
Interview met Nico Roozen (DEEL I): ‘Ontwikkeling begint bij marktontwikkeling’
Wat Nico Roozen, directeur van Solidaridad, betreft, wordt de rol van ontwikkelingsorganisaties een heel andere. Zij moeten zich richten op samenwerkingsverbanden met het bedrijfsleven om duurzame ontwikkeling te bewerkstelligen. Hij roept ontwikkelingsorganisaties en de milieubeweging op daar onmiddellijk mee te beginnen. Het momentum is daar: bedrijven wíllen duurzaam produceren om hun eigen continuïteit te waarborgen. Maar nog belangrijker: er is urgentie. Want als we zo doorgaan, klapt het wereldklimaat binnen 30 jaar uit elkaar. De transitie naar een duurzame economie moet met vereende kracht worden aangepakt. NGO’s schijnen dit echter nog niet te beseffen. En daar maakt Nico Roozen zich zorgen over. Deel I van een drieluik.
Onlangs heeft staatssecretaris Ben Knapen 100 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het Initiatief Duurzame Handel. Wat is uw reactie daarop?
‘Je moet altijd blij zijn met de eerste stap, dus ik begroet deze belangrijke beslissing.. Maar ik zie het nog maar als het begin van een meer serieuze samenwerking met het bedrijfsleven. 100 Miljoen euro voor vijf jaar is nog steeds een bescheiden bedrag, zeker als je dat afzet tegen MFSII waar nog steeds twee miljard euro voor uit wordt getrokken. Dat zijn in mijn ogen toch de wat meer traditionele vormen van ontwikkelingsamenwerking.’
U ziet eigenlijk meer heil in verbanden zoals het IDH dan in MFSII?
‘De uitkomsten van MFSII waren naar mijn mening ongewenste uitkomsten. Er zat een patroon in de afwijzigingen : de organisaties die teruggezet zijn, zijn organisaties die vernieuwende agenda’s hadden en samenwerkten met het bedrijfsleven, zoals PharmAccess, Aqua for All, Solidaridad, de Fair trade alliantie en ICCO. Dat zegt iets over de manier van beoordelen: dit is met de bril van sociale ontwikkeling gegaan en niet met een focus op duurzame economische ontwikkeling. Ik denk dat de uitkomst teleurstellend is tegen de achtergrond van de noodzaak van innovatie van de ontwikkelingssamenwerking.’
Wat is volgens u de innovatie van ontwikkelingssamenwerking?
‘Die heeft alles te maken met mijn analyse dat we echt een andere fase ingaan in de ontwikkelingsagenda. En die fase gaat over duurzame ontwikkeling en constructieve samenwerking met het bedrijfsleven. Heel lang hebben bedrijven duurzaamheid als maatschappelijke druk gezien en als een appèl dat van buitenaf kwam. Ze gingen er defensief mee om, of alleen maar in termen van reputatiebeschadiging. Maar de serieuze merken, zoals Douwe Egberts, Albert Heijn, Unilever, en Nestlé, hebben inmiddels begrepen dat duurzaamheid de randvoorwaarde is voor de eigen bedrijfsvoering. Er vindt op het moment een heel belangrijk omslagpunt plaats waarbij bedrijven bereid zijn echt met duurzaamheid aan de slag te gaan.
Vanwaar dat inzicht?
‘Dat heeft alles te maken met het feit dat er in 2050 negen miljoen mensen op de wereld leven die in toenemende mate koopkrachtige consumenten zijn. Vanuit die toegenomen vraag hebben we meer voedsel, veevoeders,vezels en biobrandstoffen nodig, terwijl we de bossen willen behouden. Dat kunnen we niet oplossen als we niet omschakelen naar slim en duurzaam landgebruik. We moeten méér produceren met minder: minder emissies, minder broeikasgassen, minder gebruik van pesticiden,minder water, minder energie . Het besef is er nu dat je op een andere manier moet produceren om de continuïteit van de business te waarborgen. Die duurzaamheidbeweging is nu gaande.’
‘Wat mij betreft wordt daarom de rol van NGO’s een hele andere. In het verleden ging het om naming and shaming. En nu worden bedrijven langzamerhand een serieuze partij om de transitie naar duurzame productie te bewerkstelligen.’
Die naming and shaming is volgens u niet meer nodig? Zijn alle bedrijven bereid tot duurzaamheid over te gaan?
