Medical Credit Fund wint prestigieuze prijs tijdens G-20 top

Genegeerd door de ambtenaren van MFS-2, maar gefeliciteerd door president Obama himself: de Nederlandse ontwikkelingsorganisatie Medical Credit Fund heeft tijdens de G-20 top in Seoul een prestigieuze prijs gewonnen voor de meest innovatieve ontwikkelingsorganisatie.

Ook al was Nederland zelf niet aanwezig tijdens de G-20 top, ons land stond toch even in de schijnwerpers. Uit handen van president Obama ontving de Nederlandse non-profit organisatie Medical Credit Fund (MCF), samen met een Amerikaanse en Duitse organisatie, de publieksprijs voor meest innovatieve ontwikkelingsorganisatie. MCF helpt Afrikaanse private zorgverleners, zoals kleine klinieken, artsen, vroedvrouwen en laboratoria, aan betaalbare leningen en geeft hen technische assistentie. Daarmee wil ze de effectiviteit en kwaliteit van de private gezondheidssector verbeteren.

Een fantastische waardering

Het publiek kon kiezen uit de 14 winnaars van de G-20 SME Finance Challenge, een competitie voor NGO’s die kleine bedrijven in ontwikkelingslanden helpen om toegang tot kapitaal te krijgen. De G-20 ziet deze vorm van ontwikkelingshulp als dé manier om banen en kansen te creëren. De financiële sector vindt het vaak te risicovol om in kleinere bedrijven te investeren. Daarom wil de G-20 initiatieven zoals dat van MCF stimuleren.

Door de Verenigde Staten, Canada, Korea en de Inter-American Development Bank is 528 Miljoen euro ter beschikking gesteld. De winnaars van het SME Finance Challenge en vergelijkbare initiatieven kunnen hiervoor een subsidieaanvraag indienen (een soort internationaal medefinancieringsstelsel dus).

Voor Medical Credit Fund is de prijs een extra grote opsteker, aangezien Pharm-Access Foundation, oprichter van MCF, niet door de subsidieaanvraag voor MFS-2 was gekomen. Monique Dolfing-Vogelenzang, directeur van het Medical Credit Fund, is dan ook erg blij met de prijs. ‘Het is natuurlijk een fantastische waardering. Het geeft aan dat we de goede weg hebben gekozen. Met de extra financiering die we krijgen, kunnen we onze operationaliteit op grote schaal uitbreiden.’

Wat is er zo vernieuwend aan jullie aanpak?

‘Wij richten ons specifiek op zorgverleners in de private sector in Afrika. Banken zijn heel terughoudend in het verstrekken van leningen, want ze zien dokters niet als ondernemers. Daarom heeft de private gezondheidszorg vrijwel geen toegang tot financiën, of ze krijgen alleen leningen tegen zeer hoge marktrentes. Dit is een groot knelpunt, maar krijgt weinig aandacht. Grote donoren richten zich vooral op de publieke sector. Op dit moment heeft onze organisatie een marktaandeel van 100%. In Afrika ben ik nog geen enkele organisatie tegengekomen die vergelijkbaar werk doet.’

Hoe gaan jullie precies  te werk?

‘Samen met de artsen maken we een businessplan. Vervolgens brengen we hen in contact met banken om een lening aan te vragen. Wij staan garant en zorgen zelf ook voor een deel van de financiering. Op die manier zijn banken veel sneller bereid om leningen te verschaffen en stellen ze minder strenge voorwaarden. Bedrijven krijgen bijvoorbeeld lagere rentepercentages en een langere terugbetaaltijd.’

Het MCF geeft niet zomaar leningen uit: de zorgverleners moeten aan kwaliteitseisen voldoen en financiering wordt direct gekoppeld aan prestaties.  Het MCF stelt een verbeterplan op en meet aan de hand van internationale standaarden de ontwikkeling van het kwaliteitsniveau. Naast het opstellen van een businessplan en het verstrekken van leningen geeft MCF ook technische assistentie om de medische kwaliteit van zorgverleners op het gebied van bijvoorbeeld hygiëne en service te verbeteren.

