vier poten: het moet duurzamer, beter bestand tegen schokken, commerciëler en productiever. Dit levert enige kritiek op door Van der Ploeg: onderzoek heeft uitgewezen dat het belangrijk is niet alleen maar te moderniseren, maar juist ook traditionele markten te versterken. Cleaver antwoordt dat beide belangrijk zijn, en dat je met simpele waardeketens moet beginnen die zichzelf over een langere periode dan kunnen uitbreiden.
Heinemann breekt daarnaast ook een lans voor non-farming solutions: activiteiten die boeren naast hun landbouw kunnen doen om zo een stabieler inkomen te garanderen. Maar uit de zaal reageert een professor van het ISS met scepticisme op dit voorstel. In de jaren tachtig zijn non-farming solutions ook bejubeld en toen liepen de meeste van zulke projecten op een mislukking uit, vooral wanneer ze niet gelinkt waren aan landbouw. Als er geen vraag naar de producten is, zo zegt hij, valt die sector plat op zijn gezicht.
Grote bedrijven redden zichzelf wel
Cleaver staat stil bij de ‘begraafplaats aan donorprojecten’ die op zich wel effectief waren maar zijn opgehouden, waardoor het effect weer teniet werd gedaan. Volgens hem kan er alleen succes worden geboekt als projecten en investeringen voor lange periodes worden aangegaan. Ook uit hij de zorg dat er veel te weinig projecten op het gebied van landbouw zijn: er moet worden opgeschaald, want momenteel is er niet voldoende capaciteit om een groeipercentage van 2% per jaar aan te kunnen. Vanuit de zaal echter klinken afkeurende geluiden.
Het lijkt erop alsof veel mensen bang zijn voor grootschalige economische hervormingsprojecten, zoals de Groene Revolutie, waar vooral grote bedrijven van hebben geprofiteerd. Van der Ploeg geeft een voorbeeld uit Peru, waar een bedrijf het land naast een lokale boerengemeenschap kocht en al het schaarse water uit de grond onttrok. Cleaver, die zelf jarenlang bij de Wereldbank werkte, heeft ook kritiek op het laatste World Development Report. Hij vindt de oplossingen aangedragen door de Wereldbank ‘rigide’ en ‘niet genoeg context-specifiek’. Volgens IFAD zijn er overal verschillende problemen en oplossingen en moet men juist kleinschalige landbouw stimuleren. Grote bedrijven redden zichzelf wel.
Stel…
Een Britse afgevaardigde aan de G20-top kwam volgens Cleaver met een ideetje: stel dat de 55 miljard aan Common Agricultural Policies-subsidies nu eens niet aan EU-landbouw werden besteed, maar aan milieuvriendelijke duurzame landbouw in ontwikkelingslanden? Dat zou de wereldwijde uitstoot van broeikasgas met 15% kunnen verminderen en een enorme impuls geven aan de mondiale economie.
Maar bij de G20 is dit helaas niet doorgedrongen. De top richt zich vooral op het beschermen van de belangen van eigen landbouw en subsidies. Hoewel ze andere landen afrekenen op een protectionistisch beleid, lijken ze blind voor het effect van hun eigen maatregelen op de rest van de wereld. En dus, met tegenzin, stapt Cleaver op de nachttrein, terug naar Parijs.