
Even voorstellen
De eerste dag van mijn stage bij een huisarts van de Regionale Gezondheids Dienst in Paramaribo, valt toevallig samen met mijn eigen verjaardag. Al vroeg in de ochtend ontmoet ik een prachtige nieuwe birthdaymate, want ook in Suriname worden kindjes op deze bijzondere dag geboren.
Na een telefoontje met de mededeling dat in de buurt een vrouw aan het bevallen is die niet meer naar het ziekenhuis kan daar het hoofdje al zichtbaar is, begeven wij ons naar het huis van de vrouw in kwestie. Daar aangekomen blijkt het kindje al geboren. Moeder in een plas met bloed op de grond, meisje via de navelstreng verbonden aan de placenta die nog moet komen. Gelukkig is het kindje goed, doet moeder het redelijk en komt de ambulance snel. Maar wat een andere start van leven dan dat van mij…
Dat begon precies 26 jaar geleden in de Amsterdamse Bijlmer. Niet thuis op de grond, bij een alleenstaande moeder die vanwege haar ‘mindervermogende’ status slechts marginale gezondheidszorg krijgt, maar als het product van de liefde tussen twee zorgzame ouders.
Ik weet niet precies hoeveel invloed mijn geboortegrond of Surinaamse & Afrikaanse basisschoolvriendinnetjes op de rest van mijn leven hebben gehad, maar feit is dat ik altijd, ook toen we later naar Leiden verhuisden waar ik het grootste deel van mijn jeugd heb doorgebracht, van ‘de tropische mens’ ben blijven houden. Mijn keuze om geneeskunde te gaan studeren was in eerste instantie dan ook om, hoe fout het ook klinkt, filantropische redenen: ik wilde tropenarts worden. Ik wilde mensen helpen die dat écht nodig hadden en ik was idealistisch, zoals jonge meisjes dat kunnen zijn.
Inmiddels ben ik er natuurlijk allang achter dat de wereld niet zo in elkaar zit als ik toen gedacht en gehoopt had. Maar vele deuken in mijn idealisme, een studie geneeskunde en medische antropologie later, moet ik toch tot de conclusie komen dat ik nog steeds heel veel van ‘de tropen’ hou. Ik weet dat het verschrikkelijk klinkt, dat er mensen zijn die nu een kalebas op mijn hoofd kapot willen slaan, die mij in een kakibroek rond een vuur Afrikaanse dansen zien uitvoeren, roepend dat ze zo geniet van het pure zweet terwijl er geen douche in de buurt is. Ik kan er niets aan doen, ik hou van de tropen. Ze blijven me boeien, inspireren, uitdagen en tot nadenken aanzetten. En langzaamaan is het cirkeltje dan toch weer rond geworden: als ik over een aantal maanden klaar ben met mijn geneeskunde studie wil ik de tropenopleiding gaan doen. Niet uit idealisme of filantropie, maar gewoon omdat dat het allerleukste is wat je kunt doen.
Om dezelfde reden was ik heel gelukkig toen bleek dat ik mijn oudste co-schap, de laatste stage die je doet in de geneeskundeopleiding, de final step in je vorming tot arts, in Paramaribo kan doen. Niet het keiharde tropenwerk natuurlijk in zo’n hoofdstad, maar wel een plek waar je werkt binnen een andere sociale en culturele context, een plek waar minder voorzieningen ter beschikking staan en, het leukste, waar je samenwerkt met mensen met een andere achtergrond. De komende maanden zal ik kennis maken met zowel het public health systeem als het ziekenhuiswezen van Suriname, door achtereenvolgens stage te lopen bij de Regionale Gezondheids Dienst, de afdeling interne geneeskunde in een middelgroot ziekenhuis en de medische zending in het binnenland.
Suriname…. Zodra ik vorige week, midden in de nacht, uit het vliegtuig stapte zag ik die prachtige tropen zoals ik ze al een tijd niet meer gezien had. Er lijkt dan ook iets niet te kloppen wanneer je ineens in het Nederlands tegen je hoort zeggen ‘goedenavond mevrouw, mag ik uw paspoort zien? Hoeveel geld wilt u wisselen? En waar moet u naar toe?’
Shit, zo Nederlands heb ik de tropen nog niet eerder gezien. Ongewild dringen zich allerlei ouderwetse koloniale beelden aan mijn gedachten op. Moet ik het nou normaal en vanzelfsprekend vinden dat de mensen op dit stukje aarde, zo ver van mijn eigen land verwijderd, dezelfde taal spreken als ik? Het voelt alsof ik daar niet aan zal gaan wennen. Zittend in het taxibusje dat mij komt ophalen om me naar Paramaribo te brengen, vergeet ik deze opgelaten gevoelens echter snel. Door het open raampje laat ik de Surinaamse nacht aan me voorbij glijden. Zelfs in het donker is te zien hoe groen en vruchtbaar het hier is. Het heeft net geregend en ruikt zo heerlijk: échte tropen.