Monique Dolfing: ‘De eerste paar leningen hebben we al verstrekt. Vaak gaat het om heel praktische investeringen. De ene kliniek wil bijvoorbeeld een ambulance, de andere een echoapparaat, een derde een laboratorium. Soms heeft een pand simpelweg een lekkend dak. Op die manier willen de private zorgverleners betere en meer service verlenen en hun activiteiten verbreden, zodat mensen niet voor het ene testje naar de ene en voor de andere test weer naar een andere kliniek moeten.’

Hoe zoeken jullie je klinieken uit?

‘Wij zoeken ze niet zelf uit maar werken met lokale partners. Dit zijn vaak overkoepelende artsenorganisaties waar doktoren lid van zijn en waar ze bijvoorbeeld inhoudelijke training krijgen. Onze lokale partners bepalen dus de behoeftes en zijn onze ogen en oren. De artsenorganisaties oefenen tegelijk sociale druk uit: om niet voor hun collega’s onder te doen willen de artsen presteren en hun leningen terugbetalen.’

Is er ook kritiek van nationale overheden dat jullie ‘concurreren’ met de  publieke sector?

‘Ze juichen het juist steeds meer toe. De publieke markt is ontzettend overbelast. In Ghana kregen we bijvoorbeeld vanuit de regering zelf het verzoek om vroedvrouwen aan startkapitaal te helpen. Je kan het je bijna niet voorstellen, maar vrouwen bevallen daar in lokale ziekenhuizen op de grond en op de trap. Door ons werk, kunnen we aan de mensen die wel wat kunnen betalen goede private gezondheidszorg bieden. Op die manier hoeven er minder mensen naar publieke ziekenhuizen. Wij willen niet concurreren met de publieke sector, we willen die juist ontlasten.’

Gaan jullie niet voorbij aan de allerarmste mensen? Zij kunnen private klinieken niet betalen en moeten wel naar publieke ziekenhuizen.

‘In de klinieken waar wij werken, zijn het juist vaak de mensen met lage inkomens die we aantreffen. Zij kunnen zich niet veroorloven om de hele dag in een overvol ziekenhuis te wachten, omdat ze dan inkomen mislopen. En als wij artsen helpen om effectiever werken, kunnen ze tegen een goedkopere prijs betere service verlenen.’

Zou de gezondheidszorg in ontwikkelingslanden volgens u volledig geprivatiseerd moeten worden?

‘Er blijft altijd een taak voor de overheid. Ook in Nederland betaalt de overheid nog voor een groot deel mee aan de gezondheidszorg. Maar je kunt een model zoals wij dat hebben niet zomaar op een ander land toepassen. Je moet wel een functionerende overheid hebben, één die in staat is belasting te heffen en een nationaal systeem te organiseren. Als die er niet is, moet je doen wat je kunt om toch goede gezondheidszorg op poten te zetten.’

In een onderzoek beweren jullie dat schuldenverlichting en ontwikkelingshulp nauwelijks effect hebben op de gezondheidszorg. Wat zou u ontwikkelingsorganisaties willen adviseren? Zouden die zich ook op de private gezondheidszorg moeten richten?

‘In dat onderzoek hebben we dat inderdaad geconstateerd. Wij hebben aan de hand daarvan gekozen om ons op de private sector te richten, maar we zeggen niet dat je de publieke gezondheidszorg helemaal achter je moet laten. Iedereen werkt vanuit een bepaalde visie. Andere NGO’s doen ook heel goed werk gericht op verbetering van de publieke systemen en wij werken veel met hen samen.’

Vindt u het nu niet een beetje vreemd dat u nu zo’n prestigieuze prijs heeft gewonnen, maar niet door de MFS-2 heen bent gekomen?

‘Ik concentreer me liever op hoe het nu gaat. Knapen heeft ons ook gefeliciteerd en huldigt onze aanpak. Dat we er niet door zijn gekomen, zien we ook niet als een afwijzing van de kwaliteit van ons werk. We hebben inmiddels al veel gesprekken gehad met het ministerie dat ons wel degelijk wil ondersteunen. MFS-2 heeft nu eenmaal zo uitgepakt.’ Monique Dolfing koestert dan ook geen enkele wrok tegen het ministerie, integendeel: ‘Zonder de financiering van MFS-1 hadden we nu niet eens aan ons werk kunnen beginnen.’

Lees meer over het Medical Credit Fund op www.medicalcreditfund.org