
Vrijdagmiddagborrel: So you think you can help?
Iedere vrijdagmiddag laat hoofdredacteur Marc Broere de afgelopen week de revue passeren. Met vandaag een terugblik op het journalistieke project ‘So you think you can help? ’ dat vandaag officieel sluit.
Vanaf eind november heeft deze website in het teken gestaan van ‘So you think you can help?’, een samenwerkingsproject tussen Vice Versa en Cordaid. Het was onze bedoeling om een goed inhoudelijk debat over de toekomst van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid te voeren. Ik heb ervan genoten. De afgelopen dagen hebben we nog een fikse eindsprint ingezet met een opiniebijdrage van werkgeversbaas Bernard Wientjes en prikkelende interviews met Nanno Kleiterp (FMO) en ontwikkelingsdeskundige Jeroen de Lange.
We denken dat we met deze website een platform hebben gecreëerd, waarmee de ontwikkelingssamenwerking uit haar defensieve houding is gekomen en zich weer op een pro-actieve manier in het debat heeft gemengd. De poorten gingen open en er stroomden tientallen artikelen van hoog niveau binnen en er werd volop inhoudelijk gediscussieerd.
Vernieuwende ideeën
Een thema dat nadrukkelijk naar voren kwam in de discussie was die over de rol van ngo’s in het Nederlands ontwikkelingsbeleid. Er waren veel protesten tegen de bezuinigingen op het particuliere kanaal en directeuren van grote organisaties (zoals Manuela Monteiro van Hivos, Rene Grotenhuis van Cordaid en Jack van Ham van ICCO) waren niet mals in hun kritiek op deze bezuinigingen. Eensgezind wezen ze op het belang van ontwikkelingssamenwerking via ngo’s. Ontwikkeling is verandering, schreef Cordaid-directeur Rene Grotenhuis. En voor verandering heb je maatschappelijke organisaties nodig. Het is een illusie om te denken dat overheden en bedrijven dit doen.
Maar naast alle soms pittige kritiek op het beleid van staatssecretaris Ben Knapen, was er ook reflectie op het eigen functioneren van de sector en ruimte voor tal van vernieuwende ideeën. Ik denk bijvoorbeeld aan de verschillende bijdrages van Michel Groenenstijn, directeur van Be-More. Hij scheef een aantal interessante stukken over de toekomst van de ngo en wees ook op de mogelijkheden die de bezuinigingen bieden. Groenenstijn signaleert een nieuwe trend: zwermgedrag. Zet pioniers en vernieuwers bij elkaar en voer ze met een vraagstuk, een uitdaging. En dan zie je hoe je als sector of organisatie hetzelfde kan bereiken met maar 80,70 of 60 procent van je budget. ‘Het moment waarop je door bezuinigingen wordt gedwongen om te veranderen, is er een om met beide handen aan te grijpen’, aldus Groenenstijn. Hij is uitgenodigd om over twee weken bij Cordaid zijn plannen verder toe te lichten. Op deze manier wordt er geleerd van elkaar.
Ook moet ik denk aan het stuk van Marloes Tap. Zij bracht haar afstudeerscriptie aan de Radboudt Universiteit in de discussie. Tap had in Tanzania geconcludeerd dat zuidelijke ngo’s op een andere manier willen samenwerken met noordelijke ngo’s en niet meer afhankelijk willen zijn van financiering. Daarnaast heb ik interessante nieuwe initiatieven leren kennen, zoals BrandoutLoud. Dit is een organisatie die lokale ngo’s helpt met branding en een eigen communicatiestrategie. Allemaal ideeën dus om zuidelijke ngo’s minder afhankelijk te maken van noordelijke ngo’s en dus eigenlijk ook de grillen van de Nederlandse politiek. Dit lijkt me een interessant onderwerp om het komende jaar nog verder uit te diepen.
Kinderschoenen
Inhoudelijk was ook de discussie over de rol van het bedrijfsleven erg interessant.
