
Weblog: Made in Cambodia
H&M schrijft op haar website dat het concern maar één ding wil: modieuze en kwalitatief goede kleding, tegen de beste prijs. Beste prijs voor wie? Vice Versa-redacteur André van der Stouwe ging op reportage in Cambodja.
Voor de laatste keer klikt de sluiter van mijn fotocamera open en dicht. Nog nadampend van de warmte en adrenaline steek ik slalommend de stoffige weg over. Aan alle kanten razen auto’s, vrachtwagens en vooral brommertjes voorbij. Pas in de door airco gekoelde bus, als ik op het kleine lcd-schermpje de laatste pakweg vijf minuten terugkijk, dringt tot me door wat zich net heeft afgespeeld.
Honderden jonge mensen, voornamelijk meisjes, worden als vee in kleine vrachtwagens gepropt. Staand wachten ze op de lange reis naar huis. ‘Sommigen moeten wel dertig kilomter rijden’, zegt Pheareak. ‘En morgen is het weer hetzelfde ritueel.’ Ze kan het weten, onze tolk. Tot enkele jaren geleden was ze zelf een van de vele jonge vrouwen die in de Cambodjaanse kledingfabrieken werken.
Niet slecht
De kledingindustrie biedt in Cambodja werk aan zo’n 400.000 jonge mannen en vrouwen. Voor een minimumloon van 50 dollar per maand knutselen ze onze H&M-hemdjes en C&A-broeken in elkaar.
Veel werknemers krijgen trouwens wel meer dan dat. Vaak werken ze namelijk voor stukloon. Hoe meer je produceert, hoe meer je verdient. Ik heb meiden gesproken die zo meer dan 100 dollar per maand verdienen.
‘Niet slecht, dat ligt ruim boven de armoedegrens,’ hoor ik iemand enkele dagen later zeggen. ‘Je moet ook bedenken dat in Cambodja een dollar veel meer waard is dan hier.’
Daar moet ik even over nadenken. Want op de letter genomen klopt dat misschien wel, maar het is maar de helft van het verhaal.
Iedere dag vrij
So Thearin, een 19-jarige Cambodjaanse, verdient dagelijks zo’n drie dollar in de fabriek (H&M, ZARA). Dat is dus maarliefst drie keer die vermaarde één dollar per dag. Maar daarvoor werkt ze wel zeven dagen per week, twaalf uur per dag. Als ze een dag vrij wil nemen, houdt het management zes dollar in op haar loon. Dat doet ze dan ook niet. Nou ja, deed ze niet, want toen ze in september deelnam aan een staking voor een hoger minimumloon werd ze de fabriek uitgebonjourd. Noodgedwongen is So Thearin nu dus iedere dag vrij.
Thuis zijn ze daar niet blij mee. So Thearin is leuk gezelschap, maar haar dagelijkse drie dollar worden node gemist. Nu houdt ze zich maar een beetje bezig met het huishouden.
Drie dollar per dag mag dan boven de armoedegrens liggen, in de Cambodjaanse kledingindustrie betekent dat op je negentiende wel een 84-urige werkweek. Bovendien zijn het juist deze mensen die de gevolgen van een economische crisis het meest voelen. Als de werkgelegenheid afneemt en de prijzen stijgen, is het met zo’n marginaal loon moeilijk om de klappen op te vangen.
Voorjaarscollectie
En er is nog iets aan die kledingindustrie dat wringt. Een voorbeeld van verstoorde wereldhandel, de schaduwzijde van globalisering én van ontwikkelingshulp. Eerder deze week uitte journalist Han Koch stevig kritiek op ‘foute hulp’, waaronder het doneren van voedsel en kleding aan ontwikkelingslanden. Dagelijkse praktijk in Cambodja. Je ziet er talloze tweedehands kledingwinkeltjes. Hier kopen meiden als So Thearin hun kleren, gedoneerd door westerse hulporganisaties. Enkele straten verderop verlaten vrachtwagens vol gloednieuwe t-shirts, broeken en truien de fabriek. Bestemming: Europa. Nog een paar jaar wachten en dan draagt So Thearin ook de H&M voorjaarscollectie van 2011. Made in Cambodia.