
‘We spreken dezelfde taal: die van ervaren boeren’
Hoe komt het dat een project tussen drie zuidelijke landen zo succesvol is gebleken, ondanks dat ze zo ver van elkaar verwijderd liggen? En wat zegt dat over noord-zuid-hulp en de positie van Nederland? Na het seminar van het Programme for South-South Cooperation (een samenwerking tussen Benin, Bhutan en Costa Rica over duurzame ontwikkeling) praatten we verder met de gastsprekers Marianella Feoli (PSC-secretariaat), Mauricio Castro (directeur Costa Rica-delegatie) en Jan Pronk (oud-minister van ontwikkelingssamenwerking).
Wat maakt dat jullie drie landen zo goed samenwerken?
Marianella Feoli: ‘Het zijn misschien wel drie landen op drie verschillende continenten, maar we kampen met vergelijkbare problemen en ook delen we een gezamenlijke visie op duurzaamheid. De reden dat het initiatief werkt, is omdat we elk onze eigen kwaliteiten hebben. Je hebt een olifant, een aap, een konijn en een vogel – ze kunnen allemaal iets heel goed, maar pas samen kunnen ze de vruchten van overvloed plukken.’
Mauricio Castro is het daarmee eens. Hij voegt eraan toe dat het niet genoeg is om recepten te volgen; je hebt ook waarden nodig zoals inspiratie en overtuiging. Daar ontbreekt het vaak aan in ontwikkelingsrelaties en zo gebeurt het dat veelbelovend beleid niet wordt uitgevoerd. In het Programme for South-South Cooperation (PSC) zijn de mogelijkheden voor samenwerking besproken met alle belanghebbende organisaties, van de overheid en het bedrijfsleven tot kleine maatschappelijke organisaties. De partijen konden daarna hun eigen voorstellen uitwerken. Er was voor elk project een absolute verplichting om lokale gemeenschappen te laten ondertekenen voor goedkeuring, om zo de maximale steun te garanderen. Daarnaast was een sleutelvoorwaarde voor een geslaagd voorstel het element van wederkerigheid tussen de landen: kennis en kunde moest worden gedeeld en toegepast.
Hoe heeft Nederland zich in het PSC opgesteld?
Feoli bedankte Nederland uitvoerig in haar toespraak tijdens het seminar. Zonder Nederlandse inmenging waren deze landen nooit met elkaar in contact gekomen. De Costa Ricanen zijn vooral positief omdat Nederland zich weinig met de inhoud bemoeid heeft, iets wat andere donoren vaak niet kunnen nalaten. ‘De Nederlanders gedragen zich erg respectvol ten opzichte van ons,’ zegt Castro. ‘Het is echt 1000 kilometer verschil met de Verenigde Staten. Die vertellen ons precies wat we moeten doen en hebben vaak commentaar. Nederland doet dat niet.’
Dan valt hij uit: ‘Het is zo jammer dat jullie land de impuls is verloren om een leider te zijn in ontwikkelingssamenwerking! Nederland had een prachtige leidende rol in de internationale gemeenschap, jullie waren gerespecteerde mensen met gevolg en consistentie. Dat is nu allemaal verloren gegaan.’
‘Jullie moeten leiders zijn, er is geen andere optie! Jullie lijden ook onder het lijden van de wereld, bijvoorbeeld met jullie migratieproblemen. De enige oplossing is om anderen te helpen.’
Wat werkt tussen zuidelijke landen beter dan tussen noord en zuid?
Feoli: ‘Er is empathie, een gelijk begrip tussen onze landen. We delen echt een manier van dingen doen. Ook spreken we dezelfde taal, niet Engels of Spaans, maar de taal van ervaren boeren. We richten ons dus op goedkope, simpele technologie, geschikt voor lokale omstandigheden. Van de oplossingen van techneuten van hoog niveau die door de Wereldbank en vergelijkbare instanties worden gestuurd, komt misschien maar 10% goed terecht.’
‘Dit is echt bottom-up,’ knikt Pronk tevreden. ‘De Wereldbank? Ongelofelijk, hoe weinig duurzaam die werkt! In Costa Rica, bijvoorbeeld, gaven ze gewoon het advies om bomen te rooien voor landbouwgrond. Terwijl de grond zo vatbaar is voor erosie! Ze zijn technocratisch en werken alleen op grote schaal. Ontwikkelingssamenwerking moet juist gerelateerd zijn aan de ervaring van mensen aan de grond.’
Feoli: ‘Het gaat om globaal denken en dan lokaal uitvoeren. Doordat de uitvoering door veel verschillende actoren wordt gedaan, blijft de invloed van politieke veranderingen klein en de eigen zeggenschap groot. Het is zaak om de juiste mensen te selecteren, die een open houding hebben, die bereid zijn zich open te stellen voor vernieuwing en een andere cultuur. We moeten elkaar als gelijken behandelen en in alles wederkerigheid verwachten. Dat is vaak niet het geval bij noord-zuid-relaties, daar komt meestal alles van één kant.’
Wat kan Nederland dan wel bijdragen?
Feoli: ‘Nadat Costa Rica Benin had geholpen bij het telen van ananassen, leverde dezelfde grond drie keer zoveel op. Er bleef genoeg over voor de markt. Vervolgens zijn er handelsrelaties aangegaan met de Rotterdamse haven, zodat deze producten nu in Europa kunnen worden verkocht.’
Jan Pronk: ‘Dit is een goed voorbeeld voor een noord-zuid-relatie: Nederland deelt niet haar geld, maar haar kennis en haar mogelijkheden. De Rotterdamse haven heeft een grote rol gespeeld en ook de bedrijven eromheen, om dit mogelijk te maken.’
Hoe nu verder?
Allemaal zouden ze graag zien dat het zuid-zuid project een vervolg vindt in samenwerking tussen andere landen. Pronk gaat verder: ‘Toen dit eenmaal goed ging, was het idee om de zuid-zuid samenwerking verder uit te breiden met nieuwe noordelijke en zuidelijke landen. Een klein programma is wel een voordeel, omdat je de dingen goed kan doen; maar het is ook een nadeel, want door de beperkte schaal heb je weinig bereik.’
Helaas is de uitbreiding tot nog toe niet gelukt door politieke tegenzin. Hoewel andere Europese landen zoals Zwitserland en Oostenrijk het een prachtig plan vonden, was de angst om zomaar ergens middenin te vallen groot. En Nederland zelf toonde geen interesse meer voor het project, klaarblijkelijk omdat de Nederlandse rol niet duidelijk naar voren kwam. Pronk ziet dat als een grote fout, niet alleen van het toenmalige parlement maar ook van zichzelf. ‘Nederland moet de kans grijpen om van zuidelijke landen te leren hoe ze ontwikkelingssamenwerking aanpakken. Maar dat wil Nederland niet. Nederland is arrogant en denkt dat het alles al weet! De Nederlanders stapten uit het verdrag tussen deze landen, omdat ze niet de consequenties wilden trekken uit hun eigen beleid. Ik heb gefaald ze te overtuigen van het nut van zuid-zuid-samenwerking.’
Feoli, tenslotte: ‘Het is fijn om na 6, 7 jaar weer terug te zijn in Wageningen en hier de vorderingen te bespreken. Hopelijk brengt dit toch mensen op een idee.’