Als geen ander weet het bedrijfsleven waar behoefte aan bestaat om het ondernemingsklimaat te verbeteren, schrijft staatssecretaris Knapen in zijn basisbrief. Daar waren veel mensen die meededen aan de discussie het absoluut niet mee eens. De evaluaties die zijn uitgevoerd over het bedrijfsleveninstrumentarium bieden geen garantie voor de daadwerkelijke ontwikkelingsrelevantie van de door Nederland gehanteerde bedrijfslevenprogramma’s zoals ORIO en PUM. In 2010 is er zelfs sprake geweest van een flinke onderbesteding van het bedrijfsleveninstrumentarium. Een van de redenen zou het ontbreken van goede ontwikkelingsrelevante voorstellen vanuit de Nederlandse private sector zijn.
Naast kritische vragen kwamen er ook interessante bijdrages, zoals die van Harm van Oudenhoven die wees op het gevaar van gesubsidieerde interventies. Of Yannick du Pont die schreef dat je je op de hele keten van het bedrijfsproces moet richten. Veel organisaties houden zich slechts bezig met 1 aspect; met capaciteitsopbouw of het verstrekken van leningen of technische ondersteuning. Maar een programma zou bij de complete levensduur van een bedrijf betrokken moeten zijn. Het debat over de rol van het bedrijfsleven is voor mijn gevoel een debat dat nog maar in de kinderschoenen staat en de komende jaren in belang zal toenemen.
Weerbaar maken
En dan waren er interessante bijdrages over de Global Common Goods. Frans Bieckmann, hoofdredacteur van het wetenschappelijke blad the Broker, vindt dat de discussie veel meer over een visie op buitenlands beleid moet gaan. Hij pleit voor een beleid dat zich richt op de global common goods en de wereldwijde ongelijkheid. Ontwikkelingsorganisaties moeten hun blik verruimen en naast werk in de armste landen gaan functioneren als mondiale sociale bewegingen die zich hard maken voor de zwaksten in het noorden en het zuiden. Als de twee WRR rapporten gevolgd worden zal het buitenlands beleid zich steeds meer gaan richten op wat we mondiale ontwikkeling noemen: het collectief vooruit helpen van de wereld als geheel.
De notie van grote schaarste en uitsluiting van mensen zou aan de basis moeten staan van een Nederlands beleid van duurzaamheid en eerlijkheid, vindt ook Harry Derksen van ICCO. Met positieve maatregelen om duurzaam beleid van overheden, bedrijven en anderen te stimuleren. En met negatieve maatregelen om een einde te maken aan het plegen van roofbouw op mensen en hun omgeving. En een beleid gericht op het weerbaar maken van arme mensen om zich te verzetten tegen deze praktijken.
Vol potentieel
En zo waren er nog veel meer discussielijnen, variërend van een ombudsman voor de sector (een idee van Janneke Juffermans) tot een heftig debat over de wijze van communiceren van de sector, aangejaagd door Roel van der Laar. De sector blijkt in ieder geval nog vol met sprankelende ideeën te zitten en dat is een hoopvol teken. Wij hopen van harte dat we hiermee hebben bijgedragen aan een sector met nieuw elan die weer uit de loopgraven is gekomen en met opgeheven hoofd het debat aangaat. Officieel sluit de discussie vandaag. Wij gaan nu op basis van de discussie een bijlage maken met hoogtepunten en die aanbieden aan staatssecretaris Knapen. Op welke manier dat gaat gebeuren, daarover houden we u op de hoogte. De bijlage verschijnt bij Vice Versa nummer 1 die rond 10 februari verschijnt.
Hoewel de discussie officieel gesloten is willen we met Vice Versa een belangrijk journalistiek platform blijven voor debat en nieuws over het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. Dus blijf gewoon komen met stukken en met reacties.
Rest mij nog om namens de hele redactie en onze medewerkers iedereen van harte te bedanken voor hun bijdrage aan de discussie.