‘Het zal zeker nodig zijn om het maatschappelijke debat over wat duurzaamheid is te blijven voeren en om de achterblijvers onder druk te zetten. Het is nooit zwart/wit: mijn stelling is niet dat campagnes niet nodig zijn, maar dat het zwaartepunt moet verschuiven van protest naar proposal: van alleen maar bekritiseren, gaan we naar constructieve voorstellen en een positieve attitude. We moeten dus niet meer de verandering bepleiten, maar die organiseren. Het probleem zit hem namelijk niet meer in het gebrek aan bereidheid, maar in het organiseren van de transitie. Ik maak me zorgen: bijna geen enkele NGO begrijpt dat we echt naar een hele andere verhouding met het bedrijfsleven moeten.’
Voor veel NGO’s is het kopje ‘duurzaamheid en bedrijfsleven’ een onderdeel van hun werk, maar niet meteen de focus.
‘Dat is nu juist het probleem: het heeft in het algemeen nog steeds lage prioriteit of het is maar één deelonderwerp. Terwijl juist nu het momentum er is: er is echt een paradigma shift gaande bij bedrijven. Zij willen de overstap maken. Tegelijkertijd is er ook urgentie. We hebben nog 30 jaar de tijd om dit te organiseren, anders klapt het wereldklimaat uit elkaar. Dit nieuwe inzicht, het “momentum of change”, de urgentie, brengen mij tot het gevoel dat we echt nú moeten innoveren. We moeten met voortvarendheid aan de slag om samen die ketens te verduurzamen.’
‘En dat gevoel zie ik nog bij bijna geen enkele andere organisatie terug. Oxfam Novib begint bijvoorbeeld weer met hun groene Sint campagne om supermarkten onder druk zetten om chocoladeletters gecertificeerd te krijgen, terwijl er al een akkoord op tafel ligt dat het percentage duurzame cacao heel erg omhoog gaat trekken. Dat geld had beter besteed kunnen worden aan een productenontwikkelingsprogramma. Het is mosterd na de maaltijd.’
Volgens u moet ontwikkelingshulp dus puur om economische ontwikkeling gaan?
Mijn stelling is dat ontwikkeling begint bij marktontwikkeling. Daar heb je drie dingen voor nodig: ten eerste good governance, goed openbaar bestuur; ten tweede een ontwikkelde samenleving met een krachtige civil society, met vakbewegingen, vrouwenorganisaties, milieuorganisaties, consumentenorganisaties, kritische pers en wetenschappelijke instellingen. Ten derde heb je maatschappelijk verantwoord ondernemen nodig. Alleen in de interactie tussen deze drie actoren ontstaat er een duurzame markt met maatschappelijk gewenste uitkomsten.
‘Maar het móet door marktontwikkeling gebeuren. Anders blijven ontwikkelingslanden afhankelijk van de witte geldstroom en de witte arts en dat levert uiteindelijk geen goede gezondheidszorg op, of goed onderwijs dat de lokale samenleving zelf kan financieren. De continuïteit is namelijk niet gewaarborgd: hulp stopt op een bepaald moment. Het gaat om handel, de toegang tot markten, tot kredieten tot investeringskapitaal. Ontwikkelingsorganisaties kunnen niet voor continuiteit zorgen.
Maar het zijn wel maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor de mensenrechten of de rechten van vrouwen.
‘Dat is belangrijk, maar je moet het wel koppelen aan de marktontwikkeling. Dat is de kern van het proces. We hebben de sociale ontwikkeling losgekoppeld van het vitale proces, namelijk marktontwikkeling. Alleen als je de strijd voor mensenrechten of de strijd van vrouwen die toegang moeten krijgen tot landrechten of het recht op het verkrijgen van een erfenis koppelt aan economische versterking, kan een verschil gemaakt worden. Maar niet als je dat geïsoleerd doet.’
Nico Roozen is directeur van Solidaridad, een ontwikkelingsorganisatie dat werkt aan duurzame productieketens. Solidaridad is aangesloten bij het Initiatief Duurzame Handel, een netwerk dat bedrijven, vakbonden, ontwikkelingsorganisaties, milieuorganisaties en de overheid samenbrengt om samen programma’s uit te voeren voor duurzame handel.
Morgen deel II van het interview met Nico Roozen. Hierin vertelt hij meer over de aanpak van het Initiatief Duurzame Handel en hoe uiteindelijk ook de allerarmsten van economische groei zullen profiteren.
Vrijdag deel III van het interview, waarin hij zijn mening geeft over het beleid van Knapen.